Ik ben zo blij dat jouw achternichtje Nella me jouw adres heeft gegeven. Ik was het door de verhuizing kwijtgeraakt. Tot op de dag van vandaag is het me een raadsel waar mijn adressenboek is gebleven. Wie weet duikt het nog op als ik de laatste dozen uitpak.
De familie Visser
Neeltje Maria Visser. Ik ben altijd een beetje jaloers op mensen die meerdere namen kregen bij hun geboorte. Ik heet Jan en dat is alles. Mijn opa heette Jan en het leek mijn ouders goed om me naar hem te vernoemen. Jij bent geboren in Sliedrecht en ik in Arnhem. Je trouwde toen je 24 was met Marianus Johannes Hietberg. In Zutphen! Dat is de stad waar ik mijn jeugd heb doorgebracht! Vanaf drie maanden tot aan mijn 24ste. Wat een toeval!
Huwelijksakte Neeltje en Jan
Hebben jullie na het huwelijk bij jouw ouders in de Sprongstraat ingewoond? Die straat ken ik goed want ik heb wel eens koffie gedronken in Grandcafé Picknick; daar woonden jullie toch boven? Wij woonden tot aan mijn 14de in de Lintelostraat, daarna verhuisden we naar de Moesmate. Als we elkaar spreken, gaan we het in elk geval daarover hebben.
Nella liet me ook een foto zien waarop jij tussen je twee zussen Elisabeth en Geertje staat. Wat een schitterende hoed heb je daar op! Echt heel modieus! De man van Elisabeth, Hendrik Meijer ziet er wel stoer uit in het uniform van de buitenvaart. Was hij vaak maanden op zee? Hij heeft vast heel veel van de wereld gezien.
Nella gaf me ook een pakje met borduursels van jou. Weet je nog dat lapje uit 1907 met al die verschillende borduuroefeningen? En dat patroon voor een babyschoentje?
Ik heb het onder het kopieerapparaat gelegd en toen ik het uitknipte en aan elkaar plakte, stond er ineens een schattig schoentje op mijn tafel. Ik ben heel benieuwd of je het schoentje ook in het echt hebt gemaakt en voor wie.
Als we elkaar spreken hoop ik dat je me alles verteld over je leven. Je huwelijk met Marianus (noemde je hem Marinus, Mari, Rinus, Rien?) en zijn werk als winkelchef in Zutphen. Bij welke winkel werkte hij? Hoe was jouw leven met hem? Heb je zelf eigenlijk betaald werk gehad of was dat niet mogelijk of nodig in die tijd?
Ik ben gewoon benieuwd naar jouw leven. Geloof me, niet vanuit nieuwsgierigheid maar van oprechte interesse. Je achternichtje Nella liet me ook nog een borduurwerkje van haar zelf zien. In vergelijk met jouw fijne steekjes zie je dat het niet echt haar interesse had. Het is duidelijk: niet ieder meisje vindt handwerken leuk. Ze is later wel kunstenaar geworden. Niet zo vreemd want in haar lapje valt haar goed kleurgevoel wel op.
Ik hoop dat we snel wat kunnen afspreken. Dan kun je mij ook alles vragen over mijn leven. Dan laat ik je zien hoe een kopieerapparaat werkt.
Lieve groet van Jan
Noot van de schrijver
Mijn vriendin Nella Montfoort gaf me deze borduursels van haar oudtante. Ik ging meteen op zoek naar gegevens over Neeltje Maria Visser en ontdekte in verschillende archieven informatie over haar. Ze werd op 30 april 1892 geboren in Sliedrecht en was de middelste van drie zussen. Op 28 oktober 1914 trouwde ze met Marianus Johannes Hietberg (geboren 28 mei 1890 in Utrecht) in Zutphen waar ze ook hebben gewoond. Hoe lang ze daar in de Sprongstraat hebben gewoond heb ik niet kunnen ontdekken. Wel weet ik dat ze daarna verhuisd zijn naar Haarlem waar ze op 3 juli 1943 is overleden.
Haarlemsche Courant, 5 juli 1943
In de Haarlemsche Courant vond ik haar overlijdensadvertentie. Neeltje en haar man hebben geen kinderen gekregen. Marianus is overleden op 28 maart 1959.
Na al die zalen in Institut du monde arabe met prachtige kledingstukken ging de tentoonstelling verder met Suzani; dat is Perzisch voor handwerk of borduurkunst.
Suzani 19de eeuw
Een suzani is een grote lap, vaak katoen, die met zijden garens werd geborduurd. Die lap werd vaak door een plaatselijk wever of door de huisvrouw zelf gemaakt. De weefbreedte was 25-50 centimeter. Als er een lange lap geweven was, werd hij in een aantal strips geknipt en die banen werden weer los aan elkaar gezet met grove steken tot de afmeting van de uiteindelijke suzani. De tekenvrouw, de kalamkash, tekende er met zwarte inkt een patroon op.
Suzani, 19de eeuw
Daarna werd de lap weer uit elkaar gehaald en het borduren van de banen door een of meerdere vrouwen kon beginnen. Het zijden garen dat voor het borduren werd gebruikt, was al eerder gesponnen en daarna plantaardig geverfd. Als kleurstof dienden onder andere uienschillen, walnoten, moerbei, zoete kersen en henna.
Borduursel in kettingsteek; hier is de naad goed te zien
De kettingsteek is de meest voorkomende borduursteek voor dit soort borduursels. Men gebruikt er een gewone naald voor of een haaknaald. Je kunt het zien als een vorm van haken op stof waarbij de naald steeds door de stof prikt om de draad naar boven te halen. In dit filmpje zie je hoe dat gaat.
Als je HIER klikt kom je op de Ebay winkel van de familie uit de video.
Suzani 19de eeuw Detail met naad
Alleen vrouwen borduurden suzani, in tegenstelling tot het goudborduren dat een mannenaangelegenheid was. Tegenwoordig zijn er ook mannen die dit ambacht beoefenen, maar van oudsher was het vrouwenwerk. Alle werkstukken gingen als een bruidsschat over van de ene generatie naar de volgende. De suzani werden gebruikt als wandkleden, bedspreien, gordijnen en gebedskleden. Ze waren decoratief en functioneel; ze zorgden ook voor harmonie in het huwelijk en het gezin.
Suzani stijl Samarkand, 19de eeuwDetail, 19de eeuw
Globaal zijn er twee soorten stijlen van borduursels. In Samarkand werden veel lucht- en astrale elementen geborduurd; in Bukhara gaf men de voorkeur aan bloem- en plantmotieven uit de tuin van Eden.
Suzani stijl Bukhara, 19de eeuw Detail, 19de eeuw
Hoe meer suzani’s je had, hoe rijker je was en hoe meer aanzien je daardoor kreeg. Bedenk erbij dat het een paar jaar kon duren voor een grote suzani af was.
Hoe modern ziet deze 20ste eeuwse Suzani er uit!
Het was overweldigend voor me om op de tentoonstelling deze 19 en 20ste-eeuwse kleden te zien hangen. Fascinerend om te bedenken dat de elke steek met de hand is gezet en dat uiteindelijk het wonderschone stuk textiel een functie in huis kreeg.
Suzani, Boukhara 19de eeuw
Hoe prachtig is om te zien dat elke vrouw een andere hand van borduren heeft. Dat wordt duidelijk zichtbaar als na het borduren twee banen stof weer aan elkaar zijn gezet.
De schoonheid van imperfectie!
Het dessin loopt door, soms heel precies, soms net niet. Soms hebben twee borduursters een net andere kleur garen gebruikt. Van die imperfectie gaat een grote schoonheid uit.
Suzani, 20ste eeuw 1950
Vanuit de zaal met suzani’s liep ik naar de ruimte met de tapijten; ook die spelen een grote rol in cultuur van Oezbekistan.
Detail geknoopt tapijtGeweven tapijt vol symbolen
Er zijn vier verschillende vormen: geknoopt, geweven, geborduurd en gevilt.
Detail geborduurd tapijtGevilt tapijt
Naast de warmte die ze geven en de decoratie waarmee ze het huis versieren, zitten er in deze kleden ook eeuwenoude symbolen die huis en haard beschermen.
In de laatste ruimte van de expositie werd ik allereerst getrakteerd op schitterende sieraden. Traditioneel was het dat bij elke periode in een vrouwenleven verschillende sieraden hoorden. Hoe jonger je was, hoe uitbundiger de sieraden. Hoe meer sieraden je had, hoe meer status je kreeg.
De juwelen zijn gemaakt van zilver of een legering en ingelegd met halfedelstenen als koraal, parel of turkoois. Soms werd er ook gekleurd glas voor gebruikt.
Drie paranja’s stonden achter glas opgesteld: de Oezbeekse variant op de burqua. In de 19de eeuw waren moslimmeisjes en -vrouwen vanaf 10 jaar verplicht een paranja te dragen als ze naar buiten gingen. Hun hoofd ging schuil achter een sluier gemaakt van paardenhaar, de chachvan genoemd. De ‘jas zonder mouwen’ ging daarover heen zodat de vrouw geheel bedekt was. Hoe heftig moet het zijn geweest voor meisjes en vrouwen die niet aan de verplichting wilden voldoen en het toch moesten dragen.
Detail sluiting paranja
Natuurlijk waren de paranja’s op de expositie voor de hoge klasse, gemaakt van schitterend, glanzend brokaat geweven zijde en geborduurd met gouddraad. In de 20ste eeuw bleek dat vrouwen in stedelijke gebieden strenger waren in het dragen van de paranja dan vrouwen die in afgelegen gebieden woonden. Die gingen veel makkelijker om met de voorschriften. Paranja’s worden tegenwoordig niet meer gedragen.
De laatste zaal benam me even de adem: al die zijden en katoenen chapans in ikat en streepstoffen die daar hingen! Wat een rijkdom in kleur en dessin!
Schitterende voeringen en met geweven bandjes als afwerking. Hoe bijzonder moet het zijn geweest om door Samarkand te lopen en al die kleurrijke kleding tegen te komen op straat of op een feest bij de emir.
Ik heb er heel lang naar staan kijken.
Ikat, Atlas in het Oezbeeks, is een eeuwenoude techniek, oorspronkelijk afkomstig uit Indonesië. Via de zijderoute moet de techniek naar landen in Midden-Oosten zijn gekomen; ook in India is de techniek bekend en zelfs in Zuid-Amerika. Bij ikat-weven worden voor het weven begint delen van de kettingdraden en/of de inslagdraden afgebonden en daarna geverfd. Traditioneel met natuurlijke verfstoffen als indigo en granaatappel. In Oezbekistan worden alleen de kettingdraden geverfd en zijn de inslagdraden uni gekleurd. Tijdens het weven ontstaat het patroon op de stof.
Dit filmpje laat je het hele proces zien.
Naast de dure zijde-ikat en de nog duurdere zijde-fluweel-ikat werden en worden er ook ikat-weefsels in katoen gemaakt voor dagelijks gebruik. Katoen met zijde was ook een mogelijkheid.
Met deze techniek kunnen wonderschone, wervelende en complexe dessins worden geweven.
Een laatste blik op het schilderij At Shir-Dora van Nadezhda Kashima (1896-1977) uit 1928 voor ik de tentoonstelling uit liep.
Toen ik buiten stond en nog even naar de prachtige gevel van het instituut keek, had ik het gevoel dat ik in één middag een lange, aanlokkelijke en excellente textielreis door naar Oezbekistan had gemaakt. Wie weet kom ik er echt ooit in de toekomst.
Op 1 januari schreef ik op Facebook: ‘Is het gek dat ik op de eerste dag van het nieuwe jaar het gevoel kreeg dat ik de allermooiste textieltentoonstelling van dit jaar al heb gezien?’ Dat kan misschien niet waar zijn, maar tijdens het bekijken van de expositie ‘Sur les routes de Samarcande, Merveilles de soie et d’or’ in het Institut du monde arabe in Parijs kreeg ik sterk dat vermoeden. Omdat de tentoonstelling zo groot en bijzonder is, zal ik er twee artikelen over schrijven.
Samarkand, Boukhara en Khiva , steden in Oezbekistan, waren belangrijke handelsplaatsen op de zijderoute tussen China en Europa. Via die route werd Chinese zijde uit de steden Quanzhou en Guangzhou naar Europese steden als Venetië en Genua gebracht.
Het woord zijderoute roept vaak een romantisch beeld op van karavanen met kamelen en paarden die tassen dragen vol edelstenen, specerijen en lappen zijde. De realiteit was dat het jaren kon duren voordat de reizigers weer thuiskwamen, als hen dat al lukte met alle gevaren en ontberingen die ze moesten doorstaan: ziekte, rovers, hitte en uitputting. Overigens werd er niet alleen zijde vervoerd van oost naar west, maar ook lakwerk, keramiek, porselein, bont, specerijen, edelstenen, juwelen, gouden en zilveren voorwerpen, paarden en bont. Omgekeerd werden er vanuit het Middellandse zeegebied zeventien soorten textiel waaronder wandtapijten, Byzantijnse stoffen en glaswerk naar de schatkamers van de Chinese keizers vervoerd.
Marco Polo, de Venetiaanse handelaar en ontdekkingsreiziger reisde samen met zijn vader Niccolò en oom Maffeo tussen 1271 en 1295 naar landen als Perzië, China en Indië, in die tijd voor Europeanen onbekende gebieden. Na terugkeer schreef hij samen met romanschrijver Rustichello van Pisa over de landen die hij had bezocht zijn boek ‘Il Milione’, in het Nederlands vertaald als ‘De wonderen van de Oriënt’. In het boek beschrijft Marco Polo Samarkand als een nobele en grote stad met tuinen vol fruit in overvloed. Moslims en christenen leefden er tolerant samen.
De vader en oom van Marco Polo waren de eerste Europeanen die de stad Bukhara zagen. Zij vonden de stad met zijn hoge torens en moskeeën gedecoreerd met mozaïeken een juweel. Bukhara was een van de drukste handelscentra van zijde, porselein, ivoor, specerijen en producten die met de grootste artisticiteit en precisie waren gemaakt.
Emir Nasrullah Khan
De tentoonstelling in Parijs opent met een spectaculaire chapan van de emir Nasrullah Khan (1806-1860, regerend 1827-1860) in de buttador stijl.
Een chapan is een gevoerde, ruime (winter)jas voor mannen, gedragen over een aantal lagen onderkleding. Deze chapan is gemaakt van zijdefluweel met gouddraad en zijdeborduursel. De buttador stijl betekent dat niet alleen de randen maar alle delen van het kledingstuk zijn geborduurd met individuele en dezelfde herhalende motieven uit de planten- en bloemenwereld in een ritme als een schaakbord. Het was in die tijd een van de meest geliefde motieven voor de chapan.
De randen werden afgewerkt met geweven of geborduurde banden en de jas sloot met bandjes waaraan kwastje hingen. Vaak werd de chapan niet aangetrokken, maar los over de schouder gedragen.
Op het hoofd droegen de mannen, maar ook vrouwen en kinderen een muts van astrakan of een tyubiteika ook wel doppi genoemd; een met borduurwerk versierd mutsje.
Bij de chapan werden laarzen gedragen die ook vaak waren geborduurd. Dit alles natuurlijk niet voor de gewone man maar voor emirs.
Daukur stijl
Naast de buttador stijl waren er nog twee vormen van compositie van borduursels. De daukur, waarbij motieven alleen langs de randen van het kledingstuk geborduurd werden en de darkham waarbij het hele kledingstuk gevuld werd met een doorgaand en herhalend patroon.
Darkham stijl
Vaak werden bij de chapan met darkham-composities laarzen met hetzelfde of een vergelijkbaar patroon gemaakt.
Ook die waren natuurlijk op de tentoonstelling te zien.
Chapan voor de kroning van Emir Mohammed Alim Kahn, 19de eeuwDetail chapan hier boven
Ik moet je zeggen dat ik in de eerste zaal al verbijsterd was door wat ik zag. Die ontsteltenis werd nog groter toen ik de volgende ruimte inliep.
Chapan 18de en 19de eeeuw
Detail split met pompon
Goudborduursels in de meest fantastische glanzende chapans en boven de hoofden van de bezoekers hing een wolk van geborduurde mutsjes.
Goud, het symbool voor zonlicht, onsterfelijkheid en rijkdom was populair bij de aristocratie in die tijd. Ook in deze tijd staat goud voor rijkdom in bepaalde kringen, maar zijn de termen onsterfelijkheid en zonlicht niet meer van toepassing.
Goudborduren was een bezigheid voorbestemd voor mannen. Men geloofde dat de adem van vrouwen de glans en kwaliteit van het gouddraad zou verminderen. De meester goudborduurders, de zarzusi, vormden een gilde, de kasaba met hun eigen administratie, rituelen en regels.
Fluweel (bakhmal) was het materiaal waarop werd geborduurd. Vaak werd dat geïmporteerd uit Rusland, maar ook uit Frankrijk, Turkije, Iran, Syrië en India. Groen, rood, paars en blauw waren favoriete kleuren.
18de en 19de eeuwse chapans
Nadat het patroon op de stof was getekend, kon het borduren beginnen. Het garen was van zijde of katoen met daaromheen een dunne, vergulde zilveren draad. Het garen kwam meestal uit India, maar later ook uit Rusland. Om reliëf te krijgen, gebruikt men karton of stukjes leer die onder het borduursel werden geplaatst.
Rood, oranje en goud met links voor een chapan voor een kind.
Mandala’s op de achterkant, natuurlijk geborduurd met gouddraad
Ik stel me de lege lap voor, de materialen ernaast en dat je dan moet beginnen aan een meesterwerkstuk waarmee de emir blij moet zijn. De spanning van al die steken naast elkaar. Klopt alles wel als de jas in elkaar wordt gezet? Ook de voering moest natuurlijk allure uitstralen. En dan die perfecte afwerking met bandjes en kwastjes! Hoe bijzonder dat dit gemaakt is en dat het zo goed bewaard is gebleven.
In een vitrine apart hangt een talisman-jas uit de moslimwereld, gemaakt in de 20ste eeuw. Deze jas, gemaakt van stevige, licht gewaxte katoen beschermt de drager tegen agressie, ziektes en het boze oog.
Op delen van de panden en mouwen zijn soera’s uit de Koran geborduurd.
Naast al die schoonheden is er ook aandacht voor de dauri: de met gouddraad geborduurde paardendeken die onder het zadel werd geplaatst.
Zijden franje en kwastjes aan de onderkant. Het moet van een grote schoonheid zijn geweest om een man in een schitterende chapan te zien rijden op een prachtig ‘aangekleed’ paard.
Drie zijden schoonheden in adembenemende kleuren
En vrouwen dan, hoor ik je denken. Ook van hen was er kleding te zien, hoewel in mindere mate. Er waren strenge regels wat vrouwen op bepaalde leeftijden moesten dragen. Qua kleuren was het voor jonge meisjes rood en boven de dertig was het groen en blauw. kaltacha
ikat
kyVanaf je veertigste was het oker en bruinachtige tinten en zachte kleuren als je oud was.
Een prachtige kaltacha, een jurk voor vrouwen uit 1880, was samengesteld uit delen van een gebruikte, geborduurde mannen-chapan, gecombineerd met fluweel en aan de binnenkant gevoerd met een zijden ikat stof. Ook toen deed men al aan recycling; zo’n kostbaar stuk geborduurd textiel werd natuurlijk niet weggedaan. Over ikat schrijf ik meer in deel twee.
Mijn favorieten waren de twee jurken kuylaken en ichkuylak, die over elkaar werden gedragen op een broek.
Hoe prachtig en modern ziet het er uit met die geborduurde cirkels en de schitterend geborduurde randen.
Spectaculair vond ik ook de zijden ikat kaltacha, eind 19de eeuw, met roze onderdelen.
Aan de kleuren is te zien dat deze gedragen is door een jonge vrouw.
Een laatste schoonheid voor dit artikel
Mijn camera maakte overuren en na het bezoek was mijn telefoon bijna leeg. In het volgende artikel ga ik verder met de beschrijving van de tentoonstelling. Na al deze schitterende kledingstukken waren er nog zoveel meer textielschoonheden te zien!
Mocht je meer willen weten over de techniek klik dan op deze link.
In de bijlage Tijdgeest van Trouw las ik een uitgebreid artikel over de illustrator van kinderboeken en schrijfster van kinderversjes Rie Cramer (1887 – 1977). Achter de wat zoete tekeningen die ze maakte, ging een uitgesproken vrijgevochten vrouw schuil. Een vrouw die voor zichzelf en haar carrière koos en dat was niet gebruikelijk in haar tijd. Behalve tekeningen voor haar eigen boeken en boeken van andere auteurs ontwierp ze ook logo’s, illustraties voor reclames en omslagen voor programmaboekjes.
Van de kinderboeken die ze illustreerde, is ook het ABC-boek bekend. De eerste druk dateert uit 1936. Haar ABC staat nog steeds in menig boekenkast te wachten om voorgelezen te worden. Je kent misschien de volgende regels:
A is een Aapje
dat stak daar een handje
Zo maar in ’t zakje
met kaakjes van Jantje
B is de Bakker
die heeft voor zijn ruiten
Broodjes en bollen
en brosse beschuiten
C is Charlotje
Die kreeg van haar Maatje
Twee cocoskransjes
En één chocolaatje
Tot de laatste letter van het alfabet:
Z is klein Zusje
die gaat naar haar bed
Geeft nog een zoentje
en uit is de pret
De A in de bijzondere ABC-boek
Van het boek zijn verschillende uitvoeringen gemaakt. Veel kinderen, die nu volwassen zijn, hebben op deze manier de letters van het alfabet geleerd. Op 8 augustus 2018 vond in het Rijksmuseum een schenking plaats van een bijzondere uitvoering van het ABC-boek. Het is een boek dat niet van papier is gemaakt maar van stof en dat een bijzondere geschiedenis met zich meedraagt.
Jaren geleden was ik bij vriendin Pem Hagers in Deventer op bezoek en ze vertelde me het verhaal dat bij dat ABC-boek hoort. In 1939, een jaar voor de tweede wereldoorlog begon, werd Pemmy, zoals ze werd genoemd, geboren in het toenmalige Nederlands Indië. In mei 1942 moest zij samen met haar moeder en zus Jos naar het Japans interneringskamp Brastagi op Noord Sumatra, 60 kilometer ten zuiden van Medan aan het Toba-meer. De kampleiding was Nederlands; in eerste instantie was er genoeg voedsel. Dat veranderde toen medio 1943 de Japanners de leiding overnamen. Eten werd schaars en de situatie in het kamp werd steeds dreigender voor de gevangenen. Pem vertelde dat er vaak nauwelijks eten was, maar als kind accepteer je zoiets soms eerder dan volwassenen.
In haar latere leven besefte ze hoe moeilijk het kampleven is geweest. Hoe overleef je in zo’n heftige situatie? Hoe houd je je staande bij de dreiging om gestraft of gedood te worden? Hoe ga je om met honger, pijn en verdriet en met de vraag of je er ooit levend uitkomt?
Met borduurgaren vastgezette maiskorrels werden gebruikt om brood te suggereren
Een school beginnen voor de kinderen werd niet getolereerd. Toch werd er stiekem lesgegeven door moeders met onderwijservaring op de avonden na het werk. De kinderen moesten goed en zinvol bezig worden gehouden. Lesboeken waren er natuurlijk niet, maar ergens in het geheim en goed verstopt in de barak was het ABC-boek van Rie Cramer. Misschien verborgen onder een matras of in een kussensloop.
De Franse knoopjes borduursteek geeft reliëf aan het geitje en de bomen
Textiel was schaars; als iets kapot ging, werd het hersteld door er een lapje stof op te naaien. Omdat de vrouwen afvielen, moesten kledingstukken worden aangepast. Bij die aanpassingen kwamen kleine lapjes stof en garens vrij. Vijf centimeter van een naad of zoom. Al die lapjes werden goed bewaard; je kon nooit weten of je ze ooit nog nodig zou hebben.
Op de zonnige dag dat Pem vijf jaar werd, kreeg ze als cadeau een boek dat speciaal voor haar was gemaakt: het ABC van Rie Cramer met beelden gemaakt van restjes stof.
De vrolijke verjaardagstaart
Voor de ondergrond waren rijstzakken gebruikt. Veel vrouwen in de barak hadden eraan meegewerkt. Alle pagina’s zijn gemaakt door verschillende vrouwen.
Kleine gefestoneerde lapjes vormen de teddybeer
De moeder van Pem, Miesje Hagers-Aalbersberg, had de regie over het geheel en tekende de figuren. Als ze over het resultaat niet tevreden was, veranderde ze het. Alles gebeurde in het geheim wanneer de kinderen sliepen.
Liesje heet Liekje
Hoe spannend moet dan zijn geweest; als het ontdekt zou worden, kwamen er sancties. Daar is moed en doorzettingsvermogen voor nodig.
Koude oostenwind in een tropisch klimaat
Het boek is met een grote liefde gemaakt; ik vind het van een grote schoonheid en ontroering. Bedenk dat er een flinke beperking in materialen was en dat alles steek voor steek is gemaakt door handen die steeds magerder werden door ondervoeding.
Dit alles en nog meer zit in al die pagina’s verborgen. Voor mij gaat dit boek ook over de kracht van positief zijn in een wereld die negatief en dreigend is. De liefde en het plezier om het gezamenlijk te maken, was vast ook een grote motor om het optimisme erin te houden.
Pem heeft nooit met het boek mogen spelen; wel herinnerde ze zich dat haar moeder verhaaltjes uit het boek vertelde. Het ABC werd zorgvuldig op een veilige plek bewaard; het ging mee toen de familie uit het kamp werd bevrijd en naar Nederland vertrok. Door die zorgvuldigheid heeft het boek weinig te lijden gehad. Later kreeg Pem het boek in haar bezit en werd het voor haar duidelijker dat het boek echt voor haar was gemaakt.
Max en zijn twee honden
Ik herinner me de eerste keer dat ik bij Pem thuis het boek zag. Het verhaal erachter raakte me diep. Nog nooit was ik zo dichtbij de verschrikkingen van een jappenkamp geweest en ik stelde me de vrouwen voor die steek voor steek dit werk hebben gemaakt.
Schaatsen in de tropen
Met Pem had ik een gesprek over wat ze moest doen met zo’n bijzonder boek. Ze vond dat het een goede bestemming moest krijgen na haar dood. Aan een aantal musea bood ze het aan, maar er was weinig interesse. Merkwaardig vond ik dat omdat het zo’n bijzonder object is.
Het Rijksmuseum had er gelukkig wel belangstelling voor. De presentatie in het museum vond plaats op 19 mei 2022. Er is nog even sprake geweest om een facsimile van het boek uit geven, maar dat is tot nu toe helaas niet doorgegaan. Het ABC-boek is nu officieel opgenomen in de collectie van het Rijksmuseum; het is te zien in een vitrine op de afdeling 20ste eeuw in zaal 3.1.
Haar werk zag ik voor het eerst op de Art Brut Biennale 2018 in Hengelo. Een wand vol wonderlijke poppen van textiel en een heftig geborduurd communiejurkje.
Ik vond ze heel bijzonder en ik werd direct nieuwsgierig naar de Franse Mariette die ze had gemaakt.
We kregen contact en ooit hoopte ik haar te ontmoeten en rond te kijken in haar eigen museum in Saint-Laurent-du-Pont, ergens in de Isère, tussen de vlakte van Guiers en het massief van Chartreuse.
Op een zonnige dag in de zomer van 2021 reden we erheen en parkeerden de auto onder het gebouw waarin haar eigen museum is gevestigd: La Maison de Mariette, ontworpen door haar man Bernard.
We belden aan en daar was direct de lach en het contact. Mijn Frans is niet goed, Jos kan het beter en Mariette sprak alleen Frans, maar dit bleek geen probleem als je openstaat naar elkaar en textiel een verbindende factor is.
‘Kijk rustig rond,’ zei ze. Dat deden we en vol verbazing verdwenen we in de hallucinerend mooie wereld van Mariette. Daar waren de poppen weer. Geen lieve poppen, wel sprookjespoppen die pijn doen en een eigen schoonheid uitstralen.
Poppen die je wat willen vertellen. ‘Poupées en mal d’enfantement’ noemt Mariette ze, letterlijk vertaald ‘poppen in pijn/smart van bevalling’.
Ze zijn gemaakt van allerlei soorten textiel in verschillende groottes en vormen.
Veel bruidswit en doopwit als symbool van onschuld, maar ook series in zwart en grijs. Hoofden van klei of papier.
Ze hangen aan muren, liggen op tafels, staan onder stolpen of zitten in dozen.
Met of zonder hoofd, soms met een klein hoofd op een buik.
Er zijn poppen met armen op vreemde plekken, poppen met lange, dunne, omwikkelde benen.
Hun lijven met garen ingerold; driftig gemaakte steken moeten alles bij elkaar houden.
Kleine, witte, keramieken baby’s zijn ingebakerd met stof of met draden die onschuld uitstralen.
In een vogelkooi hangen witte babyschoentjes. Aan veel poppen hangt een klein label met een Romeins cijfer.
Er zijn veel verwijzingen naar de katholieke kerk: kruisjes met Jezus, scapuliers met Mariahoofden, kralen van rozenkransen.
Religieuze symboliek als hulp om staande te blijven? Ik zag in al dat werk de pijnlijkheid van het leven gevangen in textiel. Maar ik voelde ook dat verdriet een enorme motor kan zijn om iets te maken.
In de kleine catalogus over haar poppen vertelt Mariette het volgende: ‘Ik heb drie kinderen van wie ik houd, maar ik realiseerde me dat het me frustreerde dat ik hun geboorte niet had gezien, niet had meegemaakt. Ik moest deze pijn, dit gemis, dit groot onbehagen uiten. Op een dag, in februari 2005, besloot ik om 700 poppen te maken als therapie, een uitweg uit de noodzakelijke rouw. Dus ik maak deze poppen, ik werk er hard aan, en als ik klaar ben, kan ik rustig verder. Hun gemeenschappelijke thema is religie, spiritualiteit, vrouwelijke seksualiteit, magie. Sommige poppen lijden aan geboorteziekte, de pijn van de geboorte.’
Mariette komt, zoals ze zelf zegt in een film over haar, uit een gezin waar liefde volop aanwezig was. Een artistieke familie met een vader die kunstenaar was en een moeder die creativiteit stimuleerde. Ze is de derde op een rij van vijf zussen en ze groeide daardoor op in een wereld van vrouwen. Er werd veel met poppen gespeeld.
Hun moeder breide poppentruien en naaide poppenkleding. Nog steeds is haar moeder voor Mariette een voorbeeld.
Ze is ook op veel plekken in het museum zichtbaar.
Mariette heeft zich als autodidact ontwikkeld tot een kunstenaar die verschillende disciplines gebruikt. Naast het maken van poppen tekent en schildert ze, maakt ze kleine en grote objecten, tekent ze bij gedichten van Rainer Maria Rilke en Emily Dickinson, en maakt ze daarvan bibliofiele boeken in een kleine oplage.
Haar materiaal vindt ze op rommelmarkten, in kringloopwinkels of tijdens vide-grenier-verkopen. Ze is gespitst op materialen waar een geschiedenis inzit. Afbeeldingen van monsters en andere mythologische wezens, van huiveringwekkende helden en kinderlijk vrome heiligen, van tirannen en madonna’s. Met die vondsten stelt ze haar werk samen en maakt ze een eigen verhaal.
In haar atelier liggen al die materialen keurig gesorteerd in lades en kasten en er liggen creaties die afgemaakt moeten worden.
Natuurlijk kochten we werk van haar dat nu in ons huis een plek heeft gevonden.
Ik vond het een bijzondere ontmoeting met een zachtaardige en tegelijkertijd krachtige vrouw die uniek werk maakt, soms teder en liefdevol, soms scherp en schrijnend, van een aangrijpende, sprookjesachtige zeggingskracht.
Afgelopen zondag bezocht ik voor het eerst het Van Eesteren Museum in Amsterdam West.
Vijf minuten lopen vanaf tramhalte Sloterpark aan de Sloterplas. Vreemd dat ik daar nog nooit ben geweest! Naast veel informatief materiaal over de architect en stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren (1897-1988) is er tot en met 17 april de tentoonstelling ‘100.000 bomen en een bos van draad’ te zien van textielkunstenaar Sara Vrugt.
Ik ken haar werk onder andere van de geborduurde stoelzittingen in de Oude Kerk in Amsterdam. Daar zit ik graag op tijdens de Silence-concerten op de eerste vrijdag van de maand om acht uur ’s morgens. De prozatekst van Anna Enquist van 118 woorden op de zittingen van 118 kerkstoelen levert door een wisselende samenstelling steeds een ander ‘verhaal’ op.
Het bomenkunstwerk van Sara Vrugt is tot stand gekomen met hulp van meer dan duizend handen die duizenden blaadjes en bijzondere vogels borduurden. Zorg om het milieu was de belangrijkste reden om dit project te starten. Door donaties is er nu al veel geld opgehaald om in Nederland en in Afrika meer dan 100.000 bomen te planten. Een echt bos dus in samenwerking met TreeSisters en het IVN.
Tijdens vele borduursessies in het hele land vertelden bezoekers elkaar verhalen over de natuur en borduurden ze bomen, blaadjes en vogels. Hun verhalen worden hoorbaar in het kunstwerk, hun borduursels zichtbaar.
Ik heb er ook aan meegedaan, een aantal blaadjes geborduurd, niet in een life-sessie maar thuis. Over die borduurbijeenkomsten had ik gehoord; ik wist de data hier in Amsterdam maar het kwam er jammer genoeg niet van om erheen te gaan.
Bij binnenkomst in het museum zie je het meteen: een spiraal van zwarte stof, vol geborduurd met blaadjes in alle kleuren van de seizoenen. Een uitnodigend woud dat je binnen kunt lopen en waarin je kunt verdwijnen.
Twee roodborstjes bij de ingang en boomwortels van teksten heten je welkom.
Ik liep er in en was meteen verrukt.
Van de kleuren van de garens
die de vier seizoenen vertegenwoordigen.
Van alle verschillende steken op al die blaadjes, en ergens hangen mijn geborduurde blaadjes.
Van de draadjes aan de achterkant van de borduursels.
Van al die verschillende vogels die er vliegen of staan.
Het kunstwerk gaat nog geëxposeerd worden op verschillende plekken in Nederland. Ga er heen als je in de buurt bent. Op de internetsite van 100.000 bomen is de informatie te vinden.
Aan het einde van de tour zullen er in de zoom zaadjes van planten en bomen verwerkt worden. Dan gaat het geborduurde bos tentoongesteld worden in de tuin van museum Belvédère in Heerenveen. In de loop van de tijd zal het doek vergaan, gaan de zaden ontkiemen en zal er een echt bos ontstaan.
Natuurlijk kocht ik de publicatie en een zakje met boomzaden.
Sara Vrugt, volg haar op Facebook en Instagram. Komende zomer gaat ze samen met Leidenaars het project ‘Van Kade tot Zelfkant’ uitvoeren. Een oude traditionele Leidse stof wordt daarvoor weer geproduceerd. Lees haar website waarop nog meer prachtige projecten staan.
De catalogus van de tentoonstelling ‘Haute Bordure’ (Geborduurde kleding en accessoires in Nederland 1620-2020) heb ik al maanden in huis. Tot voor kort was de tentoonstelling helaas niet te zien. Corona hield de deuren van het Fries Museum in Leeuwarden een half jaar dicht. Afgelopen zaterdag gingen alle musea in Nederland gelukkig weer open. Maandag gingen we dus naar Leeuwarden. Natuurlijk laat ik in dit blog niet alles zien, want dan is de verrassing eraf als je erheen gaat. Daarom veel detailfoto’s en af en toe een kledingstuk in zijn geheel.
De mooi uitgevoerde catalogus en het informatieboekje met het campagnebeeld
Borduren, ik heb er al vaker over geschreven op dit blog. Je hebt er alleen naald en garen, een lapje stof en wat kennis van borduursteken voor nodig. De tentoonstelling neemt je mee in de geschiedenis van het borduren. Als presentatiebeeld voor de tentoonstelling is gekozen voor een jongeman die een jas van Dries van Noten draagt uit de zomercollectie van 2015.
Viktor & Rolf, First Couture Collection 1998
De tentoonstelling is opgebouwd rond een aantal thema’s: Pronken, Luxe, Techniek, Patroon, Wit op Wit, Mode en Royalty. In de werkelijkheid van de zalen is er overlap en lopen die thema’s nog al eens door elkaar. Als binnenkomer zie je bij Pronken een geborduurde jurk van Viktor en Rolf uit hun eerste First Couture Collection. Cirkels van goudkleurige pailletten en kraaltjes zijn op een grijze zijden jas geborduurd. De jas is nog in het ‘maakstadium’, dat is te zien aan de niet afgewerkte bovenkant en aan het onaffe borduurwerk dat nog in de borduurring zit en zo een soort sieraad wordt. Het is een verwijzing naar de bewerkelijkheid van het borduren en je kunt er ook enige spot in ontdekken.
Zijdeborduursel op een zijden herenjas en vest. Waarschijnlijk geborduurd door mannen.
In de zaal over Luxe valt mijn oog direct op een mooi zijden herenpak uit de 18de eeuw, vol geborduurd met bloemen en bladeren. De mouwen zijn wat naar achter geplaatst, zodat de borst naar voren wordt geduwd. Macho’s waren het, de mannen die deze pakken droegen.
Feestelijke bloemen uit verschillende seizoenen op de onderkant van een rok
Ook vrouwen waren dol op flora; op de rand van een katoenen rok uit circa 1750 zijn met wol veel bloemen uit verschillende seizoenen geborduurd. Niet helemaal duidelijk is of zo’n rok als onderrok werd gebruikt of bij een informeel feest werd gedragen, of bij een wandeling in een bloementuin.
Beeldschone bruidshandschoenen van leer, zijde, gouddraad, bouillondraad, parels en pailletten. Wat een feest zal het zijn geweest om deze aan te hebben.
Deze prachtige bruidshandschoenen (1636-1637) kreeg Cornelia Fagel (1619-1693) bij haar verloving met Nicolaas ten Hove met wie ze trouwde op 15 februari 1673. Handschoenen hadden een symbolische betekenis en een grote waarde in die tijd. Een bruidsschat zou je ze kunnen noemen. Ze zitten vol symboliek; de anjer staat voor liefde en huwelijk, de aardbei voor verleiding en sensualiteit en het viooltje voor nederigheid en het verlies van maagdelijkheid.
Mosaic Dress van Karim Adduchi uit de collectie ‘She has 99 names’ 2017
De zijden Mosaic dress van Karim Adduchi uit 2017 is gemaakt door kleermaker Najif Nasif uit Syrië, ontwerpster en borduurster Julia Ivanova uit Rusland, door de borduursters Simret Tsaedu uit Eritrea en Darifa Benhadhoum en Diana Riana uit Marokko. Een inclusief en wereldwijd kledingstuk! Uitgaande van de mozaïeken op fonteinen in Marokko ontstond het werk. Doordat elke borduurster een eigen handschrift heeft, zijn in het borduurwerk kleine onregelmatigheden te zien die de jurk een extra levendigheid geven.
Een kraplap vol geborduurd met merklapmotieven uit 1798Met zijde geborduurde bloemen op damesschoenen uit 1740-1760Winde Rienstra, Houten kraag met kruissteekborduursel uit de collectie Ithaka, 2012
In de zaal Techniek zijn verschillende borduurtechnieken te vinden op krap of kroplappen, schoenen, tassen en een verrassende geborduurde houten kraag van modeontwerpster Winde Rienstra.
Rijglijf uit Marken 1950Twee rijglijven uit Marken. Links 19de eeuw en rechts het bruidsrijglijf ook uit de 19de eeuw
Vervolgens is er de Patroonzaal met verhalen over de tentoongestelde kleding, zoals de rijglijven van Marken. Op een zo’n rijglijf zijn bloemen geborduurd met fel gekleurd garen. Op het achterpand van een ander rijglijf zie je zeven geborduurde rozen. Dit rijglijf is maar een keer gedragen: op de trouwdag; daarna wordt het nooit meer gedragen.
Blouse van Titia Henriëtte Wille-Vermaat gemaakt van een oud laken geborduurd met dik katoenen garen (1940-1945)
Er zijn ook twee blouses te zien die zijn gemaakt in de Tweede Wereldoorlog. De schaarste van toen vroeg om creativiteit en inventiviteit. Een blouse gemaakt van een oud laken werd versierd met een bont patroon van geborduurde bloemen met garen dat niet op de bon was. Zo zag je er als jonge vrouw toch bijzonder uit. Een blouse met zo’n verhaal roept bij mij ontroering op.
Ingrijpsteek, platsteek, steelsteek en Frans knoopje op een vermaakte japon uit 1825-1838Linnen herenvest uit de 18de eeuwEen serie van drie tipdoeken gedragen op zijden jurken en jak uit de 17de en 18de eeuw
Wit op wit is het thema van de volgende zaal. Van doopjurk tot zakdoek, van japon tot een herenvest, en wat te denken van de prachtige tipdoeken die vrouwen in de 18de eeuw droegen om hun decolleté te bedekken. De achterkant zal veel bekeken zijn door de achterbuurvrouw als ze in de kerk zaten.
Zwart borduursel op een meisjesjurkje in neteldoek. Rouwkleding is niet alleen voor volwassenen (1915-1925)
Van een ontroerende schoonheid vond ik het rouwjurkje (1915-1925) van een jong meisje. Zwarte linten en een bloemmotief zijn op de onderkant geborduurd. Voor kinderen bestond rouwkleding in die tijd uit wit met zwarte borduursels; volwassenen gingen geheel in het zwart gekleed. Voor zo’n meisje moet het heel wat zijn geweest om zo je verlies te laten zien aan de buitenwereld.
Voliminieuze heupen voor in jurken die gedragen werden in het tweede helft van de 18de eeuw. Ook jonge meisje moesten hier aan geloven.
De grote zaal staat in het teken van Mode door de eeuwen heen. Heel mooi, maar ook een toevallige ontmoeting van hoogtepunten. Een robe à la Française voor een volwassene staat naast een uitvoering voor een jong meisje (1740-1746). Bij de rok was een briefje toegevoegd waarop stond dat Magdalena van Reyen deze kleurrijke bloemen op de rok borduurde toen ze in Delft bij juffouw Jacob naar school ging. Jammer dat het briefje niet te zien is.
Avondjurk uit de collectie ‘Forget your troubles’ (2012) van Edwin Oudshoorn Couture
Bekende namen zoals uit het verleden de modeontwerpers Dick Holthaus en Frans Govers ontbreken niet. Van de modeontwerpers van nu vond ik het driedimensionale borduurwerk op de avondjurk van Edwin Oudshoorn van een grote schoonheid en inventiviteit.
Detail van de jurk uit de collectie ‘8 Pieces’ (2014) van Claes Iversen
De jurk van Claes Iversen is geborduurd met pailletten, kralen en strass stenen, die hij combineerde met metalen ringetjes, schroefogen en duimen, sleutels en schaartjes die te vinden zijn op de bouwmarkt. Wonderlijk en spannend.
Een elegant wollen jasje geborduurd met zijde uit 1910. Tijdloos en elegant
Een beeldschoon jasje met borduurwerk ontworpen door siersmid Hendrik Jan Winkelman in 1910 en geborduurd door zijn vrouw Maria Winkelman-Sanders. Het doet denken aan de glas-in-loodramen in de stijl van de Amsterdamse School.
Met de hand zijn duizenden kleine kraaltjes en strass steentjes op deze feestelijke jurk gezet
Mooi is ook de japon uit 1923-1924 van zijde en linnen waarop een Egyptisch patroon in kraaltjes is geborduurd dat associaties oproept aan de ontdekking van de grafkamer van Toetanchamon. Ik zie de jurk al dansen op een feest.
De tentoonstelling eindigt met jurken gedragen door de drie koninginnen van vroeger en door de koningin van nu. Mag natuurlijk als publiekstrekker niet ontbreken, maar voor mij hoeft het niet. Zo’n grote rol spelen de Oranjes nou ook weer niet in de borduurwereld.
’Haute Bordure’ is zeker een tentoonstelling waar je heen moet gaan als je geïnteresseerd bent in borduren. Toch wringt er iets bij me. Het campagnebeeld van de jongeman in zijn geborduurde outfit van Dries van Noten gaf me hoop dat er meer mannenkleding te zien zou zijn. Natuurlijk zijn er de zijden mannenpakken uit de 18de eeuw, maar was er echt niet meer te vinden in de herenmode van jonge ontwerpers van nu? De expositie legt nu veel accent op de vrouw en geeft daarmee de indruk dat borduren vooral bij vrouwen hoort en dat mannen in die wereld een uitzondering zijn.
Brutaal borduurwerk op de Dutch flag anti suit (2015) van Bas Kosters
En dan, waar is het brutale aspect van het borduren? Borduren op kleding kan ook verzet zijn. Of agressie. De tentoonstelling is mooi en braaf. Bekend terrein voor mensen die iets van textiel en mode weten. Er worden geen nieuw verhalen verteld, geen nieuwe verbindingen gelegd die jongeren zouden kunnen aanspreken. Ik denk bijvoorbeeld aan Bas Kosters die in zijn werk borduren op een andere manier inzet. Dat zijn misschien niet de uitgangspunten geweest voor deze tentoonstelling, maar ik mis de uitingen die borduren iets van nu maken. Dat had ik liever gezien dan het commerciële cliché Gucci jeans jack met borduursels dat een fortuin kost.
De Indiase zijden sari die van moeder op dochter ging. Gekocht in Calcutta in 1998
Was er nu alleen maar dat vest uit Perzië te vinden en de sari met kantha borduurwerk uit India? Sinds eeuwen wonen er in Nederland mensen van veel verschillende nationaliteiten. Daar zijn, ook op borduurgebied, prachtige voorbeelden van te vinden. Wat te denken van de producten die de vrouwen van Ateliers Wereldwijven in Dordrecht maken? Ruim 85 vrouwen met wortels in alle hoeken van de wereld – van Irak, Iran, Marokko en Turkije, tot Somalië, Burundi en de Antillen en uit Nederland zijn daarbij aangesloten. Ze leren er de Nederlandse taal en maken ambachtelijke producten voor de verkoop waarbij borduren ook een onderdeel is. Een prachtig initiatief dat voor verbinding zorgt. In deze tentoonstelling hadden die een geweldige plek kunnen krijgen om zo hun invloed te laten zien in de borduurwereld van nu. De expositie is erg ‘wit’, en dan bedoel ik niet het wit op wit borduursel.
Waar zijn de borduurders/sters van nu?
Kralenborduurwerk op zijden organza van Monique van MunsterKort jasje met goudkleurige, rechthoekige pailletten van Saskia ter Welle
Het prachtige werk van Monique van Munster en Saskia ter Welle? Twee vrouwen die cursussen Haute couture borduren geven, het vak levend houden en studenten hebben die nieuwe moderne borduursels ontwikkelen?
Annewil Ravensbergen, eindcollectie ‘I like big dots and cannot lie’ Artez 2016
Een aantal jaren geleden studeerde een ex-leerling van me af bij Artez in Arnhem. De collectie van Annewil Ravensbergen was vol geborduurd met moderne pailletten van plexiglas.
Waar is het werk van Golden Joinery, een niet commercieel collectief dat met gouddraad werkt en zo kapotte kleding rijker maakt? Ze geven regelmatig workshops waarbij je oude kledingstukken een nieuw leven geeft.
Met wat zoeken hadden die een mooie plaats kunnen krijgen in de tentoonstelling als het onderdeel ‘Borduren nu’.
En als slot, wie waren die mannen en die vrouwen die al dit prachtigs hebben gemaakt? Hoe was en is hun sociale status? Zijn ze normaal betaald of werden ze uitgebuit? In de catalogus staat dat er meer onderzoek naar gedaan moet worden. Dat er al patroonboeken zijn sinds de 16de eeuw, maar dat er nog veel te onderzoeken is. Was zo’n boek niet te lenen uit een of ander museum? Zijn, met wat zoeken, de namen van de borduursters van nu niet te vinden? Of op zijn minst het atelier in India waar Dries van Noten zijn borduursels laat uitvoeren?
Waarom staan wel de namen van de borduursters van de Mosaic jurk van Karim Adduchi in de catalogus en niet op het bordje bij de jurk zelf? Dat is een gemiste kans om het publiek dat de catalogus niet mee naar huis neemt te laten zien dat nieuwkomers vanuit hun achtergrond veel kennis en ervaring bijdragen aan de Nederlandse cultuur.
Om dit gemis van al die anonieme namen van de makers van die prachtige kledingstukken en accessoires wat goed te maken, zou het een mooi idee geweest zijn om de tentoonstelling aan hen op te dragen.
Kringloopwinkels, ik ben er dol op. Vooral de Emmaüs-vestigingen in Frankrijk zijn favoriet tijdens onze vakanties. Zodra ik een huis heb geboekt, kijk ik waar de eerste de beste Emmaüs in de omgeving is en wat de openingstijden zijn. Voor de komende zomervakantie maak ik nu al een lijst.
Het lichtblauwe servies dat niet meeging. Zou het er nog staan komende zomer?
Alle Emmaüs-vestigingen zijn anders. Soms ongeorganiseerd en rommelig, soms heel helder ingericht. De kringloopwinkel in Vierzon bijvoorbeeld is perfect voor oude serviezen. De winkel ziet er zeer gestileerd uit; de vrouw die op de servies- en meubelafdeling werkt, vertelde dat ze veel plezier beleeft aan het inrichten. Ze vult oude kasten met prachtige serviezen, ze dekt tafels rijkelijk met schalen vol bonte dessins. Op speciale planken zet ze handgedraaide kommen uit de jaren zeventig, in een keukenkast stapelt ze witte puddingvormen op. Vorig jaar werd ik verliefd op een lichtblauw servies waarbij ze een klein, pastelkleurig schilderij had gezet van een vaas met bloemen. Het servies ging helaas niet mee. De auto raakte al vol en we moesten nog verder in onze Tour de France. We zouden nog meer kringloopwinkels bezoeken en wie weet vonden we daar ook nog schatten die mee naar huis moesten.
Links een kleine dameszakdoek, rechts een grote linnen herenzakdoek
Meer nog dan naar serviezen ben ik op zoek naar damasten tafellakens, servetten, zakdoeken en linnen lakens, het liefst met geborduurde monogrammen. Wonderlijk die geborduurde letters waarvan je nooit te weten zal komen welke namen erachter zitten. Bij de opvoeding van jonge meisjes in de 18de eeuw was monogrammen leren borduren belangrijk. Vanaf de puberteit werkte je aan je aan de ‘linnenuitzet’ die je meenam als je ging trouwen: een houten kist vol linnen lakens, tafelkleden en zakdoeken om trots op te zijn. In de 19de eeuw kwamen er nog servetten, theedoeken en schorten bij en dan was de bruidsschat compleet. Een rijk gevulde kist met textiel voor jaren huwelijk.
Witte damasten servetten met moderne monogrammen uit de 2oste eeuwWitte damasten servetten met klassiek geborduurde monogrammen vol krullen
Wie borduurde dat alles zo precies? Alle letters perfect hetzelfde op het tafellaken en de twaalf servetten. Werkte elke vrouw zelf aan haar eigen uitzet of werd het gedaan door een borduurster die er haar beroep van had gemaakt? Adellijke families namen vaak een borduurster in dienst die het linnen voorzag van prachtige monogrammen. Dat ze daarvoor niet rijk betaald werd, moge duidelijk zijn. Borduren en uitbuiting, het zou een mooi onderzoek zijn naar de sociale status van deze borduurvrouwen.
Damasten handdoeken met monogrammen in verschillende borduurtechniekenEen bijzondere borduurtechniek die op doorweven lijktKruissteek borduursel
De monogrammen hadden ook nog een andere functie. Bij het wassen van al dat linnen in wasserijen kon je het linnen bij elkaar houden en werd er nooit een vergissing gemaakt bij het terugbrengen naar de families. Heel praktisch dus.
Damasten servetten met in rood geborduurde monogrammen
Ik vraag me vaak af bij welke vrouw (of man), bij welke familie het textiel al die jaren in de linnenkast heeft gelegen. Misschien nooit gebruikt of alleen op hoogtijdagen, en na gebruik zorgvuldig gewassen, gestreken en opgeruimd. Om uiteindelijk in de kringloopwinkel te belanden waar een man uit Amsterdam het koopt en die het nu in zijn kast heeft liggen. Was er niemand in de familie die het wou hebben bij het opruimen na het overlijden? Als aandenken aan die oma of moeder die er zo zuinig op was? Onbegrijpelijk, maar misschien heeft niet iedereen een liefde voor textiel zoals ik. Het is de geschiedenis die nooit bekend zal worden die me zo raakt. Dat heeft iets treurigs, ook omdat alles met zoveel aandacht is gemaakt. Aan de andere kant kan ik zeggen dat ik erg geniet van mijn aanwinsten en er zorgvuldig mee omga. Wat is er heerlijker dan met vrienden aan een mooi gedekte tafel te eten? Dan bedank ik stilletjes degene die dit prachtigs heeft gemaakt.
Vrolijk geruit tafellaken met in het midden een monogram
Al die monogrammen kunnen enorm verschillen. Soms wit op wit borduursel, vaak rood in verschillende tinten. Andere kleuren ben ik in Frankrijk nog niet tegengekomen op witte tafellakens, servetten en theedoeken. Wel kocht ik vorig jaar een stel vrolijk gekleurde geruite tafellakens waarop in kleur monogrammen waren geborduurd die passen bij de kleurstelling.
Zacht linnen laken met een rand van open naaiwerk en de letters ML (Marcel en Louise?)Grof geweven linnen laken in banen aan elkaar gestikt. Zouden de letters van Ferdinand en Jacques kunnen zijn of van Fabienne en Jeannette?
De linnen lakens die ik verzamel, hebben randen met borduursels, monogrammen en open naaiwerk. Ze zijn lang; de bovenkant werd omgeslagen en zo werd de trots van de vrouw (en misschien ook van de man?) zichtbaar. De lakens die ik heb, verschillen in kwaliteit, van heel fijn linnen tot wat grover, maar allemaal zijn ze versierd met meesterlijke monogrammen. Ook de lakens zijn gemaakt voor de uitzet, zodat je tijdens de huwelijksnacht en vele nachten daarna onder prachtige lakens lag.
Linnen laken, waarschijnlijk nooit gebruikt. Ooit hoop ik een laken te vinden met de letters J J zodat we het gevoel zouden krijgen dat die speciaal voor ons geborduurd zijn.
Wij slapen er elke zomer onder en ik moet zeggen dat liggen onder een fraai linnen laken heel rijk voelt. Maar net als bij het tafellinnen weet ik ook evenmin wie het heeft geborduurd.
Wat ik wel weet, is dat er tijdschriften waren vol patronen met monogrammen, speciaal ontworpen om een piekfijne uitzet te maken. Ik kocht en kreeg er een aantal.
Borduurkranten uit Lyon. Links uit 1962, rechts uit 1951
Hele alfabetten staan erin. Met kleermakers-carbonpapier (ook wel kalkeer-papier) werden de letters op de stof overgenomen. Dan kon het borduren beginnen; er werd met verschillende steken gewerkt. De bladen hebben schitterende Franse namen zoals ‘Le Journal des Brodeuses – journal professionnel de broderie’ en ‘La Broderie Lyonnaise – Journal de Broderies pour Trousseaux’. Deze twee tijdschriften komen uit Lyon, de stad die belangrijk was voor beroeps-borduursters en waar veel borduur-ateliers waren.
Uit La Broderie Lyonnaise, 1 April 1951, 53ste jaargang nummer 1070
Naast letters staan er ook andere borduurtekeningen in: bloemen, vogels, jachttaferelen en zelfs een Mickey Mouse, voor op kleedjes, servetten en kleding.
Jachttaferelen om te borduren voor keukentextiel. Ongeschikt voor vegetariërs. La Broderie Lyonnaise, 1 augustus 1956
Mickey Mouse voor op een servet. La Broderie Lyonnaise, 1 december 1959
‘LaBroderie Lyonnaise’, eigenlijk meer een krant, kwam voor het eerst maandelijks uit in 1898; in 1967 kreeg het een gekleurd omslag. Hoe lang het daarna nog bestaan heeft, is niet duidelijk. Ik vermoed dat monogrammen borduren niet veel meer werd gedaan in die tijd. Het huwelijk kwam in een ander daglicht te staan en vrouwenemancipatie werd belangrijk. Borduren hoorde daar niet bij, laat staan een uitzet maken.
Slaap lekker. La Broderie Lyonnaise, 1 oktober 1962
‘Le Journal des Brodeuses’ kwam voor het eerst uit in 1915 en stopte in 1973. Vanaf 2018 kwam het weer uit als een kwartaaltijdschrift. Of het nu nog bestaat, heb ik niet kunnen achterhalen op hun Facebookpagina.
Patroon voor op een kinderlaken. Le Journal des Brodeuses, 1 februari 1962
Hoeveel vrouwen hebben patronen uit de borduurkranten geborduurd? Hoeveel plezier hebben ze eraan gehad om het nieuwe nummer te bekijken? Om patronen te kiezen voor een tafellaken speciaal voor Kerst of Pasen? Om trots te zijn op de geborduurde lakens waar ze met hun geliefde onder lagen? Herinneringen vol liefde – en misschien ook met ergernis als het niet lukte om de letters identiek geborduurd te krijgen.
Elf servetten met de letters CM. Een servet is duidelijk witter geworden door de was.
Vorig jaar vond ik een serie van elf kleine servetten (zouden het er twaalf geweest zijn?) waarop de letters CM waren geborduurd in gevarieerde kleuren en met een geborduurde rand rondom. Hoe oud ze zijn, weet ik niet. Ik schat zo jaren vijftig of zestig van de vorige eeuw. De letters zijn redelijk hetzelfde, maar de randen hebben grote verschillen.
Grote verschillen in de lengte van de steken. Toch is het een mooi geheel.
Van smal tot breed en van gelijk tot uiteenlopend. Hoe is dat zo gegaan? Ik stel me voor dat het eerste borduursel wat onregelmatig was, dat de borduurster geen zin had om het uit te halen en dat haar werk naarmate de serie vorderde er steeds netter uit kwam te zien. Ontroerend vind ik het in ieder geval, ik stel me voor dat Claudine en Michel aan tafel zaten met familie en dat er toch met bewondering naar haar borduurwerk werd gekeken. Misschien was Claudine niet zo’n ster in handwerken en was dit toch het trotse bewijs van haar doorzettingsvermogen. Hele verhalen bedenk ik bij dit soort textiel.
Ondertussen ben ik klaar met het borduren van mijn letterlap, mijn Danish Schoolhouse Sampler. Of ik ooit aan een geborduurde uitzet begin, is de vraag. Uiteindelijk ben ik al getrouwd en puilt mijn kast vol linnen uit.
Letters en borduren, daar heb ik al jaren wat mee. In dit blog laat ik een aantal van mijn letterborduurwerken zien.
Samen met vier andere kunstenaars uit Deventer organiseerden we onder de naam ‘Tour de Cuisine’ theatrale avonden. We kookten voor honderd gasten en presenteerden het diner op een kunstzinnige manier. Voor de avond in 1990 was de Nederlandse identiteit het uitgangspunt; daarmee staken we ook de draak. We bliezen het Deventer ‘College der Smulpapen anno 1592’ nieuw leven in. Dit college heeft daadwerkelijk bestaan en was een groep die in 1592 het stadsbestuur bekritiseerde en bespotte. Ik borduurde op witte overhemden in rood-blauwe kruissteken het nieuwe logo van het college. We droegen een rood geverfde houten lepel als stropdas en geruite bakkersbroeken.
Op uitnodiging voor een tentoonstelling over handwerktechnieken in het toenmalige Tassenmuseum Hendrickje in Amstelveen borduurde ik samen met vriendin/kunstenaar Evelien Verkerk de ‘Tas van Dirk’ en een kleine versie met de naam ‘Dirkje’. Dagen kruissteken borduren in rood en roze en de streepjescode in zwart en wit DMC garen. Na de tentoonstelling werden de twee tassen aangekocht door de Firma van den Broek. In een speciaal daarvoor gemaakte vitrine hangen ze in de hal van het hoofdkantoor in Hoofddorp.
Grote tas: 174.520 kruissteken / ca. 440 uur borduren. Kleine tas: 43.630 kruissteken / ca. 110 uur borduren.Foto: Ewout Staartjes
Voor de begrafenis van mijn man Bram Borgo op 6 april 2013 borduurde ik samen met vriendinnen de letters STILTE in rood garen op meer dan honderd witte zakdoeken. Bram koos dit woord omdat hij zo naar de stilte verlangde. Boven het woord printte ik een foto van Bram, gemaakt door fotograaf Gerard Dubois. Bij binnenkomst in de aula kreeg iedereen een zakdoek aangereikt als herinnering aan die bijzondere man.
Dichterscafé Eijlders in Amsterdam vroeg in 2014 aan een groep dichters om een gedicht van henzelf op een beeldende manier te presenteren. Jos van Hest was een van die dichters. Ik borduurde op twee witte herenoverhemden op het zakje ter hoogte van het hart met rood garen twee gedichten van Jos. Ze gingen niet alleen over onze relatie, maar ook over de handeling van het borduren. Ingelijst hebben de hemden daar een maand gehangen. We hadden ze vaak kunnen verkopen maar dat wilden we niet omdat het over ons ging en we elkaar pas kort daarvoor hadden leren kennen.
Een aantal malen organiseerden we bij ons thuis een diner voor tien gasten. We nodigden een groep vrienden uit die elkaar niet goed kennen. Champagne bij binnenkomst en daarna samen eten aan een lange en mooi gedekte tafel. Elkaar leren kennen en over het leven praten was het thema. Bij een van die diners maakte ik uit oude damasten tafellakens vrolijke servetten met de namen van de gasten erop geborduurd. Die werden ook gebruikt om de tafelschikking te maken waarbij de regel was: stellen uit elkaar. Natuurlijk mocht iedereen het eigen servet mee naar huis nemen. Zodra het weer kan, gaan we weer diners organiseren; niets is fijner dan met vrienden te eten aan een feestelijk gedekte tafel en zo het leven te vieren.
In Soest deden Jos en ik mee aan een tentoonstelling met miniaturen van 10 bij 10 cm als uitgangspunt. Ik borduurde in grijs garen op oude en wat versleten Franse zakdoeken een gedicht van Jos. De functie van de zakdoek en de tekst kwamen bij elkaar. Opgevouwen kwamen ze in een lijst. Ze hangen nu aan de wand in mijn werkkamer.
Twee geborduurde servetten kreeg schrijver/dichter Willem van Toorn voor zijn 80ste verjaardag van ons. Een voor hem en de andere voor zijn vrouw Ineke Holzhaus. De tekst is van Jos en de feestletters zijn ook door hem bedacht; de omgekeerde N is een bewuste keuze. De servetten zijn gewoon te gebruiken, wassen op maximaal 95 graden. Ik weet niet of Willem en Ineke ze al gewassen hebben. Wel weet ik dat ze lang op hun tafel hebben gelegen en dat ze ervan genoten.
‘De Onschuldigen’ (2017) Samen met Evelien Verkerk borduurde ik 120 witte zakdoeken met daarop de 420 plaatsnamen en data van aanslagen in de wereld sinds de aanslag op de Twin Towers. Zwart garen als symbool voor veel slachtoffers en verschillende tinten grijs voor minder slachtoffers. Het werk gaat over terrorisme, onschuld en troost en verdriet. De witte zakdoek is daar het symbool van. De tentoonstelling was een maand te zien in de HeArtgallery in Hengelo. We kregen er lovende en ontroerende reacties op.
Op 10 november 2017 trouwde ik met Jos in het geheim. Voor ons twee, de vier getuigen en de trouwambtenaar borduurde ik op ongebruikte Franse linnen zakdoeken uit de jaren vijftig de tekst ‘Altijd’. Niemand gebruikte die zakdoek want een aardige ambtenaar van de gemeente deelde papieren tissues uit toen de tranen vloeiden.
Voor het diner ’s avonds in Esther’s Cookery waren er voor iedereen antieke Franse damasten servetten met de datum, onze namen, de naam voor wie het servet was, en de regel ‘Voor jouw Lieve Lippen’.
Een jaar later gaven we ons trouwfeest in het Het Rijk van de Keizer in Amsterdam. Alle gasten dachten dat we op die dag zouden trouwen. We hielpen ze op een hilarische manier uit die droom maar deden wel de ringenceremonie in het bijzijn van al onze vrienden. Daarna een groot diner voor meer dan honderd gasten. Voor ieder van hen borduurde ik in allerlei kleuren borduurgaren een servet met onze namen en datum. Ze lagen op hen te wachten op de mooi gedekte tafels. Aan het einde van de avond mocht iedereen het servet mee naar huis nemen als herinnering.
Ik houd van borduren en zeker ook van letters borduren. Maar het mooist vind ik om toepasselijke letters, woorden, regels te borduren die een verband aangaan met de functie van het textiel object: een hemd, een zakdoek, een servet.
Loret Karman ken ik sinds een jaar of acht. Ze verft de meest speciale garens in een schitterende caleidoscoop van kleuren. Van het zachtste roze tot het felste blauw, van grasgroen tot goudgeel. Zeg een kleur en ze heeft hem in allerlei variaties gemaakt. Daarom noem ik haar de ongekroonde KleurenKoningin van Nederland. Ik ontmoette haar voor het eerst in het Van Goghmuseum. Daar gaf ze een bijzondere rondleiding over de garens die Vincent van Gogh in zijn verfkist had.
Foto: Van Goghmuseum
Die garens gebruikte hij om te kijken of de combinatie van die kleuren goed zouden werken bij het schilderen. Ik herinner me dat ik langs zijn schilderijen liep met kleurige bolletjes wol om mijn vingers op zoek naar kleuren die overeen kwamen met die garens.
Het was een kijkervaring die me is bijgebleven. Daarna kocht ik het garenpakket ‘Dutch Pallettes’, speciaal door haar geverfd naar aanleiding van het doosje van Van Gogh.
Daar kijk ik tot nu toe met veel plezier naar; ooit ga ik er misschien wat van maken.
Loret geeft vanuit haar bedrijf ‘De Amsterdamse Steek’ workshops en cursussen over garen verven en breitechnieken. Via die site verkoopt ze allerlei gerelateerde producten. Haar garens hebben een gelaagdheid die je nooit tegenkomt bij commercieel geproduceerde garens. Dat heeft te maken met haar jarenlange ervaring in het verven van garens en met haar nieuwsgierigheid en precisie om tot de juiste kleur te komen.
Ook komt er kleurgevoel aan te pas en inzicht in scheikunde, pigmenten, verhoudingen en het soort garen dat je wilt verven. Zelf is Loret opgeleid door Miep Spée, een grootheid in batik en in verven van garens. Van haar leerde ze het vak heel grondig.
Het standaardwerk over batik geschreven door Miep Sprée
Een paar weken geleden nam ik wat garens van Loret mee voor mijn derdejaarsstudenten. Het leek me goed dat ze die zouden zien en gebruiken bij hun experimenteel breien. Natuurlijk sprak ik over haar werk; snel werd er geregeld dat ze een dag les in garen verven zou geven. We spraken af een palet van 43 kleuren te maken; een deel daarvan zou in een stalenboek gaan en het andere deel zouden we gebruiken om experimenteel mee te borduren.
Al die tinten!
Ter voorbereiding haalde ik veel verschillende garens bij Loret op. Strengen merino met zijde, sokkenwol met wat nylon, wol met een glitterdraadje, alpaca, handgesponnen wol uit Estland en nog meer zachte schoonheid. Elf verschillende luxe soorten van heel dun tot dik. Van die garens maakten we samen kleine strengen. Een deel van die strengen werden 43 bundels waar alle elf soorten garens inzaten. De rest van het garen werd gebundeld tot strengen voor een vervolgexperiment.
Strengen van verschillende soorten garens
Afgelopen dinsdag kwam Loret naar school met een grote koffer, gevuld met prachtige voorbeelden van garens en producten. Zo waren er spectaculaire verfexperimenten toegepast in breiwerk en had ze garens geverfd voor een variatie op het traditionele ‘Volendammer dasje’ in de wintercollectie 2017/2018 ‘Zwart’ van de Belgische modeontwerper Walter Van Beirendonck.
Links het originele Volendammer dasje en rechts de variatie gemaakt met garens van Loret Karman
Ze vertelde een helder verhaal over de geschiedenis van handververijen in Nederland door de eeuwen heen. In het verleden blonk Nederland uit door het groot aantal ververijen die hoge kwaliteit leverden. Ze waren beroemd in de hele wereld en er werd gevochten om de recepten. De grondstoffen die nodig waren om te verven werden weggehaald uit de koloniën. Dat was geen schone handel maar uitbuiting van de plaatselijke bevolking. Het woord kolonialisme is hier op zijn plaats. In de loop van de eeuwen verdween het ambachtelijke verven uit Nederland, aan handel was meer te verdienen dan aan productie.
Zes basiskleuren waar 43 kleuren gemaakt zouden worden
Loret gaf een heldere technische uitleg over het verven van garens. Termen als ‘verzadiging’, ‘zure verf’ en ‘eiwitrijke garens’ werden verklaard. Zes verschillende kleurpigmenten kwamen op tafel met mooie namen als Brilliant Yellow, Blood Red en Extreme Blue. Ze vertelde over het recept om al die verschillende kleuren te maken. Niet moeilijk en voor iedereen te begrijpen, als je er maar met je hoofd bij bleef. Het uitgangspunt van deze dag was dat we samen voor elkaar zouden verven en dat alle garens later door iedereen gebruikt mogen worden.
Toen was het tijd om het grote verfavontuur te beginnen. 43 bakjes stonden klaar en met injectiespuitjes werden de eerste verfbaden gemaakt.
Het verfproces in vier stappen
Het voordeel van verven met deze ‘zure verf’ is dat alle verfstoffen in het garen worden opgenomen en dat je uiteindelijk een bakje met schoon water overhoudt. Hoewel het een chemische verfstof is, gaat er na afloop niets vervuilends door de gootsteen.
Kleur na kleur
Door zes beginkleuren te gebruiken en te mengen ontstonden 43 verschillende tinten.
Twee kleuren mengen om een nieuwe kleur te krijgen
Er werd hard gewerkt, met veel plezier en vanuit grote nieuwsgierigheid. Steeds weer de verrukking als de ongeverfde streng in het verfbad ging en er als prachtig gekleurd garen uitkwam.
Geel in verschillende nuances
Mooi om te zien was dat elk soort garen de kleuren op een andere manier opnam. Hetzelfde verfbad geeft het ene garen een felle kleur en het andere een zachtere tint.
Een deel van de geverfde strengen hangt te drogen
Na de lunchpauze hingen alle bundels van verschillende garens te drogen aan de lijn, feest van kleuren.
Een streng in twee verfbaden
De middag werd gebruikt om te experimenteren met de overige ongeverfde garens. Daarover waren in de ochtend al vragen gesteld, maar je kan pas experimenteren als je het proces van verven helemaal doorlopen en begrepen hebt. Wat gebeurt er als je de streng deels in twee verschillende kleurenbaden legt? Wat als je in de streng een knoop maakt en die er na het verven weer uithaalt? Hoe bereik je kleurverloop in je garen?
Glittergaren in verschillende tinten
Vol enthousiasme werd er van alles uitgeprobeerd met bijzondere kleurgarens als resultaat.
Gradient, van licht naar donker
Tegen kwart over drie was het tijd om de garenbundels uit elkaar te halen, te verdelen en afspraken te maken hoe we er verder mee gaan. Om half vijf ging iedereen opgetogen met een tas vol kleur naar huis.
43 strengen in 43 kleuren
Na de les vertelde Loret mij dat ze nog nooit zo’n hardwerkende klas had meegemaakt. Volgens mij is het een combinatie van een enthousiasmerende docente en leergierige studenten die niet bang zijn om aan de slag te gaan.
Kleurenfeest in mijn werkkamer
Bij mij thuis hangt nu de serie van 43 kleuren in handgesponnen wol uit Estland. Van elke streng haal ik een halve meter af voor mijn stalenboek; de rest gaat volgende week dinsdag mee naar Boxtel waar we een borduuravontuur gaan beginnen met al die prachtige garens in de hoofdrol.
Mocht je zelf zo’n verfdag mee willen maken kijk dan op de site van ‘De Amsterdamse Steek’.