7. De andere kant van kant (2)

Kant, wat een schoonheid is dat toch als je er goed naar kijkt! En dan die verschillende soorten met prachtige namen zoals Grof Brugs Bloemwerk, Blonde, Chantilly, Point de Gaze, Valenciennes en Rosaline. En heel veel andere namen want kant werd in een groot deel van de wereld gemaakt. Ik kwam ze allemaal tegen in het prachtige Kantcentrum in Brugge. Over die namen wordt nog wel eens strijd gevoerd bij kantwerksters onderling. Je moet er heel veel verstand van hebben wil je sommige kantsoorten kunnen onderscheiden. Op de website van het Kantcentrum staat een aantal kantsoorten helder beschreven.

Milanese kloskant met ronde mazen uit de 2e helft van de XVII e  eeuw
(Collectie Kantcentrum Brugge)
Chantilly (Collectie Kantcentrum Brugge)
Point de Gaze, naaldkant (Collectie Kantcentrum Brugge)

Brugge, de stad die wereldberoemd is om het handgekloste kant. Veel toeristen gaan erheen om kantwerk te bekijken en een stukje te kopen. Het museum is gevestigd in de voormalige Kantschool van de Apostolinnen op het Adornes domein. Er is een permanente tentoonstelling van hun schitterende collectie kant door de eeuwen heen, een documentatiecentrum en op de eerste verdieping een zaal waar demonstraties worden gegeven door ervaren kantwerksters. Ik zag de dames niet alleen met wit of crème garen klossen, maar ze waren ook bezig met een modern kantstuk van glanzende, gekleurde garens.

Demonstratie Kantcentrum Brugge

Je hoort er het heerlijke geluid van klakkende klosjes die tegen elkaar slaan. De klosjes die het mooie geluid maken, zijn van palmhout, vertelde me een oude dame, die aan het klossen was. De andere klosjes maken ook geluid, maar dat klinkt lang niet zo mooi.

Hoor je het geluid?

Collectiebeheerder Rudy De Nolf was zo vriendelijk me informatie te sturen over de verschillende soorten klosjes. De palmhouten klosjes zijn populair omdat het een harde houtsoort is die, eenmaal gedroogd, een fijne structuur en een groot volumegewicht heeft. Het hout is glad en dat is voor het klossen geweldig. Palmhouten klossen zijn echter duur, dus niet iedereen klost ermee. Bovendien is het hout vrij zeldzaam. Na die van palmhout is de meest luxe klos die van ebbenhout. In de webshop van het Kantcentrum zijn ze te koop, naast andere klosjes van goedkopere houtsoorten.

Op de eerste verdieping is een lokaal ingericht voor de Kantschool; daar kan iedereen van jong tot oud les krijgen. Er zijn beginners- en docentencursussen, workshops en speciale cursusdagen. Als Brugge dichterbij zou zijn, zou ik me misschien aan een beginnerscursus wagen. De middag dat wij er waren, was een groep kinderen en jongeren volop aan het experimenteren met andere soorten garens dan die van het klassieke kant. Mooi om te zien dat meisjes en jongens met zoveel plezier en vrolijkheid aan het werk waren. Dat geeft hoop dat de techniek wordt doorgegeven en het ambacht levend gehouden. Van kantklossen kun je niet leven, maar het kan een mooie hobby zijn die veel voldoening geeft.

Witte zakdoek met gehaakt kant, gele zakdoek machinaal en geklost kant aan een linnen lap.
Alles eigen collectie

Het begrip kant geeft veel mensen een romantisch gevoel. De kanten sluier bij de bruidsjurk. Zakdoekjes met kant om een geliefde uit te zwaaien. Een kanten randje aan een sexy onderjurk. Kant geeft je een sensatie van luxe, zelfs een machinaal kantje kan dat doen.

Er is echter ook een andere kant aan de schoonheid van geklost kant uit het verleden: de sociale kant die met onderdrukking en uitbuiting gepaard gaat, ook al geven kantwerksters op ansichtkaarten uit die tijd een vrolijk en trots beeld. Daarover las ik in het boek ‘Kant in Brugge 1911, een technische & sociale omwenteling’, dat ik in de winkel van het Kantcentrum kocht.

Kant is sinds de 16de eeuw in veel landen in Europa gemaakt. Door de verbouw van vlas in België werd er in Brugge vaak met linnen geklost.

Brugse kantwerksters voor hun huizen (Via Erfgoed Brugge)

Stel je het volgende voor: Je bent een vrouw, getrouwd met een man die een karig loon verdient en jullie wonen met zes kinderen eind 19de eeuw in een armoedige buurt in Brugge. Twee kamers en een kelder. Je moet de eindjes aan elkaar knopen en je verdient wat bij door elke dag uren te klossen. Huisnijverheid heet dat en je vult er het loon van je man wat mee aan. Kantklossen heb je geleerd op een  van de Kantscholen die rond 1846 in Brugge zijn opgericht. Als jong meisje kreeg je les van een oude kantwerkster, die je onder een streng regime hele dagen liet klossen. Het grootste deel van het loon ging uiteraard naar de lerares. Je hebt er Binche, Cluny en Valencienneskant leren maken. Dat kun je allemaal en je kant is prachtig. Er is veel vraag naar, vanuit de modewereld en vanuit de katholieke kerk. Zo ben je in de val van het kantklossen getrapt. Naast het klossen houd je maar weinig tijd over voor het huishouden en de zorg voor je gezin.

Ansichtkaart (Via Erfgoed Brugge)

Je bent niet de enige die dit beroep uitoefent. In 1896 zijn er in België 47.740 kantwerksters. Dit stijgt met 60% naar 79.458 in 1910. Ongeveer 7% hiervan werkt in Brugge. Er is onderling een moordende concurrentie. Wie kan het snelst werken met het mooiste resultaat? Je krijgt per stuk betaald omdat je werkt met een ‘kantkoopvrouw’ die al jouw prachtige kanten voor een habbekrats ophaalt. Je hebt alleen een mondeling contract met haar. Ook ben je verplicht bij haar je kussen, garen, klosjes, naalden en spelden te kopen tegen hoge prijzen. Rond 1910 verdien je een weekloon bij 60 uur klossen van 5,50 fr. Een fabrieksarbeidster verdient in die tijd het dubbele. Uitbuiting is het, maar wat moet je doen? Je weet dat die kantkoopvrouw jouw kantwerk voor hoge prijzen verkoopt aan fabrikanten en andere opdrachtgevers. Bovendien zien alle kantwerksters elkaar als concurrenten; je verenigen tot een gezamenlijke partij en zo een vuist maken, zit er niet in. Daardoor sta je voortdurend onder druk. In tijden dat er minder vraag naar kant is, betaalt de kantkoopvrouw je minder of ze gaat met haar bestelling naar een andere kantwerkster.

Kantwerksters, jong en oud (Via Erfgoed Brugge)

Ik zie haar zitten in een vochtige kelder achter haar kantkloskussen vol spelden waarop een intrigerend stuk kant in wording te zien is. Met rode wangen wellicht omdat over een uur de kantkoopvrouw komt om het werk op te halen en het gezin nog moet eten.

Wanneer komt de kantkoopvrouw? (Via Erfgoed Brugge)

Wat een droevig beeld! De schoonheid van kant heeft ook een andere kant.

Kantschool van de Apostolinnen, let op het leeftijdsverschil (Via Erfgoed Brugge)

De meeste kantscholen werden opgericht door de geestelijkheid of door privé personen. De belangrijkste kantschool van Brugge in de 19de eeuw was de school van priester Leon de Foere, in 1816 gesticht in de Sint-Jakobstraat. De school bleef actief tot de Tweede Wereldoorlog.

Dagkantschool in de Timmermanstraat, (Via Erfgoed Brugge)
Kantschool Apostolinnen (1934), (Via Erfgoed Brugge)

De Zusters Apostolinnen hadden rond die tijd een kantschool in de Balstraat. In dit gebouw is nu het Kantcentrum gevestigd.

Ansichtkaart van kantwerksters waar het werk rooskleurig werd voorgesteld (Via Erfgoed Brugge)

De concurrentie van machinaal gemaakt kant is de doodsteek geweest voor de kantwerksters, ook wel Spellewerksters genoemd.

Brugse spellewerkster anno 1900, (Via Erfgoed Brugge)

SAX, pseudoniem van Emiel Van Biervliet (1851-1927) schreef in 1882 een gedicht over de kantklossende vrouwen. Een ode aan al die vrouwen die onderdrukt werden door kantkoopvrouwen, door geestelijken en opdrachtgevers; spellewerksters die kantwerk maakten waar je nu in musea ademloos naar kunt kijken.

De Spellewerkster

Hoe tripplen de boutjes al rommlen dooreen,
Hoe lieflijk, hoe zwierig, hoe vluchtig!
Hoe rollen, hoe kruisen, hoe paren, hoe scheen
Hoe springen zij geestig en kluchtig!
’T zijn juiste lijk wiemkes die ’s middernachts dansen
Op ’t kruis van den weg in betooverde kransen;
Hun stellen bevallige handjes de wet:
Zij toovren al hupplen een liefelijk net,
Waar weeldrige planten en bladeren groeien,
Waar wondere bloemen en roozen in bloeien,
Waartusschen men vogeltjes fladderen ziet
Die schijnen te zingen met ’s werkmeisje’s lied.

O, zeg mij wie leerde u die wondere kunst,
O meisje van Brugge, van Vlaanderens streke!
De rijkste geschenken van vorstelijke gunst
Die scheppen uw vingeren steke voor steke;
Maar gij, arrem kind, hebt gij brood wel te eten,
Als g’u schoonheid, uw kracht en uw jeugd hebt versleten?
Uw dagen en’ nachten die slaafdet gij door;
Wat werpt men u dan als een almoese voor?
Te weinig voor ’t leven, te veel om te sterven
Uw leven is werken en slaven en derven
Want ‘t geld van den rijken wiens praalzucht gij tooit
En vindt toch den weg van uw huizeken nooit.

Nogtans, arrem kind gij zijt meêlijden weerd;
Want eerlijk en braaf is de loop uwer dagen:
Uw needrige deugd, bij d’eenvoudigen heerd,
Moet de ziel van den Vlaming behagen.
De glans uwer oogen, de blos uwer wangen
Doet menigen braven werkman verlangen:
Eens maakt gij ’t geluk uit een’s jongelings hert
Met u zal hij deelen, zijn vreugd en zijn smert.
Ja werken zult g’altijd en slaven en zorgen,
Van gistren vermoeid en bekommerd voor morgen,
Als bruid en als moeder in blijdschap of pijn
Een vrouwe van Vlaanderen dat zult ge steeds zijn.

Jong meisje rond 1900, (Via Erfgoed Brugge)

Links:

Kantcentrum Brugge: https://www.kantcentrum.eu/

Historische foto’s/ kaarten via Erfgoed Brugge: https://erfgoedbrugge.be/

Gedicht ‘De Spellewerkster”via Brugse Verzen: https://brugseverzen.wordpress.com/2017/11/20/de-spellewerkster-1882/

Verhaal: zie http://brugselegenden.blogspot.com/2014/10/de-legende-van-serena-en-de-brugse-kant.html

6. De schoonheid van kant (1)

Een paar maanden geleden toen de kringloopwinkels nog open waren, kwam ik een groot aantal kantklosboeken en mappen met patronen tegen. Omdat een nichtje dit ambacht als hobby beoefent, besloot ik om een map te kopen. Syllabus Binche III van Anne-Marie Verbeke-Billiet. Na wat rondzoeken op Internet bleek ze als docente te werken voor het Kantmuseum in Brugge en van daaruit een aantal patronenboeken te hebben gemaakt, ook de map die ik kocht.

Nu weet ik wel iets van kantklossen: je doet het met houten klosjes en er bestaat zoiets als de halve slag en de netslag. Als kind heb ik het wel eens geprobeerd met halve wasknijpers als klosjes op een met flanel overtrokken blok piepschuim. Het kwam op mij over als een soort vlechten en dat is natuurlijk ook.  Behalve een boekenlegger leverde het bij mij niet direct een groot verlangen op om er meer te proberen.

De map echter fascineerde me. Er zitten acht patroonbeschrijvingen in met intrigerende namen zoals: De averechtse drie, ’t Puiltje, De grote 13e Eeuw, ’t Herte. De allermooiste naam vind ik Het Tornooi, het sluitstuk van Syllabus III. Het werkstuk beeldt een toernooi uit in de stad Brugge, te herkennen aan de halletorens en de kerktorens. Je ziet ridders op steigerende paarden, wapenschilden en veel slingerende lijnen. Alles van een grote schoonheid en vol beweging.

In de beschrijving staan termen als de Parijse slag, bolletjes met gaatjes en grote en kleine sneeuwvlokken. Ook worden termen gebruikt als openluchtjes, linnen en halve slag en kunstslagen. Dat zijn benamingen die mij niet veel zeggen maar waar ik me wel iets bij kan voorstellen als ik naar de afbeelding kijk.

Op een zogenaamde prikkaart zie je het patroon en de puntjes voor de plekken van de spelden. Daarnaast zit er in de map een grote technische tekening in kleur hoe de verschillende draden en groepen moeten lopen.  Dat is de zogenaamde Brugse Kleurencode. Elke kleur en lijn heeft een betekenis voor het klossen en een kantwerkster (er zijn weinig mannen die kant maken) die is ingevoerd in dit systeem kan er vlot mee overweg.

Wat een werk moet dat zijn geweest om dit ontwerp te maken en uit te voeren! Veel geduld en ervaring is erbij nodig om zo’n prachtig resultaat te krijgen. De kant heet Binchekant. Ontstaan uit de Oudvlaamse kloskant behoort de Binchekant tot één van de bekendste en fijnste kantsoorten, ongetwijfeld het neusje van de zalm.  Het wordt ook wel ‘toveressewerk’ of ‘Point de Féé’ genoemd. Alle Pointe de Féé is uiteraard Binchekant, maar alle Binchekant is geen Point de Féé; dat hangt af van de fijnte van de draad.  Deze recente benaming verwijst naar de rijkdom aan kleine vierkante kunstslagen die de grond omtoveren tot een ragfijn kantwerk, soms met honderden klosjes en altijd met zeer fijne draad.  Sinds ongeveer een eeuw maakt men geen kant meer in de stad Binche, waar deze vorm in de 17de eeuw ontstond.

Als ik een museum bezoek met schilderijen van mensen met kleding van kant maak ik altijd detailfoto’s, die ik in een mapje op Facebook opsla. Ik verbaas me vaak hoe verschillend kant wordt geschilderd. Soms heel precies zodat je elk draadje kunt zien, maar ook met grovere verfstreken waardoor een ander soort kant ontstaat. Kant werd in het verleden in Nederland gedragen door de rijken. Zij konden dit handwerk betalen. Niet alleen vrouwen droegen kant, maar ook de mannen. Je was een echte man in de tijd van Rembrandt als je overdadig kant droeg. Macho’s in kant zou je ze nu noemen.

Tijdens onze zomervakantie van 2019 in Frankrijk bezochten we het Museum Beaux-Arts et Dentelle in Alençon. In een vitrine lag een groot stuk kant waar ik lange tijd ademloos naar keek. Het is gemaakt door Maison Lefébure uit Bayeux en het was gereed aan het einde van de 19de eeuw of begin 20ste eeuw.

Het laat een middeleeuwse bruiloft zien en de afbeelding is niet geklost met klosjes maar met naald en draad. Deze naaldkant wordt Point d’Alençon genoemd. Het was heel bijzonder om er lang naar te kijken en steeds meer te zien. Een bruid in een lange middeleeuwse jurk met punthoed en een sluier die door een page van de grond wordt gehouden. De bruidegom in zijn mooiste kleren met in zijn hand een bos bloemen voor haar. Vrolijke muzikanten die bruiloftsmuziek spelen. Een hofdame met een krans van bloem in haar hand en een paard in feesttenue. Vogels in de lucht en een hond aan de lijn. Weken, waarschijnlijk maanden moet hieraan gewerkt zijn met geduld, precisie en waarschijnlijk ook tevredenheid als een figuur klaar en gelukt was. Onbetaalbaar zou het nu zijn om zo’n stuk te laten maken.

In de Emmaus-kringloopwinkel van Alençon was een Grande Vente en dan is de textielafdeling ook open! Daar lag een linnen laken met vier blokjes naaldkant erin verwerkt. De prijs was  €40,- en ik liet het daardoor toch even liggen. Even nadenken moet soms, maar niet te lang als je in een drukke kringloopwinkel bent. Jos zei: ‘Je krijgt spijt als je het niet koopt.’ Dat was het moment om terug te gaan, het laken te pakken en naar de kassa te lopen. De oude dame zei me in het Frans dat het een koopje was als je alleen al bedacht hoe lang erover dat kant is gedaan. Ze had natuurlijk gelijk en ik koester het laken nog elke keer als we er onder slapen.

Zelf krijg ik bijna zin om te gaan kantklossen. Gebruikte kantkloskussens en materialen zijn op Marktplaats voor weinig geld te koop. Toch heb ik er nog geen een gekocht omdat ik bijna zeker weet dat ik het er geduld niet voor heb. Maar genieten van kant zal ik blijven doen.

In mijn volgend bericht ga ik verder in op de geschiedenis van kant.

Links:

Kantcentrum Brugge: https://www.kantcentrum.eu/nl/home

Museum Beaux-Arts et Dentelle: http://museedentelle.cu-alencon.fr/