44. Mirror Mirror – De psyche van mode

Onlangs waren we vijf jaar getrouwd; een goede reden om samen een dag weg te gaan. Vanuit Amsterdam Centraal sta je in één uur en vijftig minuten in de prachtige stationshal van Antwerpen Centraal. Vandaaruit loop je makkelijk naar het verbouwde en net weer geopende ModeMuseum, kortweg MoMu.

Tot 26 februari 2023 is in het MoMu de tentoonstelling Mirror Mirror – Mode & de Psyche te zien.

Hierbij is de focus sterk gericht op het lichaam. Hoe kijken we naar onszelf en hoe bekijken anderen ons? Modeontwerpers houden ons een spiegel voor, maken ons vaak mooier door hun creaties en kunnen ons gevoel van eigenwaarde versterken.

Een tweede deel van de Mirror Mirror-tentoonstelling is te zien in museum Dr. Guislain in Gent. Dit museum over de geschiedenis van de psychiatrie exposeert kleding en kunst, gemaakt door kunstenaars die naast de modewereld werken of die inspiratie geven aan modeontwerpers. Denk daarbij aan outsiderkunst. Natuurlijk zijn we nu van plan om ook nog naar Gent te gaan.

In de catalogus van beide exposities staat een foto van de kunstenaar Giovanni Battista Podestà die een ongelooflijk fantasievolle jas en hoed draagt.

We zagen zijn kleding twee jaar geleden in het museum La Fabuloserie, 100 kilometer onder Parijs.

Van top tot teen dragen we elke dag kleren. Ze beschermen ons tegen kou, maar ook tegen impertinente blikken van medemensen. Kleren kunnen ons zekerheid geven of troost. Via kleding laten we zien wie we zijn in al onze kwetsbaarheid. Maar er is ook een andere kant. Modefoto’s van perfecte modellen kunnen onzekere gevoelens opleveren; zeker als je jong bent en ervan overtuigd dat er veel mankeert aan je uiterlijk. Door de ‘verkeerde’ kleding te dragen in een groep met specifiek kledinggedrag kun je buitengesloten worden of niet serieus genomen. Draag je een rood colbert in een omgeving van mannen in donkerblauwe pakken, dan is de kans groot dat je als een clown wordt gezien en dat niemand je serieus neemt, zeker bij het nemen van belangrijke beslissingen.

Naast veel spiegels, de tentoonstelling heet niet voor niets Mirror Mirror, staan er sublieme kledingstukken en kunstwerken die schoonheid uitstralen én vragen oproepen.

Bij binnenkomst kijk je naar een beeld van een man, gekleed in een geruit pak, die zijn handen voor zijn ogen slaat. ‘I Feel Perfectly Terrrible’ is de titel van het werk, gemaakt van keramiek, tweed, katoen, hoorn en hout door Dirk van Saene in 2021. Direct komt de vraag op: wil hij ons niet zien of mogen wij zijn gezicht niet zien? Voelt hij zich ongemakkelijk of schaamt hij zich? Voelen wij ons een voyeur door zo naar hem te kijken?

Hoe zou er naar de vrouw gekeken worden als ze op straat loopt in de platte uit cirkels opgebouwde jurk uit de collectie herfst-winter 2012-2013 van Comme des Garçons?

Of in kleding van hetzelfde merk uit de collectie voor lente-zomer 1997 met al die vreemde uitstulpsels waardoor het ideale lichaam wordt vervormd. Bestaat dat ideale lichaam eigenlijk wel of is het een verzinsel?

De spectaculaire jurken van Noir Kei Nimoniya scheppen door hun materialen afstand, maar trekken juist door die afstand ook enorm aan.

Wat zou er gebeuren als je er in een drukke winkelstraat mee gaat lopen? Of ermee in de metro staat? Welke reacties zou je krijgen? Ik vond ze feestelijk en prachtig.

Tachtig meter tule zit er in de volumineuze jurk van ontwerpster Molly Godard. Zegt ze daarmee dat vrouwen hun plaats in de maatschappij moeten innemen? Dat ze met zo’n enorme jurk heel groots kunnen laten zien dat ze er zijn? Of is het een statement dat er geen eind komt aan groei en luxe?

Simone Rocha laat aan één kant van haar jurk de rok opbollen waardoor een vervreemdend effect ontstaat. Is het een verzakte heup of doet de wind dit stuk stof opbollen? Geeft ze zo kritiek op de idealisering van het perfecte lichaam?

Naast nog meer waanzinnig mooie kledingstukken die veel vragen oproepen, zijn er kunstwerken te zien. Bijvoorbeeld ‘Something Celia Said’ van Sarah Lucas uit de serie ‘Bunny Girls’ (2019). Een vrouwenfiguur opgebouwd uit opgevulde nylonkousen. Het beeld straalt kwetsbaarheid uit en geeft de ongemakkelijke, maatschappelijke positie weer waarin vrouwen zich vaak bevinden.

Van Genieve Figgis hangen er schilderijen, geïnspireerd op klassieke meesterwerken. In het werk ‘Vanity Fair’ zien we mannen en vrouwen met gezichten als maskers in een decadente omgeving. Is de klassieke schoonheid uit 18de eeuw hier verworden tot vlekken en ruwe penseelstreken of was die tijd niet zo mooi als we hem voorgespiegeld krijgen?

Van links naar rechts ontwerpen van: C.F. Worth, Ana de Pombo, Jeanne Lanvin

Mannequinpoppen of etalagepoppen kunnen verhalen vertellen. Nog nooit had ik in het echt de miniatuurpoppen gezien van het Théâtre de la Mode. In het Pavillon de Marsan in Parijs opende op 27 maart 1945 een tentoonstelling van 237 miniatuurpoppen met dag- en avondkleding, ontworpen door bekende Parijse couturiers en met grote zorgvuldigheid gemaakt. Stel je voor: Frankrijk direct na de Tweede Wereldoorlog, de economie van het land ligt in puin en deze expositie trekt bijna honderdduizend bezoekers. Het Syndicat de la Couture Française gaf door het organiseren van deze expositie een signaal van hoop af vol elegantie en creativiteit. Mode was niet gestorven door de oorlog!

In Engeland gebeurde in dezelfde tijd iets soortgelijks. Het Londense Couturehuis Lachasse stuurde een bijzondere pop de wereld in. Miss Virginia Lachasse was een mannequin van het huis. Van haar werd een kleine modepop gemaakt met een garderobe van 115 stuks.

Van miniatuur zakdoeken tot nylon kousen, van mantelpak tot bontjas: Virginia ziet er op elk moment van de dag perfect uit. Ze werd in verschillende Engelse steden tentoongesteld om geld in te zamelen voor het Fund for the Blind.

Wat gebeurt er als je anders omgaat met een etalagepop? De poppen uit 2002 van kunstenaar en modeontwerper Ed Tsuwaki hebben een heel lange hals waardoor ze bijna het plafond raakten van zijn winkel. Invloed van Modigliani?

De Nigeriaanse modeontwerper Kenneth Ize presenteerde zijn herfst-wintercollectie 2019 -2020 op zwarte etalagepoppen die werden geplaatst in de drukke straten van Lagos. Het moet voor het modepubliek vervreemdend zijn geweest om te zien dat mode zo werd neergezet. Uiteraard gaf de modeontwerper hiermee ook een politiek statement.

Het laatste deel van de tentoonstelling is gewijd aan avatars en andere digitale kunstwerken die sommige modemerken gebruiken bij de presentatie van hun kleding. Ik snap de link van technologie en mode, maar eerlijk gezegd ben ik meer iemand die ervan geniet om kleding in het echt zien.

Terug in de trein bedacht ik me hoe vreemd het is dat Nederland geen echt Modemuseum heeft. In België zijn er maar liefst drie: in Antwerpen, Hasselt en Brussel. Wat steekt Nederland daar schamel bij af! Natuurlijk zijn er af en toe prachtige modetentoonstellingen in Nederland, maar die zijn altijd onderdeel van een groter kunstmuseum.

Tot 1992 zat er in de Loeff Berchmakerstraat in Utrecht het Historisch Kostuum Museum. Daar is veel over te doen geweest las ik in dit artikel. Een deel van de collectie is nu in het bezit van het Centraal Museum.

Zeeuwse streekdracht & Surinaamse Koto’s in de laatste tentoonstelling in het Klederdrachtmuseum

Aan de Herengracht in Amsterdam was tot juni 2020 het informatieve en vrolijke Klederdrachtmuseum gevestigd. Het moest de deuren helaas sluiten door te weinig bezoekers. Corona heeft het museum de nekslag gegeven; door die lage bezoekersaantallen kwam het niet in aanmerking voor financiële ondersteuning. Heel jammer. En een grote schande.

Ook het schitterende Tassenmuseum in Amsterdam, het enige in de wereld, is permanent gesloten. Waar die schitterende collectie is gebleven, weet ik niet.

Mocht er ergens een serieus initiatief zijn om plannen te maken voor een zelfstandig ModeMuseum in Nederland, dan zou ik er graag aan meewerken.

33. Een kasteel vol bloemen

Maanden heb ik niet geschreven, maar ik ben wel veel onderwerpen voor mijn blog tegengekomen. Door onverwacht drukke werkzaamheden had ik geen tijd om te schrijven. Gelukkig zijn alle foto’s opgeslagen in Google Photo en kan ik de komende weken en maanden al die artikelen schrijven die bij de foto’s horen; dat doe ik van voor naar achteren in dit geval.

Op onze laatste vakantiedag bezochten we op een zonnige zondagmiddag Kasteel d’Ursel in Hingene, vlak bij Antwerpen. Daar is tot en met 9 oktober de tentoonstelling ‘Print & Paint, 350 jaar bloemen op katoen’ te zien. Op de Instagrampagina van Jacco Hooikammer (textielconservator bij het Open Luchtmuseum) had ik een serie foto’s gezien van de tentoonstelling. Ik werd er erg nieuwsgierig door.

Kasteel d’Ursel is een klein, geel snoeptaartje van een kasteel, omringd door een slotgracht. Een echt sprookjeskasteel.  Tot 1973 werd het bewoond door de hertog van Ursel en zijn familie. Het was hun buitenverblijf naast hun hoofdresidentie in Brussel. Na een leegstand van bijna twintig jaar kocht de provincie Antwerpen het in 1994 en is het kasteel in oude glorie hersteld en zijn er tentoonstellingen te zien.

Sitsen zijn katoenen stoffen die sinds de 16de eeuw werden ingevoerd vanuit India. Handbeschilderd of bedrukt met exotische planten en bloemen; ik heb er een zwak voor. Ze werden gebruikt als kledingstoffen maar vonden ook hun weg in de interieurs van rijke inwoners van Europa. In hun huizen waren spreien, tafelkleden, meubelstoffen, gordijnen en wandbespanningen van sits te vinden. Natuurlijk moet hier vermeld worden dat kolonialisme en onderdrukking in de geschiedenis van de sits een grote rol speelt. De VOC heeft hier zeker aan bijgedragen. Je moest erg rijk zijn om zulke stoffen te kunnen kopen van de Europese kooplui die hun handel aanschaften in India voor een zo goedkoop mogelijke prijs. Dat dat geen eerlijke zaken waren, moge duidelijk zijn.

Kasteel d’Ursel is het enige kasteel in Europa waar vijftien kamers bespannen waren met sitsen. Die zijn nu voor een deel in ere hersteld. Je loopt van kamer naar kamer; ik moest af en toe zuchten om zoveel schoonheid. Naast historische sitsen is er ook werk te zien van hedendaagse kunstenaars en ontwerpers.

Jaren geleden volgde ik kostuumcursussen bij Jacoba de Jonge in Amersfoort. Zij had een grote collectie kleding, gemaakt van sits. Die rokken en jakken hingen aan een prachtige antieke kast. Wij, de cursisten, smulden van al dat moois. Haar bijna complete verzameling heeft ze geschonken aan het ModeMuseum (MoMu) in Antwerpen. In een van de eerste kamers staat een handbedrukt jak en rok uit de 18de eeuw die wellicht uit haar collectie komt.

De sitsen in een volgende kamer van het kasteel waren niet meer te restaureren. Daarvoor in de plaats is er ‘toile de Jouy’ te zien. Dat zijn bedrukte katoenen weefsels die werden vervaardigd in de ‘manufacture d’Oberkampf’ van 1759 tot 1815 in Jouy-en-Josas bij Parijs. De stoffen zijn bedrukt met romantische taferelen van herders en herderinnetjes, idyllische waterputten en heren op vrijersvoeten.

Net voor de vakantie maakte ik een zomershirt van een oude, dunne katoenen ‘toile de Jouy’ die ik kocht op de brocante-markt op het Amstelveld.

In de kamer was een bijzondere herdruk (origineel uit 1783) te bewonderen waarop nu eens niet de romantiek te zien was, maar in beeld alle productiestadia van de bedrukte katoen werden getoond. Erg verrassend!

Daarnaast waren er hedendaagse interpretaties te zien. Onder andere de ‘Londen Toile’ van Timorous Beasties met taferelen uit de stad en niet van het platteland. Zelf heb ik de ‘Glasgow Toile’ gebruikt voor kussenhoezen. Op deze toile zijn onder andere twee flats te zien waar vluchtelingen in woonden. Deze werden regelmatig aangevallen door hooligans. Hier geen romantisch verhaal maar de harde realiteit.

Bij ‘The Dawn of the Empire’ voegde Richard Saja borduursels toe aan een lichtblauwe toile.

Achter het behang in het kleine ‘cabinet de toilette’ kwam na 150 jaar een laat 18de-eeuws bedrukt katoen tevoorschijn. Heel erg verkleurd, maar het moet een schoonheid in rode, roze en paarse tinten zijn geweest. Nu vertelt het ons een verhaal van lang geleden waarbij de eigenaren kozen voor kleine motieven in plaats van heel grote.

In het verleden was het tijdens de winter vast erg koud in het kasteel. De onderrok van gebloemd, rood katoen gevuld met dons zal goed van pas zijn gekomen. Dit exemplaar komt uit Engeland (1875-1885) maar het is gedragen in Nederland.

Heel anders dan de donsjassen die je de komende winter nog steeds zult zien in het straatbeeld. Misschien een tip om van zo’n jas een rok te maken als de verwarming de komende winter een aantal graden lager moet in verband met hoge stookkosten.

Doordat het kasteel een lange tijd niet bewoond is geweest, trad er verval in. Ramen sloten niet meer, daglicht verkleurde alle stoffen, vocht en schimmel kwamen  op bezoek. Het werd een drama tot in 1994 de Provincie Antwerpen eigenaar werd. Een restauratieplan werd ontwikkeld. Lang niet alle sits kon gered worden. In de tentoonstelling liggen wat sitsen in zeer slechte staat. Voor het bedrukken van de stof werd een beitsmiddel gebruikt dat veel ijzerzouten bevatte. Dat ijzer begint te roesten en tast de stof aan. IJzervraat heet dat; het heeft zijn werk gedaan en op den duur zal de gehele stof verdwijnen.

Treurig, maar gelukkig is er een digitale print gemaakt in de frisse, originele kleuren.

Een kamerjas voor heren oftewel een  ‘Japonse Rok’ van sits (1775-1800) mocht natuurlijk niet ontbreken in de tentoonstelling. Deze jassen droegen rijke mannen als ze thuis hun formele pak uittrokken. Dat formele pak zat absoluut niet lekker door de snit die toen in de mode was. De achterpanden waren nauwer dan de voorpanden en de mouwen waren er ook nog naar achteren ingezet. De schouders werden daardoor naar achter getrokken en zo moesten de heren in een behoorlijk onnatuurlijke houding staan.

Het moet een verrukking zijn geweest om thuis zo’n ruime jas te dragen.

De zogenaamde palempore die aan het einde van de tentoonstelling te zien is, werd tussen 1720 en 1750 met de hand beschilderd in India. Gemaakt voor de westerse markt en bedoeld als sprei of wandbespanning. Het motief is een levensboom en bestaat uit Indische, Perzische, Turkse en Chinese elementen.

Ik verbaas me er altijd over dat dit soort stukken er nog zo goed uitzien.

Naast al die historische stukken en informatie (de mooie catalogus is bij de entreeprijs inbegrepen) werd ik ook getroffen door het werk van hedendaagse kunstenaars en modeontwerpers.

Op de foto ‘The Dream’ (2020) zit kunstenaar Cecilia Paredes voorovergebogen in een wereld van sits. Een deel van haar rug is beschilderd door bodypainter Daniel ‘Zimpha’ Morena in exact dezelfde kleuren als de sits.

Pablo Piatti (1969) maakte de muurschildering ‘Frayed memories’ in een van de kamers op de eerste verdieping. Een heftige versie van sits die van de muur afdruipt in spetterende kleuren.

Als tegenhanger staat in dezelfde ruimte een door hem beschilderde cape van het Belgische modehuis Natan.

De prints op de jurken van Dirk van Saene schildert de modeontwerper eerst op doek op ware grootte. Daarna worden ze digitaal geprint en ontstaan er beeldschone jurken die perfect pasten in de tentoonstelling.

In de roze salon, omringd door roze Chinees behang vol exotische vogels, vlinder en planten kwamen de kledingstukken uit de herfst-winter collectie 2004-2005 van Dries van Noten (1958) helemaal goed uit.

Ik vond het een adembenemende kamer en ik ben er lang gebleven.

Een jurk als een droom, zo zag ik het werk ‘Excroissance’ (2006) van Emilie FaÏf. Gemaakt voor een etalage van de Franse modeontwerpster Isabel Marant. Boven de jurk torent een wolk waaruit planten en vogels komen.

Er is nog heel wat meer schoonheid te zien in deze prachtige, bloemrijke tentoonstelling dan ik hier heb beschreven. Ga er heen als je tijd hebt en je zult betoverd worden.