Ik ben zo blij dat jouw achternichtje Nella me jouw adres heeft gegeven. Ik was het door de verhuizing kwijtgeraakt. Tot op de dag van vandaag is het me een raadsel waar mijn adressenboek is gebleven. Wie weet duikt het nog op als ik de laatste dozen uitpak.
De familie Visser
Neeltje Maria Visser. Ik ben altijd een beetje jaloers op mensen die meerdere namen kregen bij hun geboorte. Ik heet Jan en dat is alles. Mijn opa heette Jan en het leek mijn ouders goed om me naar hem te vernoemen. Jij bent geboren in Sliedrecht en ik in Arnhem. Je trouwde toen je 24 was met Marianus Johannes Hietberg. In Zutphen! Dat is de stad waar ik mijn jeugd heb doorgebracht! Vanaf drie maanden tot aan mijn 24ste. Wat een toeval!
Huwelijksakte Neeltje en Jan
Hebben jullie na het huwelijk bij jouw ouders in de Sprongstraat ingewoond? Die straat ken ik goed want ik heb wel eens koffie gedronken in Grandcafé Picknick; daar woonden jullie toch boven? Wij woonden tot aan mijn 14de in de Lintelostraat, daarna verhuisden we naar de Moesmate. Als we elkaar spreken, gaan we het in elk geval daarover hebben.
Nella liet me ook een foto zien waarop jij tussen je twee zussen Elisabeth en Geertje staat. Wat een schitterende hoed heb je daar op! Echt heel modieus! De man van Elisabeth, Hendrik Meijer ziet er wel stoer uit in het uniform van de buitenvaart. Was hij vaak maanden op zee? Hij heeft vast heel veel van de wereld gezien.
Nella gaf me ook een pakje met borduursels van jou. Weet je nog dat lapje uit 1907 met al die verschillende borduuroefeningen? En dat patroon voor een babyschoentje?
Ik heb het onder het kopieerapparaat gelegd en toen ik het uitknipte en aan elkaar plakte, stond er ineens een schattig schoentje op mijn tafel. Ik ben heel benieuwd of je het schoentje ook in het echt hebt gemaakt en voor wie.
Als we elkaar spreken hoop ik dat je me alles verteld over je leven. Je huwelijk met Marianus (noemde je hem Marinus, Mari, Rinus, Rien?) en zijn werk als winkelchef in Zutphen. Bij welke winkel werkte hij? Hoe was jouw leven met hem? Heb je zelf eigenlijk betaald werk gehad of was dat niet mogelijk of nodig in die tijd?
Ik ben gewoon benieuwd naar jouw leven. Geloof me, niet vanuit nieuwsgierigheid maar van oprechte interesse. Je achternichtje Nella liet me ook nog een borduurwerkje van haar zelf zien. In vergelijk met jouw fijne steekjes zie je dat het niet echt haar interesse had. Het is duidelijk: niet ieder meisje vindt handwerken leuk. Ze is later wel kunstenaar geworden. Niet zo vreemd want in haar lapje valt haar goed kleurgevoel wel op.
Ik hoop dat we snel wat kunnen afspreken. Dan kun je mij ook alles vragen over mijn leven. Dan laat ik je zien hoe een kopieerapparaat werkt.
Lieve groet van Jan
Noot van de schrijver
Mijn vriendin Nella Montfoort gaf me deze borduursels van haar oudtante. Ik ging meteen op zoek naar gegevens over Neeltje Maria Visser en ontdekte in verschillende archieven informatie over haar. Ze werd op 30 april 1892 geboren in Sliedrecht en was de middelste van drie zussen. Op 28 oktober 1914 trouwde ze met Marianus Johannes Hietberg (geboren 28 mei 1890 in Utrecht) in Zutphen waar ze ook hebben gewoond. Hoe lang ze daar in de Sprongstraat hebben gewoond heb ik niet kunnen ontdekken. Wel weet ik dat ze daarna verhuisd zijn naar Haarlem waar ze op 3 juli 1943 is overleden.
Haarlemsche Courant, 5 juli 1943
In de Haarlemsche Courant vond ik haar overlijdensadvertentie. Neeltje en haar man hebben geen kinderen gekregen. Marianus is overleden op 28 maart 1959.
Vorige week donderdag was je jarig. Door drukte, een slap excuus ik weet het, is het me ontschoten om je een kaart of brief te sturen. Daarom feliciteer ik je nu van harte en ik beloof je dat ik je het volgend jaar niet zal vergeten. Je staat in mijn telefoon en twee dagen voor je verjaardag krijg ik een melding om eraan te denken.
Stadsarchief Amsterdam
Ik weet natuurlijk hoe oud je bent geworden, maar het lijkt me niet zo netjes om dat nu hier op te schrijven. Dat heb ik streng van huis uit meegekregen: nooit naar de leeftijd van een dame vragen!
We hebben elkaar op een wel heel bijzondere manier ontmoet. Via jouw vriendin Anna ten Bruggencate, ook een Anna!, kwamen we met elkaar in contact. Met sommige onbekenden kun je ineens een goede klik hebben. Met jou had ik dat direct!
Ik vond het heerlijk om naar jouw levensverhaal te luisteren. Je bent geboren in Amsterdam; je vader heette, net als ik, ook Jan. Je vond het minder leuk dat je moeder ook Anna Petronella heette. Het was in de familie altijd grote Anna en kleine Anna, zelfs toen je al lang volwassen was. Dat is iets dat we gemeen hebben. Ik ben ook altijd kleine Jan geweest, en dat vond ik, net als jij, heel vervelend!
Trouwakte Anna en Jan, Stadsarchief Amsterdam
Overigens wel weer grappig dat jouw man dan ook weer Jan heet. Blijkbaar heb je toch iets met Jannen. Uit je verhaal bleek overigens dat jouw Jan Christiaan Theodorus Ludeker je grote liefde was. Vijftien jaar ouder dan jij, maar wat maakt dat uit? Ik vind het burgerlijk, truttig zeggen we nu, als mensen daar vreemd over doen. Als je echt verliefd bent, doet leeftijdsverschil er niet toe.
Overlijdensakte, Stadsarchief Amsterdam
Bovendien hebben jullie aan de wereld laten zien dat het menens was. Op twee dagen na zijn jullie bijna 37 jaar getrouwd. Op je 61ste werd je weduwe. Wat zul je verdrietig zijn geweest.
Merklap van Anna Pogge
Eerlijk gezegd vond ik het een beetje vreemd dat je zei dat je geen beroep hebt gehad, maar dat Jan tot zijn pensioen telefoonschrijver bij de gemeente Amsterdam was. Huisvrouw zijn is wel degelijke een beroep! Het is ook een vak waarvoor je op school hebt geleerd. Denk alleen maar aan de lessen rekenen, zodat je goed met het huishoudgeld uitkomt, en al dat handwerken ter voorbereiding op het leven samen. Natuurlijk snap ik dat het een andere tijd was met andere ideeën over beroep en huisvrouw zijn.
Gebreide stoplap in katoenen garen
Van andere vriendinnen van jouw leeftijd hoorde ik verhalen dat ze het zo verschrikkelijk vonden als de handwerkjuf naast je kwam staan met een schaar in haar hand. Ze pakte dan jouw ‘met bloed zweet en tranen’ gebreide, katoenen lap en knipte er een vierkant gat in! ‘En dat ga je nu zo netjes dichtmazen dat ik er straks niets meer van zie,’ zei ze dan.
Achterkant stoplap
Hoe heb jij dat ervaren? Daar moet je me de volgende keer als we elkaar weer spreken wat meer over vertellen.
Kledingproefjes: hemdje met gehaakte rand, dijzak met monogram en rokje met gefestonneerd knoopsgat en kanten rand
En ook over al die andere handwerkproefjes die je jarenlang zo netjes in een doos hebt bewaard.
Mini schort met ingezette stukken aan de onder-en bovenkant waarbij de ruit doorlooptGebreid rokje en halve sok, materiaal katoen
Lieve Anna, tot snel hoop ik, en met een hartelijke groet van Jan
Noot van de schrijver
Gevonden in een weggeefkastje in Amsterdam Oost
Anna ten Bruggencate vond in een weggeefkastje in Amsterdam een doos met handwerkproefjes. We kregen via Facebook contact en ze gaf me de doos. Direct las ik de naam A Pogge op de kleine merklap. Na wat speurwerk in het archief van Amsterdam kwam ik informatie tegen waaruit bleek dat al die textielproefjes van Anna Petronella Pogge (19 januari 1902 – 16 maart 1990) waren. Er komt geen andere A. Pogge in het archief voor, en het geboortejaar 1902 lijkt me heel plausibel. Al die werkstukken moeten van haar zijn geweest!
Op Facebook las ik bij een bericht van mijn goede vriendin Evelien Verkerk over het boek ‘On Mending’ van Celia Pym met als ondertitel ‘Stories of damage and repair’. Celia Pym is van oorsprong verpleegkundige. In dat werk werden vaak de woorden ‘on the mend’ gebruikt: ‘aan de beterende hand’. Mending oftewel herstellen is de laatste jaren populairder geworden. Een trui met een gat kan door een contrasterend borduursel nog jaren mee; een scheur in een overhemd kan worden hersteld door er een lapje op te zetten van een andere stof. Bij ‘visible mending’ is de zichtbaarheid van de reparatie het startpunt. De reparatie mag en moet zelfs gezien worden. Het is een goede en creatieve manier om langer kledingstukken of ander textiel te gebruiken. Als je het goed doet, ziet het er geweldig uit, is het er rijker door geworden en kan het weer jaren mee.
Eerste fase herstel van het Baskische tafellaken met gaten
Mooi herstellen vraagt geduld en aandacht. Een aantal jaren geleden kocht ik bij een kringloopwinkel in Frankrijk een in plastic tape verpakt tafellaken. Er was een sticker opgeplakt waarop geschreven stond ’10 serviettes’. Of alles in goede staat was kon ik niet zien. Ik kocht het voor vijf euro en het ging mee naar Amsterdam. Nadat ik het uitgepakt had zag ik gaten in het tafellaken zitten. Ik besloot het zichtbaar te repareren en gebruikte daar een servet voor.
Zichtbaar gerepareerd Baskisch tafellaken
Geduld om het mooi te repareren bleek ik wel te hebben voor het oude tafellaken dat er na de reparatie heel vrolijk uitkwam.
Wollen shawl van Magee gekocht in Clifden, Ierland
Op een oude shawl kwam ik niet veel verder dan wat borduurgebroddel. Misschien moet ik daar maar verschillende lapjes op gaan zetten om de gaten weg te werken.
Visible mending direct toegepast op het boek
Ik bestelde het boek direct en kreeg het deze week in de bus. Helaas was het bij de hoeken gescheurd en beschadigd. Na een klacht erover kreeg ik het bericht dat me een nieuw, gaaf exemplaar wordt toegestuurd. Ik moest er stiekem om lachen want een boek over herstellen dat beschadigd is, vraagt om ‘visible mending’.
‘On mending’ is geen doe-het-zelf boek over hoe je iets met repareren; daar zijn andere boeken voor zoals ‘Mending Matters’ van Katrina Rodabauch of websites van bijvoorbeeld Tom of Holland. Op de website ‘Nederlands gebreid’ van Evelien Verkerk zijn prachtige voorbeelden te vinden van historische stoplappen die als doel hadden meisjes te leren stoppen om zo kleding langer mee te laten gaan. Op de website staan ook patronen als je zelf zo’n stoplap wilt maken.
Houten stoppaddestoel, maasgaren en naalden, erfenis van vriendin Tonny Hollanders
In het boek van Celia Pym staan ontroerende verhalen over herstellen, verstellen en stoppen van kledingstukken. Ze schrijft dat sokken stoppen vaak het eerste is waar mensen aan denken als je het over dit onderwerp hebt. In mijn eigen geschiedenis klopt dat ook. Mijn moeder stopte alle sokken van haar zonen en haar echtgenoot. Ik zie mijn moeder nog zitten op de bank, hoe ze met haar vuist in een sok (ze gebruikte geen houten stopei of stoppaddenstoel) met een draadje maaswol in een naald een gat onzichtbaar stopte. Helaas heb ik geen sokken bewaard maar ik herinner me een paar dunne sokken van Comme des Garçons die ze met heel dun garen repareerde en die mijn echtgenoot Bram daarna nog door kon dragen.
Kleren zijn een tweede huid en ze vertellen verhalen over de mensen die ze hebben gedragen. Het lichaam zit in gebruikte kleren; dat kun je ook zien als je ’s avonds voor het naar bed gaan je kleren uittrekt. Wanneer iemand overlijdt, blijven zijn of haar kleren in de kast hangen. Na korte of lange tijd komt de vraag wat ermee moet gebeuren. Ga je ze zelf dragen, al dan niet aangepast? Breng je ze naar de kringloop? Mogen vrienden er een keuze uit maken?
Celia Pym, tegenwoordig universitair docent textiel aan het Royal College of Art in Londen, ontmoet veel mensen die haar kapotte kleren brengen waar een verhaal achter zit. In haar boek zijn acht verhalen te lezen over reparaties op gebreide kledingstukken, een over twee rugzakken en de laatste gaat over een picknickkleed. Sommige verhalen gaan over familieleden zoals haar tante Elisabeth die weduwe werd nadat haar man Patrick Cobb omkwam tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Blauwe stoppages op de mouwen van het vest Foto: Michele Pazeri
Haar simpele naturelkleurige vest van het merk Murray Brothers heeft tante Elisabeth veel gedragen tijdens wandelingen met haar hond. Het vest sleet, met name bij de ellenbogen. Celia repareerde het twee keer liefdevol met twee verschillende kleuren blauw garen.
Gele stoppages op het oranje breiwerk Foto: Michele Panzeri
Een ander verhaal gaat over de oranje slip-over van Bill Smith, gebreid door zijn vrouw Ursie Smith ongeveer dertig jaar geleden. Bill droeg graag heldere kleuren en dit kledingstuk is er een voorbeeld van. In 2010 en 2017 is het meerdere keren gestopt met gele wol en Bill heeft het kledingstuk tot zijn dood in 2020 gedragen. Helaas is het verdwenen in het tehuis voor demente ouderen waar hij de laatste tien dagen van zijn leven verbleef. Door het verhaal met foto’s over deze slip-over te vertellen is het er toch nog.
Het kleine boek vol ontroerende levensverhalen via gerepareerd textiel bracht me ook bij een kledingstuk van mezelf dat Evelien Verkerk voor mij heeft gerepareerd en dat ik sindsdien koester.
In september 2011 was ik met een groep collega-docenten in Italië in het kader van bijscholing. We bezochten scholen, bedrijven en een beurs. Op een vrije middag gingen we naar Venetië. In een kleine winkel van het merk Falconeri hing een tricot colbert. Dat had ik al eerder gezien in een andere winkel van hetzelfde merk in Vicenza, maar daar was ik al voor de bijl gegaan voor een mouwloos vest. In de winkel in Venetië trok ik het colbert aan en het paste zo goed! Toen een collega zei dat ik er spijt van zou krijgen als ik het niet zou kopen, kocht ik het jasje. Gemaakt van 100% wol in een subtiel blauw met bruin ruitje. Het ging mee naar Nederland en ik droeg het met een effen overhemd eronder als ik er bij speciale gelegenheden wat gekleder moest uitzien.
Mijn man Bram stierf op 2 april 2013. Op zijn begrafenis droeg ik het colbert. Dat was met een reden: niet alleen dat ik het graag droeg, maar Bram vond het me ook mooi staan. Het jasje gaf me warmte op een moeilijke dag vol herinneringen en omhelzingen van vrienden. Tijdens mijn speech aan het einde van de ceremonie gaf het me zekerheid. Ik ben ervan overtuigd dat het jasje me vertrouwen heeft gegeven tijdens die toespraak die je maar een keer kunt doen en die goed moet overkomen.
Herstelplekken aangegeven met wit garen Foto: Evelien Verkerk
Het colbert ging de klerenkast in. Ineens waren ze er, of waren ze er al langer? Motten die in de aanval waren gegaan op mijn gebreide wollen sokken, truien en vesten. Overal gaten! Al dat moois verdween in de vuilniszak. Ook mijn allermooiste jasje was niet aan de vraatzucht ontkomen. Die vliegende monsters hadden zich tegoed gedaan op verschillende plekken aan voor- en achterkant en op de mouwen. Mijn colbert vol herinneringen, ik kon wel janken.
Reparatiestadia Foto: Evelien Verkerk
Ik vertelde het aan Evelien Verkerk. Ze nam het jasje mee en repareerde het op een manier die ik niet voor mogelijk had gehouden. Ze maakte van al die gaten kleine, verfijnde contrasterende kleurvlakken in hetzelfde motief als het origineel. Dat ze daar het geduld voor had, vind ik nog steeds een wonder. Aan het colbert heeft ze een lichtheid en vrolijkheid toegevoegd. Dat past goed bij mij want eigenlijk ben ik een optimistisch mens en vind ik dat je het leven moet vieren waar mogelijk. Als ik het colbert draag, krijg ik veel complementen; veel mensen denken dat ik het zo gekocht heb.
Mijn lievelingsjasje vol herinneringen
Er is iets aan toegevoegd dat te maken heeft met mijn leven en met speciale momenten dat ik het jasje droeg. Het verhaal van mijn colbert zou goed in het boek van Celia Pym passen.
Haar werk zag ik voor het eerst op de Art Brut Biennale 2018 in Hengelo. Een wand vol wonderlijke poppen van textiel en een heftig geborduurd communiejurkje.
Ik vond ze heel bijzonder en ik werd direct nieuwsgierig naar de Franse Mariette die ze had gemaakt.
We kregen contact en ooit hoopte ik haar te ontmoeten en rond te kijken in haar eigen museum in Saint-Laurent-du-Pont, ergens in de Isère, tussen de vlakte van Guiers en het massief van Chartreuse.
Op een zonnige dag in de zomer van 2021 reden we erheen en parkeerden de auto onder het gebouw waarin haar eigen museum is gevestigd: La Maison de Mariette, ontworpen door haar man Bernard.
We belden aan en daar was direct de lach en het contact. Mijn Frans is niet goed, Jos kan het beter en Mariette sprak alleen Frans, maar dit bleek geen probleem als je openstaat naar elkaar en textiel een verbindende factor is.
‘Kijk rustig rond,’ zei ze. Dat deden we en vol verbazing verdwenen we in de hallucinerend mooie wereld van Mariette. Daar waren de poppen weer. Geen lieve poppen, wel sprookjespoppen die pijn doen en een eigen schoonheid uitstralen.
Poppen die je wat willen vertellen. ‘Poupées en mal d’enfantement’ noemt Mariette ze, letterlijk vertaald ‘poppen in pijn/smart van bevalling’.
Ze zijn gemaakt van allerlei soorten textiel in verschillende groottes en vormen.
Veel bruidswit en doopwit als symbool van onschuld, maar ook series in zwart en grijs. Hoofden van klei of papier.
Ze hangen aan muren, liggen op tafels, staan onder stolpen of zitten in dozen.
Met of zonder hoofd, soms met een klein hoofd op een buik.
Er zijn poppen met armen op vreemde plekken, poppen met lange, dunne, omwikkelde benen.
Hun lijven met garen ingerold; driftig gemaakte steken moeten alles bij elkaar houden.
Kleine, witte, keramieken baby’s zijn ingebakerd met stof of met draden die onschuld uitstralen.
In een vogelkooi hangen witte babyschoentjes. Aan veel poppen hangt een klein label met een Romeins cijfer.
Er zijn veel verwijzingen naar de katholieke kerk: kruisjes met Jezus, scapuliers met Mariahoofden, kralen van rozenkransen.
Religieuze symboliek als hulp om staande te blijven? Ik zag in al dat werk de pijnlijkheid van het leven gevangen in textiel. Maar ik voelde ook dat verdriet een enorme motor kan zijn om iets te maken.
In de kleine catalogus over haar poppen vertelt Mariette het volgende: ‘Ik heb drie kinderen van wie ik houd, maar ik realiseerde me dat het me frustreerde dat ik hun geboorte niet had gezien, niet had meegemaakt. Ik moest deze pijn, dit gemis, dit groot onbehagen uiten. Op een dag, in februari 2005, besloot ik om 700 poppen te maken als therapie, een uitweg uit de noodzakelijke rouw. Dus ik maak deze poppen, ik werk er hard aan, en als ik klaar ben, kan ik rustig verder. Hun gemeenschappelijke thema is religie, spiritualiteit, vrouwelijke seksualiteit, magie. Sommige poppen lijden aan geboorteziekte, de pijn van de geboorte.’
Mariette komt, zoals ze zelf zegt in een film over haar, uit een gezin waar liefde volop aanwezig was. Een artistieke familie met een vader die kunstenaar was en een moeder die creativiteit stimuleerde. Ze is de derde op een rij van vijf zussen en ze groeide daardoor op in een wereld van vrouwen. Er werd veel met poppen gespeeld.
Hun moeder breide poppentruien en naaide poppenkleding. Nog steeds is haar moeder voor Mariette een voorbeeld.
Ze is ook op veel plekken in het museum zichtbaar.
Mariette heeft zich als autodidact ontwikkeld tot een kunstenaar die verschillende disciplines gebruikt. Naast het maken van poppen tekent en schildert ze, maakt ze kleine en grote objecten, tekent ze bij gedichten van Rainer Maria Rilke en Emily Dickinson, en maakt ze daarvan bibliofiele boeken in een kleine oplage.
Haar materiaal vindt ze op rommelmarkten, in kringloopwinkels of tijdens vide-grenier-verkopen. Ze is gespitst op materialen waar een geschiedenis inzit. Afbeeldingen van monsters en andere mythologische wezens, van huiveringwekkende helden en kinderlijk vrome heiligen, van tirannen en madonna’s. Met die vondsten stelt ze haar werk samen en maakt ze een eigen verhaal.
In haar atelier liggen al die materialen keurig gesorteerd in lades en kasten en er liggen creaties die afgemaakt moeten worden.
Natuurlijk kochten we werk van haar dat nu in ons huis een plek heeft gevonden.
Ik vond het een bijzondere ontmoeting met een zachtaardige en tegelijkertijd krachtige vrouw die uniek werk maakt, soms teder en liefdevol, soms scherp en schrijnend, van een aangrijpende, sprookjesachtige zeggingskracht.
Een paar weken geleden zag ik op Facebook een filmpje over het fotoboek ‘Big Heart, Strong Hands’ van de Noorse fotografe Anne Helene Gjelstad. Ze fotografeerde vanaf 2008 elf jaar lang 35 oude vrouwen op de Estlandse eilanden Kihnu en Manija. Een paar daarvan zijn nog in leven. Vrouwen die hard werken terwijl hun mannen vaak afwezig zijn door werk op zee of het vaste land. Een matriarchaat zou je het kunnen noemen. Vrouwen die op het eiland zijn geboren en getogen en daar zijn blijven wonen. Opvoeden, koken, kleren maken, repareren, land bewerken, dieren verzorgen – dat is hun leven. Sterke vrouwen die niet gewend zijn om veel te praten over hun innerlijk. Hard werken hoort erbij en daar zeur je niet over. Cultuur en traditie respecteer je en houd je in ere. Zo doen ze dat daar en zo doen ze dat al heel lang. Via de Engelse uitgever Dewi Lewis Publishing kwam het boek bij mij thuis.
Op de voorkant, gedrukt op stof, een portret van Sauendi Mann. Ze lijkt je aan te kijken, maar kijkt ook van je af. Oude handen leunen op een stok, een hoofddoek met bloemen. In het boek lees je dat haar leven grote tragedies kende. Op de achterkant breit Lohu Ella geconcentreerd een traditionele want. Twee foto’s die een wereld laten zien die ik niet ken. Wie zijn ze en wat gaan ze me vertellen?
Toen ik het boek had bekeken en gelezen, zocht ik contact met Anne Helene Gjelstad om haar te vertellen dat ik een artikel over haar boek wilde schrijven en dat ik graag wat foto’s wou gebruiken. Ik kreeg direct een positief antwoord en ze stuurde me foto’s. We mailden heen en weer en zo kreeg ik ook contact met Maie Aav, de directrice van het Kihnu museum. Aan haar vroeg ik of er oude foto’s in het museum waren waarop textiel en het gebruik ervan goed te zien waren. Een serie wonderschone foto’s belandden in mijn mailbox.
Nu weet ik wel iets van textiel uit Estland omdat ik boeken over traditionele breisels heb. Onder andere het beroemde boek ‘Kindakirjad’ van Kihnu Roosi met traditionele patronen voor wanten en handschoenen.
Op Kihnu en Manija wordt nog dagelijks dracht gedragen; de traditie blijft er leven. De vrouwen maken hun kleren met de hand, van begin tot eind. Ze scheren hun schapen en spinnen de wol. Ze weven lappen stof voor kleding en breien sokken voor de hele familie.
Op heel dunne breinaalden breien de vrouwen met dun gesponnen witte wol hun lange kousen vol ingewikkelde patronen. Die allerzachtste wol hiervoor komt van de ruggen van lammeren die in de lente worden geschoren. De vrouwen doen er een paar weken over om een paar te breien. ’s Winters dragen ze kousen over elkaar heen om warm te blijven. Om te zorgen dat ze niet afzakken, knopen ze aan de bovenkant een zelf geweven band.
Wanten breien van zachte lamswol staat ook op het winterbreiprogramma. Licht garen als basis waar met donker garen grafische patronen vol betekenis en symboliek ingebreid worden, vaak met wat kleur in de manchet.
De oude patronen gaan over van moeder op dochter. In de loop van de jaren zijn er natuurlijk patronen bijgekomen. Door het inbreien ontstaat er een dubbele laag wol die extra warmte geeft. In het boek van Kihnu Roosi staan schitterende voorbeelden met patronen om na te breien.
Als je trouwde, was het de gewoonte om alle gasten een cadeau te geven dat je voor hen had gemaakt. Op de bruiloft kregen de belangrijkste vrouwen gebreide kousen vol ingewikkelde, kleurrijke patronen. De andere gasten ontvingen sokken, handschoenen, wanten of geweven riemen; die waren sneller klaar. In een paar uur tijd gaf je alles weg wat je had gemaakt in al die winters. Je jeugd was voorbij, je was een volwassen, getrouwde vrouw geworden.
Hoe bijzonder moet het zijn om fraaie handschoenen te krijgen die met aandacht zijn gebreid. Als je ze draagt, denk je weer aan die prachtige bruiloft. Een herinnering in liefdevolle steken.
Zoals overal veranderde er ook op deze twee geïsoleerde eilanden het een en ander. De zeevarende echtgenoten kochten voor hun vrouwen in de havens van Riga en Sint Petersburg kleurrijke zakdoeken, garens en met rozen bedrukte stof. De cadeaus werden bij thuiskomst met veel enthousiasme uitgepakt. De kleding van de eilandvrouwen veranderde van kleur. Tot het begin van de 20ste eeuw werden wol en linnen plantaardig geverfd. De opkomst van chemische verfstoffen zorgde voor een verandering van het zachtere kleurbeeld naar fel geel, hard blauw en spetterend rood.
Twee kleuren zijn belangrijk in de kleding om de symboliek die er achter zit. Rood is de kleur van de jeugd, van geluk en vrolijkheid. Blauw verwijst naar verdriet en rouw, zoals het bijvoorbeeld in Staphorst ook een rouwkleur is. Geel en groen zijn accentkleuren. Zwart en wit zijn de natuurlijke kleuren van schapen en die tinten passen prachtig bij de bovengenoemde vier kleuren.
Al deze kleuren zijn terug te vinden in de kört: de gestreepte, wollen rok die de vrouwen dagelijks dragen. Rokken die niet aan mode onderhevig zijn en een leven lang meegaan. Een kört vertelt het verhaal van de draagster. De stof wordt in de winter geweven op oude weefgetouwen.
De rode rand aan de onderkant beschermt je tegen het kwaad en zorgt ervoor dat de rok aan de onderkant niet kapot gaat. Aan de hoofdkleur van de rokken zie je hoe de draagster zicht voelt. Rood als ze jong en zonder zorgen is, zwart voor zware rouw over een familielid, blauw na de dood van een iets verder afstaand familielid en rood met strepen wanneer zes jaren rouw voorbij zijn.
Als je de foto’s uit het boek van Anne Helene Gjelstad bekijkt en ze vergelijkt met de oude foto’s uit het museum valt op dat er weinig is veranderd. Dezelfde rokken worden nog steeds gedragen met daarbij het wollen Kihnu Jakk en om het hoofd een hoofddoek.
Weinig jonge vrouwen zullen die kleding nog dagelijks willen dragen, hoogstens op een traditioneel feest. Dat lijkt me begrijpelijk, maar nog steeds zijn er vrouwen die vanuit hun traditie en liefde voor dit soort kleding ervoor kiezen om die elke dag met trots te dragen. Bewonderenswaardig!
Het boek van Anne Helene Gjelstad bracht me in contact met deze vrouwen op eilanden waar de tijd lijkt stil te staan. In de persoonlijke verhalen van deze sterke vrouwen klinken veel droevige herinneringen door.
Järsumäe Virve vertelt over de Russische bezetting en een grote groep soldaten in hun huis die ook moesten eten van het weinige dat er was. Over een Russische officier die haar moeder op kerstavond dreigde dood te schieten. Hij deed het uiteindelijk niet, maar het gevaar zorgde wel voor een groot trauma.
De echtgenoot en de zoon van Tiidu Mari overleden een week na elkaar in maart 1995. Op 25 juli van dat jaar ging hun huis in vlammen op. Toch is Tiidu een vrouw die van muziek en dansen houdt; de polka is haar favoriet.
Anne Helene Gjelstad ontmoette Sauendi Mann op de begraafplaats waar haar zoon ligt begraven. Tijdens de Russische overheersing moesten ze werken in het bos. Haar jonge zoon kwam om toen een boom op hem viel. Liever had zij er gelegen.
Lohu Ella, geboren in 1937, breit al vanaf haar vierde jaar. Ze vertelt over het Russische regime waar je je aan moest onderwerpen. Je mocht het Kihnu dialect niet meer spreken. Na de ineenstorting van het Russische rijk voelde ze zich bevrijd. Ze krijgt een pensioen, geniet van het maken van handwerken, die ze samen met haar dochter op hun boerderij verkoopt.
Levens van gewone mensen die vol zitten met bijzondere verhalen die gehoord en gelezen moeten worden. Door de prachtige foto’s kom je in huizen en op plaatsen waar de tijd heeft stil gestaan. Je staat oog in oog met eilandvrouwen die je toelaten in hun levens. Dat is een reden om het boek aan te schaffen.
Kant, wat een schoonheid is dat toch als je er goed naar kijkt! En dan die verschillende soorten met prachtige namen zoals Grof Brugs Bloemwerk, Blonde, Chantilly, Point de Gaze, Valenciennes en Rosaline. En heel veel andere namen want kant werd in een groot deel van de wereld gemaakt. Ik kwam ze allemaal tegen in het prachtige Kantcentrum in Brugge. Over die namen wordt nog wel eens strijd gevoerd bij kantwerksters onderling. Je moet er heel veel verstand van hebben wil je sommige kantsoorten kunnen onderscheiden. Op de website van het Kantcentrum staat een aantal kantsoorten helder beschreven.
Milanese kloskant met ronde mazen uit de 2e helft van de XVII e eeuw (Collectie Kantcentrum Brugge)Chantilly (Collectie Kantcentrum Brugge) Point de Gaze, naaldkant (Collectie Kantcentrum Brugge)
Brugge, de stad die wereldberoemd is om het handgekloste kant. Veel toeristen gaan erheen om kantwerk te bekijken en een stukje te kopen. Het museum is gevestigd in de voormalige Kantschool van de Apostolinnen op het Adornes domein. Er is een permanente tentoonstelling van hun schitterende collectie kant door de eeuwen heen, een documentatiecentrum en op de eerste verdieping een zaal waar demonstraties worden gegeven door ervaren kantwerksters. Ik zag de dames niet alleen met wit of crème garen klossen, maar ze waren ook bezig met een modern kantstuk van glanzende, gekleurde garens.
Demonstratie Kantcentrum Brugge
Je hoort er het heerlijke geluid van klakkende klosjes die tegen elkaar slaan. De klosjes die het mooie geluid maken, zijn van palmhout, vertelde me een oude dame, die aan het klossen was. De andere klosjes maken ook geluid, maar dat klinkt lang niet zo mooi.
Hoor je het geluid?
Collectiebeheerder Rudy De Nolf was zo vriendelijk me informatie te sturen over de verschillende soorten klosjes. De palmhouten klosjes zijn populair omdat het een harde houtsoort is die, eenmaal gedroogd, een fijne structuur en een groot volumegewicht heeft. Het hout is glad en dat is voor het klossen geweldig. Palmhouten klossen zijn echter duur, dus niet iedereen klost ermee. Bovendien is het hout vrij zeldzaam. Na die van palmhout is de meest luxe klos die van ebbenhout. In de webshop van het Kantcentrum zijn ze te koop, naast andere klosjes van goedkopere houtsoorten.
Op de eerste verdieping is een lokaal ingericht voor de Kantschool; daar kan iedereen van jong tot oud les krijgen. Er zijn beginners- en docentencursussen, workshops en speciale cursusdagen. Als Brugge dichterbij zou zijn, zou ik me misschien aan een beginnerscursus wagen. De middag dat wij er waren, was een groep kinderen en jongeren volop aan het experimenteren met andere soorten garens dan die van het klassieke kant. Mooi om te zien dat meisjes en jongens met zoveel plezier en vrolijkheid aan het werk waren. Dat geeft hoop dat de techniek wordt doorgegeven en het ambacht levend gehouden. Van kantklossen kun je niet leven, maar het kan een mooie hobby zijn die veel voldoening geeft.
Witte zakdoek met gehaakt kant, gele zakdoek machinaal en geklost kant aan een linnen lap. Alles eigen collectie
Het begrip kant geeft veel mensen een romantisch gevoel. De kanten sluier bij de bruidsjurk. Zakdoekjes met kant om een geliefde uit te zwaaien. Een kanten randje aan een sexy onderjurk. Kant geeft je een sensatie van luxe, zelfs een machinaal kantje kan dat doen.
Er is echter ook een andere kant aan de schoonheid van geklost kant uit het verleden: de sociale kant die met onderdrukking en uitbuiting gepaard gaat, ook al geven kantwerksters op ansichtkaarten uit die tijd een vrolijk en trots beeld. Daarover las ik in het boek ‘Kant in Brugge 1911, een technische & sociale omwenteling’, dat ik in de winkel van het Kantcentrum kocht.
Kant is sinds de 16de eeuw in veel landen in Europa gemaakt. Door de verbouw van vlas in België werd er in Brugge vaak met linnen geklost.
Brugse kantwerksters voor hun huizen (Via Erfgoed Brugge)
Stel je het volgende voor: Je bent een vrouw, getrouwd met een man die een karig loon verdient en jullie wonen met zes kinderen eind 19de eeuw in een armoedige buurt in Brugge. Twee kamers en een kelder. Je moet de eindjes aan elkaar knopen en je verdient wat bij door elke dag uren te klossen. Huisnijverheid heet dat en je vult er het loon van je man wat mee aan. Kantklossen heb je geleerd op een van de Kantscholen die rond 1846 in Brugge zijn opgericht. Als jong meisje kreeg je les van een oude kantwerkster, die je onder een streng regime hele dagen liet klossen. Het grootste deel van het loon ging uiteraard naar de lerares. Je hebt er Binche, Cluny en Valencienneskant leren maken. Dat kun je allemaal en je kant is prachtig. Er is veel vraag naar, vanuit de modewereld en vanuit de katholieke kerk. Zo ben je in de val van het kantklossen getrapt. Naast het klossen houd je maar weinig tijd over voor het huishouden en de zorg voor je gezin.
Ansichtkaart (Via Erfgoed Brugge)
Je bent niet de enige die dit beroep uitoefent. In 1896 zijn er in België 47.740 kantwerksters. Dit stijgt met 60% naar 79.458 in 1910. Ongeveer 7% hiervan werkt in Brugge. Er is onderling een moordende concurrentie. Wie kan het snelst werken met het mooiste resultaat? Je krijgt per stuk betaald omdat je werkt met een ‘kantkoopvrouw’ die al jouw prachtige kanten voor een habbekrats ophaalt. Je hebt alleen een mondeling contract met haar. Ook ben je verplicht bij haar je kussen, garen, klosjes, naalden en spelden te kopen tegen hoge prijzen. Rond 1910 verdien je een weekloon bij 60 uur klossen van 5,50 fr. Een fabrieksarbeidster verdient in die tijd het dubbele. Uitbuiting is het, maar wat moet je doen? Je weet dat die kantkoopvrouw jouw kantwerk voor hoge prijzen verkoopt aan fabrikanten en andere opdrachtgevers. Bovendien zien alle kantwerksters elkaar als concurrenten; je verenigen tot een gezamenlijke partij en zo een vuist maken, zit er niet in. Daardoor sta je voortdurend onder druk. In tijden dat er minder vraag naar kant is, betaalt de kantkoopvrouw je minder of ze gaat met haar bestelling naar een andere kantwerkster.
Kantwerksters, jong en oud (Via Erfgoed Brugge)
Ik zie haar zitten in een vochtige kelder achter haar kantkloskussen vol spelden waarop een intrigerend stuk kant in wording te zien is. Met rode wangen wellicht omdat over een uur de kantkoopvrouw komt om het werk op te halen en het gezin nog moet eten.
Wanneer komt de kantkoopvrouw? (Via Erfgoed Brugge)
Wat een droevig beeld! De schoonheid van kant heeft ook een andere kant.
Kantschool van de Apostolinnen, let op het leeftijdsverschil (Via Erfgoed Brugge)
De meeste kantscholen werden opgericht door de geestelijkheid of door privé personen. De belangrijkste kantschool van Brugge in de 19de eeuw was de school van priester Leon de Foere, in 1816 gesticht in de Sint-Jakobstraat. De school bleef actief tot de Tweede Wereldoorlog.
Dagkantschool in de Timmermanstraat, (Via Erfgoed Brugge)Kantschool Apostolinnen (1934), (Via Erfgoed Brugge)
De Zusters Apostolinnen hadden rond die tijd een kantschool in de Balstraat. In dit gebouw is nu het Kantcentrum gevestigd.
Ansichtkaart van kantwerksters waar het werk rooskleurig werd voorgesteld (Via Erfgoed Brugge)
De concurrentie van machinaal gemaakt kant is de doodsteek geweest voor de kantwerksters, ook wel Spellewerksters genoemd.
Brugse spellewerkster anno 1900, (Via Erfgoed Brugge)
SAX, pseudoniem van Emiel Van Biervliet (1851-1927) schreef in 1882 een gedicht over de kantklossende vrouwen. Een ode aan al die vrouwen die onderdrukt werden door kantkoopvrouwen, door geestelijken en opdrachtgevers; spellewerksters die kantwerk maakten waar je nu in musea ademloos naar kunt kijken.
De Spellewerkster
Hoe tripplen de boutjes al rommlen dooreen, Hoe lieflijk, hoe zwierig, hoe vluchtig! Hoe rollen, hoe kruisen, hoe paren, hoe scheen Hoe springen zij geestig en kluchtig! ’T zijn juiste lijk wiemkes die ’s middernachts dansen Op ’t kruis van den weg in betooverde kransen; Hun stellen bevallige handjes de wet: Zij toovren al hupplen een liefelijk net, Waar weeldrige planten en bladeren groeien, Waar wondere bloemen en roozen in bloeien, Waartusschen men vogeltjes fladderen ziet Die schijnen te zingen met ’s werkmeisje’s lied.
O, zeg mij wie leerde u die wondere kunst, O meisje van Brugge, van Vlaanderens streke! De rijkste geschenken van vorstelijke gunst Die scheppen uw vingeren steke voor steke; Maar gij, arrem kind, hebt gij brood wel te eten, Als g’u schoonheid, uw kracht en uw jeugd hebt versleten? Uw dagen en’ nachten die slaafdet gij door; Wat werpt men u dan als een almoese voor? Te weinig voor ’t leven, te veel om te sterven Uw leven is werken en slaven en derven Want ‘t geld van den rijken wiens praalzucht gij tooit En vindt toch den weg van uw huizeken nooit.
Nogtans, arrem kind gij zijt meêlijden weerd; Want eerlijk en braaf is de loop uwer dagen: Uw needrige deugd, bij d’eenvoudigen heerd, Moet de ziel van den Vlaming behagen. De glans uwer oogen, de blos uwer wangen Doet menigen braven werkman verlangen: Eens maakt gij ’t geluk uit een’s jongelings hert Met u zal hij deelen, zijn vreugd en zijn smert. Ja werken zult g’altijd en slaven en zorgen, Van gistren vermoeid en bekommerd voor morgen, Als bruid en als moeder in blijdschap of pijn Een vrouwe van Vlaanderen dat zult ge steeds zijn.