49. Goud en zijde uit Oezbekistan (2)

Detail Suzani 19de eeuw

Na al die zalen in Institut du monde arabe met prachtige kledingstukken ging de tentoonstelling verder met Suzani; dat is Perzisch voor handwerk of borduurkunst.

Suzani 19de eeuw

Een suzani is een grote lap, vaak katoen, die met zijden garens werd geborduurd. Die lap werd vaak door een plaatselijk wever of door de huisvrouw zelf gemaakt. De weefbreedte was 25-50 centimeter. Als er een lange lap geweven was, werd hij in een aantal strips geknipt en die banen werden weer  los aan elkaar gezet met grove steken tot de afmeting van de uiteindelijke suzani. De tekenvrouw, de kalamkash, tekende er met zwarte inkt een patroon op.

Suzani, 19de eeuw

Daarna werd de lap weer uit elkaar gehaald en het borduren van de banen door een of meerdere vrouwen kon beginnen. Het zijden garen dat voor het borduren werd gebruikt, was al eerder gesponnen en daarna plantaardig geverfd. Als kleurstof dienden onder andere uienschillen, walnoten, moerbei, zoete kersen en henna.

Borduursel in kettingsteek; hier is de naad goed te zien

De kettingsteek is de meest voorkomende borduursteek voor dit soort borduursels. Men gebruikt er een gewone naald voor of een haaknaald. Je kunt het zien als een vorm van haken op stof waarbij de naald steeds door de stof prikt om de draad naar boven te halen. In dit filmpje zie je hoe dat gaat.

Als je HIER klikt kom je op de Ebay winkel van de familie uit de video.

Suzani 19de eeuw
Detail met naad

Alleen vrouwen borduurden suzani, in tegenstelling tot het goudborduren dat een mannenaangelegenheid was. Tegenwoordig zijn er ook mannen die dit ambacht beoefenen, maar van oudsher was het vrouwenwerk. Alle werkstukken gingen als een bruidsschat over van de ene generatie naar de volgende. De suzani werden gebruikt als wandkleden, bedspreien, gordijnen en gebedskleden. Ze waren decoratief en functioneel; ze zorgden ook voor harmonie in het huwelijk en het gezin.

Suzani stijl Samarkand, 19de eeuw
Detail, 19de eeuw

Globaal zijn er twee soorten stijlen van borduursels. In Samarkand werden veel lucht- en astrale elementen geborduurd; in Bukhara gaf men de voorkeur aan bloem- en plantmotieven uit de tuin van Eden.

Suzani stijl Bukhara, 19de eeuw
Detail, 19de eeuw

Hoe meer suzani’s je had, hoe rijker je was en hoe meer aanzien je daardoor kreeg. Bedenk erbij dat het een paar jaar kon duren voor een grote suzani af was.

Hoe modern ziet deze 20ste eeuwse Suzani er uit!

Het was overweldigend voor me om op de tentoonstelling deze 19 en 20ste-eeuwse kleden te zien hangen. Fascinerend om te bedenken dat de elke steek met de hand is gezet en dat uiteindelijk het wonderschone stuk textiel een functie in huis kreeg.

Suzani, Boukhara 19de eeuw

Hoe prachtig is om te zien dat elke vrouw een andere hand van borduren heeft. Dat wordt duidelijk zichtbaar als na het borduren twee banen stof weer aan elkaar zijn gezet.

De schoonheid van imperfectie!

Het dessin loopt door, soms heel precies, soms net niet. Soms hebben twee borduursters een net andere kleur garen gebruikt. Van die imperfectie gaat een grote schoonheid uit.

Suzani, 20ste eeuw 1950

Vanuit de zaal met suzani’s liep ik naar de ruimte met de tapijten; ook die spelen een grote rol in cultuur van Oezbekistan.

Detail geknoopt tapijt
Geweven tapijt vol symbolen

Er zijn vier verschillende vormen: geknoopt, geweven, geborduurd en gevilt.

Detail geborduurd tapijt
Gevilt tapijt

Naast de warmte die ze geven en de decoratie waarmee ze het huis versieren, zitten er in deze kleden ook eeuwenoude symbolen die huis en haard beschermen.

In de laatste ruimte van de expositie werd ik allereerst getrakteerd op schitterende sieraden. Traditioneel was het dat bij elke periode in een vrouwenleven verschillende sieraden hoorden. Hoe jonger je was, hoe uitbundiger de sieraden. Hoe meer sieraden je had, hoe meer status je kreeg.

De juwelen zijn gemaakt van zilver of een legering en ingelegd met halfedelstenen als koraal, parel of turkoois. Soms werd er ook gekleurd glas voor gebruikt.

Drie paranja’s stonden achter glas opgesteld: de Oezbeekse variant op de burqua. In de 19de eeuw waren moslimmeisjes en -vrouwen vanaf 10 jaar verplicht een paranja te dragen als ze naar buiten gingen. Hun hoofd ging schuil achter een sluier gemaakt van paardenhaar, de chachvan genoemd. De ‘jas zonder mouwen’ ging daarover heen zodat de vrouw geheel bedekt was. Hoe heftig moet het zijn geweest voor meisjes en vrouwen die niet aan de verplichting wilden voldoen en het toch moesten dragen.

Detail sluiting paranja

Natuurlijk waren de paranja’s op de expositie voor de hoge klasse, gemaakt van schitterend, glanzend brokaat geweven zijde en geborduurd met gouddraad. In de 20ste eeuw bleek dat vrouwen in stedelijke gebieden strenger waren in het dragen van de paranja dan vrouwen die in afgelegen gebieden woonden. Die gingen veel makkelijker om met de voorschriften. Paranja’s worden tegenwoordig niet meer gedragen.

De laatste zaal benam me even de adem: al die zijden en katoenen chapans in ikat en streepstoffen die daar hingen! Wat een rijkdom in kleur en dessin!

Schitterende voeringen en met geweven bandjes als afwerking. Hoe bijzonder moet het zijn geweest om door Samarkand te lopen en al die kleurrijke kleding tegen te komen op straat of op een feest bij de emir.

Ik heb er heel lang naar staan kijken.

Ikat, Atlas in het Oezbeeks, is een eeuwenoude techniek, oorspronkelijk afkomstig uit Indonesië. Via de zijderoute moet de techniek naar landen in Midden-Oosten zijn gekomen; ook in India is de techniek bekend en zelfs in Zuid-Amerika. Bij ikat-weven worden voor het weven begint delen van de kettingdraden en/of de inslagdraden afgebonden en daarna geverfd. Traditioneel met natuurlijke verfstoffen als indigo en granaatappel. In Oezbekistan worden alleen de kettingdraden geverfd en zijn de inslagdraden uni gekleurd. Tijdens het weven ontstaat het patroon op de stof.

Dit filmpje laat je het hele proces zien.

Naast de dure zijde-ikat en de nog duurdere zijde-fluweel-ikat werden en worden er ook ikat-weefsels in katoen gemaakt voor dagelijks gebruik. Katoen met zijde was ook een mogelijkheid.

Met deze techniek kunnen wonderschone, wervelende en complexe dessins worden geweven.

Een laatste blik op het schilderij At Shir-Dora van Nadezhda Kashima (1896-1977) uit 1928 voor ik de tentoonstelling uit liep.

Toen ik buiten stond en nog even naar de prachtige gevel van het instituut keek, had ik het gevoel dat ik in één middag een lange, aanlokkelijke en excellente textielreis door naar Oezbekistan had gemaakt. Wie weet kom ik er echt ooit in de toekomst.

25. Global Wardrobe, over cultureel toe-eigenen en cultureel waarderen

Celeste Pedri-Spade, Anti-Pipeline Society Kwe

We bezochten in  het Kunstmuseum Den Haag de tentoonstelling ‘Global Wardrobe, de wereldwijde modeconnectie’, die net is geopend. Geweldig ingericht door Maarten Spruyt, in samenwerking met Felipe Gonzalez Cabezas en modeconservator van het museum Madelief Hohé.

De mode- en textielcollectie van dit museum (en van veel andere musea) is vanuit zijn geschiedenis vooral gericht op westerse mode. Als je echter naar de collectie in het depot kijkt, zie je dat er veel textiel is te vinden uit andere culturen. Zo zijn er batiks uit Indonesië, zijden kimono’s uit Japan en handbeschilderde sitsen uit India.

Oriëntalisme in de eerste zaal

Textiel – sinds eeuwen reist het over de wereld. Vroeger op handelsschepen van de VOC en via de zijderoute. Dat het onder erbarmelijke omstandigheden gebeurde komt nu door verhalen over kolonialisme en slavenhandel naar buiten. De mooie sitsen jurken laten een schoonheid zien, maar vertellen ook over onderdrukking en uitbuiting. Ineens kijk je er met andere ogen naar: achter die prachtig beschilderde bloemen schuilt bijna altijd een gruwelijk, bloederig verhaal.

Sitsen jakken en rokken, 18de eeuw

Nu vervoeren vrachtvliegtuigen en scheepscontainers tonnen kledingstukken van het ene continent naar het andere. Ook toeristen brengen textiel mee van hun verre reizen; zo kun je in het straatbeeld ineens iemand zien lopen met een shawl die gekocht is tijdens een reis door India. Zo’n shawl kan een herinnering oproepen aan een ontmoeting met de makers/verkopers en zorgt dan voor een extra toevoeging, meer dan wanneer je een shawl in Nederland koopt.

In de tentoonstelling staat een traditionele bruidsjurk uit Pakistan die in de jaren 60 werd gebruikt als hippiejurk! Waarschijnlijk heeft de Pakistaanse vrouw de jurk verkocht omdat ze het geld goed kon gebruiken. Hoeveel er voor betaald is onbekend. Veel zal het niet geweest zijn in Europese ogen. Ongelijkheid zal er wel een rol in hebben gespeeld. Wat zou de Pakistaanse bruid gedacht hebben als ze die voor haar belangrijke jurk in een Nederlandse straat was tegengekomen?

Bruidsjurk uit Pakistan

De Bijenkorf had Indiase weken; inkopers struinden de markten in India, Afghanistan en Pakistan af op zoek naar authentieke kleding. De met bontranden afgezette Afghaanse jassen werden een grote hit voor mannen en vrouwen.

Hippie look, onder andere verkocht bij de Bijenkorf

Al eeuwen is textiel uit andere werelddelen een inspiratiebron voor Europese modeontwerpers.

Slowaaks borduurwerk

Ook bij mij thuis is er een wereld aan textiel te vinden: borduurwerk uit Slowakije, batiks uit Indonesië, op doek geschilderde tanka’s uit Nepal. Vanmorgen nog kreeg ik van een vriendin een prachtige lap uit Iran (het vroegere Perzië) vol Buta motieven.

Shawl uit Iran

Dat die overname van textiel vaak niet zuiver gebeurt, is te zien in deze tentoonstelling. Cultureel toe-eigenen heet dat: voor een ‘eigen’ ontwerp  zonder bronvermelding iets uit een ander cultuur gebruiken. Je zou dat inspiratie kunnen noemen; in de werkelijkheid is dat vaak misbruik maken van een traditie uit een andere cultuur. Simpelweg: jatten. En met dat pikken ook nog eens veel geld verdienen, waarvan niets naar de oorsprong teruggaat.

Tegenwoordig wordt over dat probleem veel nagedacht, maar aan het begin van de 20ste eeuw kon het gebeuren dat van een Chinese mannenjas uit 1850 een avondjas voor een vrouw werd gemaakt: simpel de schaar erin en klaar was de jas om te dragen naar het theater. De nieuwe maker en de nieuwe draagster hadden geen idee van de betekenis van de symbolische beelden op de stof.

Vermaakte traditionele jassen tot avondmantels (1920-1930)

Een traditionele Roemeense vilten herdersjas stond prachtig op een avondjurk in ‘Chinese stijl’.

De schaar ging er in en het werd een avondmantel

Als klapper in dit onderdeel van de tentoonstelling werd een Chinese mannenmantel van zijde en katoen getoond, vol geborduurd met boeddhistische en taoïstische symboliek, vermaakt tot avondmantel voor een rijke dame.

Link: zijden kimono met borduursel
Midden: japon van de Callot Soeurs
Rechts: lounge wear voor de Chinese export markt.

Wellicht schokkend om te zien, maar de mode van die tijd was vooral gericht op oriëntalisme. Alles wat uit het oosten kwam, werd gebruikt als inspiratie voor Europese kleding voor dames en heren van de hogere klasse. Mooi exotisch!

Tuniek van Isabel Marant, rechts een poncho die ze ook kopieerde!
De originele blouse die Isabel Marant klakkeloos kopieerde. Zie: https://casita-colibri.blog/2015/05/30/theft-of-the-cultural-kind/

Ook in deze tijd zijn er modeontwerpers die er niet voor terugdeinzen om ‘inheemse invloeden’ te gebruiken in hun collecties. Isabel Marant is er daar een van. In de lente/zomercollectie van 2015 zat een tuniek die een letterlijke kopie bleek te zijn van een cultuurspecifieke blouse uit Mexico, de Xaamnïxuy die daar door textielcollectieven van vrouwen wordt gemaakt en waarvan de motieven verwijzen naar het lokale wereldbeeld en het geloof van de bevolking. Die motieven zijn de sterren, de bergen en de planten waar de mensen van leven. Zo’n blouse is meer dan een gewoon kledingstuk; de bevolking van het dorp heeft via social media en een rechtszaak geprotesteerd tegen deze toe-eigening: plagiaat en diefstal. Als Marant zich had verdiept in de oorsprong van deze blouse en de betekenis ervan had ze dit ontwerp niet gemaakt en laten produceren. Een staaltje van desinteresse en respectloosheid.

Links de Dior kopie en rechts het originele Roemeense vest

Modehuis Dior kreeg in 2017 forse kritiek nadat de ontwerpers traditionele Roemeense kledingstukken uit de regio Bihor letterlijk kopieerden en voor €30.000 verkochten. Ze vermeldden de afkomst en oorsprong niet en betaalden geen vergoeding voor  het gebruik. Slim gappen en cashen! Het Roemeense modetijdschrift Beau Monde begon een actie en zo ontstond het label Bihor Couture waar traditioneel gemaakte kleding te koop is, die de waarde van de eigen cultuur uitdraagt.

Gelukkig zijn er jonge modeontwerpers die de vinger op de zere plek leggen en kleding maken vanuit een andere gedachte. Ze gaan terug naar hun eigen oorsprong en de wereld waar ze vandaan komen.

Kenneth Ize

Aan hen is de grootste zaal van de tentoonstelling gewijd. Prachtige kledingstukken vol verhalen zoals de twee sets van Kenneth Ize in de eeuwenoude weeftechniek Aso Oke uit Niger en West-Afrika. In één dag kan slechts een meter geweven worden. Erg mooi vond ik dat een deel van de ketting als franje onder aan de kleding hing.

Detail jas van Karim Adduchi

De van oorsprong Marokkaanse ontwerper Karim Adduchi ontwierp voor 2019/2020 de collectie ‘Maktub’ vol Marokkaanse stoffen, borduurwerk en prints. Hij laat hierdoor zijn achtergrond zien die te maken heeft met de Berbercultuur en die een hommage is aan zijn moeder.

Print van Sindiso Khumalo

In de dessins die mode- en textielontwerper Sindiso Khumalo ontwerpt is Zulu en Ndebele erfgoed te vinden. ‘Make local, think global’ is haar visie. Niet alleen in winkels in Zuid-Afrika is haar kleding te koop maar ook in Italië, in de toekomst hopelijk ook in andere landen.

Sari jurk van Jan Taminiau voor koningin Maxima

In een van de laatste zalen staat een pop met een sari; het kledingstuk ziet er tenminste uit als een sari. Dichterbij blijkt het een jurk te zijn gemaakt van een Indiase sari. Jan Taminiau maakte de jurk  voor Maxima, die hem droeg bij een bezoek aan India. Maxima had de sari in 2007 gekocht en nu mocht Taminiau hem vermaken tot een jurk. Nu vind ik de sari een van de mooiste kledingstukken voor vrouwen. Of je dik of dun bent, een sari staat altijd prachtig en elegant. Er zijn veel manieren om een sari te dragen, maar altijd gaat het over plooien en draperen. Vaak wordt er een strakke top onder gedragen. De avondjurk van Maxima lijkt qua uiterlijk op een sari maar alle plooien zijn vastgezet op een onderlijf; daardoor is het een gefixeerde sari geworden die eigenlijk niets meer te maken heeft met de oorsprong. Vreemd om een jurk te laten maken van een sari in saristijl en die te dragen in een land waar de sari op een totaal andere manier wordt gedragen. Daar kun je vraagtekens bij zetten, ik doe dat in ieder geval. De Nederlandse modebladen vonden het natuurlijk weer prachtig: Maxima zag eruit als ‘een plaatje’. Had ze maar, vind ik, het lef gehad om kleding van een Indiase ontwerper te dragen! Trouwens, hebben we hier ooit een buitenlandse koningin zien opdraven in kleding geïnspireerd op Volendamse dracht?

Links John Galliano voor Dior
Midden: Alexander McQueen
Rechts: Jean Paul Gaultier

Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik over deze zaken niet nadacht in de jaren 90. Jean-Paul Gaultier maakte een collectie met als inspiratiebron nomaden of chassidim.

John Galliano lente/ zomer 1997 (uit Galliano, Colin McDowell 1997)

John Galliano gebruikte kralensieraden van de Masai in avondjurken. Alles werd toen gemixt en gebruikt zonder daarbij te vermelden waar het vandaan kwam. Dat je daarmee bevolkingsgroepen zou beledigen, kwam niet in je hoofd op. Fusion was het woord dat in de mode was.

Traditioneel geklede Masai

Als ik er nu naar die modefoto’s kijk, komt er een gevoel van schaamte en ‘dit kan echt niet’ bij me boven. Daarom is deze tentoonstelling zo goed: je wordt gedwongen na te denken en te reflecteren op je eigen gedrag en je stelt je kijken bij. Ook de prachtig uitgevoerde, informatieve catalogus is hierbij van grote waarde.

De boeiende catalogus

Toch ook een puntje van kritiek.

4 mannen in Japonse rokken

De laatste zaal van de expositie staat vol met meer dan zestig figuren. Ze dragen rokken en japonnen van sits, zijden Japonse rocken (kamerjassen) voor mannen, 19de-eeuwse jurken geïnspireerd op Kashmirsjaals, slaapbroeken van batiks, jarentwintigjurken in Chinees kant en nog meer.

Ons Indië?!

Veel is het, voor mij te veel, te krap opgesteld en met te weinig informatie die een link legt met de uitgangspunten van de overigens fantastische tentoonstelling.

Boernoes (capes geïnspireerd door de Noord-Afrikaanse Boernoes (ca 1850-1870)

Die laatste zaal knaagt aan de opwinding die de andere zalen veroorzaakten. Bovendien kraakt de speciaal aangelegde vloer enorm. Zo wil je niet weggaan van deze sublieme tentoonstelling!

9. Zelf maken & Reacties

Ik begon dit textielblog met een hoofd vol onderwerpen waarover ik wou schrijven. Op de lijst stond ook eigen werk; ik heb plastic boxen vol wol en lappen bij de vleet om wat van te maken. Over huishoudtextiel nog maar niet te spreken; als we in Frankrijk zijn geweest is de auto volgepakt  met zakken damasten tafellakens, servetten, zakdoeken, linnen lakens, theedoeken, noem maar op. Ik maak dus vaak iets met die textielschatten.

Voor mezelf kleding maken deed ik zelden. Het kwam er altijd anders uit te zien dan ik in mijn hoofd had. Toch verlangde ik er soms naar en het afgelopen voorjaar kwam het verlangen uit.

Tijdens de eerste lockdown maakte ik een serie zomershirts met korte mouwen. Het patroon ‘The All State’ kocht ik via de site van Merchant & Mills. Het bleek een topper in onze garderobe te worden: een ruim shirt geïnspireerd op Amerikaanse shirts uit de jaren 50.  Het patroon is perfect, zoals alle patronen van dit Engelse bedrijf en de stap voor stap beschrijving is erg duidelijk. Via Etsy kocht ik stof uit Japan en India; op de markt vond ik ook stoffen die ik gebruikte.

Ik had er veel plezier in. Als je een aantal keren eenzelfde kledingstuk maakt, krijg je er meer handigheid in en verander je het soms ook wat. Negen shirts gingen in de vakantietas en we hebben ze, omdat we allebei ongeveer dezelfde maat hebben, met veel plezier gedragen.

Dunne stof, even door een sopje halen, uitspoelen en laten drogen in de zon. De rest van de kleding in onze tassen hebben we bijna niet aangehad. Wat is dat toch dat je altijd te veel kleren meeneemt op vakantie?

Daarnaast kocht ik het patroon van de Sorrento Bucket Hat van Elbe Textiles en maakte er vier in verschillende stoffen. Die gingen wel mee, maar het was veel te warm om ze te dragen. Wel een heel goed patroon, makkelijk en heel leuk om te maken.

Buckethat in linnen en geverfd met indigo
Buckethat in Toile de Jouy

Er liggen nu nog wat lappen op de plank voor shirts met lange mouwen, een kort jasje en broeken. Dat laatste vind ik lastig: hoe zet je ook al weer een rits in? Moet ik toch eens goed gaan uitzoeken. Eerst maar drukknopen zetten op dat wollen jasje dat daar al maanden op wacht.

In bericht 4 liet ik zien dat ik was begonnen een sprei te maken van de stoffen die ik van onze vriendin Tonny Hollanders heb geërfd. Al die repen stof heb ik aan elkaar gezet en sinds gisteren ligt de Tonny-sprei op ons bed.

Al met al was het veel werk om die lapjeslap te maken. Om de sprei te voeren koos ik een oud linnen laken dat ik afgelopen zomer bij de Emmaüs vond voor vijf euro. Het zag er wat bruinig uit en voelde stug. Na een wasbeurt bleek er onder die niet zo heel fraaie lap een zachte naturel linnen schoonheid te zitten.

Nu  ligt de sprei op ons bed en genieten we van al die stoffen en kleuren die Tonny zo graag droeg. Ik weet zeker dat ze het prachtig zou hebben gevonden.

Na de sprei is er een shawl waarvan de 550 steken nog afgekant moeten worden. Wel wat laat nu de lente in aantocht is, maar van shawls heb je nooit genoeg en wie weet heeft ‘aprilletje zoet nog wel een witte hoed’.

Patroon Koigu Linen Stitch Scarf in 5 verschillende kleuren Koigu Painter’s Palette Premium Merino (KPPPM)

Op mijn vorige berichten zijn er persoonlijke reacties gekomen. Dat vind ik geweldig die waardering, soms raakt het me, soms vertelt het een verhaal van de lezer of word ik er zelf wijzer van. Zo kreeg ik contact met Joke (zus van goede vriendin Anne) die een expert is in kantklossen. Als het weer kan, ga  ik zeker op haar uitnodiging in om bij haar op bezoek te komen en over haar ervaringen met kantklossen te horen.

Van Joke kreeg ik een kleine les kant onderscheiden. Ze schreef in een mail het volgende:

Er zijn twee manieren om kant te maken:  kloskant en naaldkant. Bij naaldkant zie je meteen dat er een soort festonneersteek is gebruikt om vlakjes op te vullen. (Foto 5 en 6 uitvergroten.) Beroemd is de Venetiaanse naaldkant,  die ook in reliëf werd gemaakt.

Foto 5
Foto 6

Bij de kloskant heb je twee technieken.

Kant met doorlopende draden:  je begint met 40 of 300 paren en alles maak je met die draden, van boven naar beneden. (Zie foto 7)

Foto 7

Kant in delen: hierbij worden smalle bandjes geklost, die in zigzag- of spiraal- of bloemvorm een vlak bedekken. Eventueel wordt daarna nog een opvulling voor de tussenruimte geklost. (Zie foto 10 links bovenaan.)

Foto 10

De namen van de kanten worden bepaald door de ‘grond’: de opvulling van de tussenruimte. Valencienne,  Mechels, Binche.

Joke schreef erbij dat ze niet van alles zeker is, omdat ze de achterkant niet goed kan zien en dat de foto niet goed uitvergroot kan worden. Toch vermeldde ze bij een paar kanten het woord ‘zeker’, dus die staan hieronder.

Foto 8 is een Binche, geklost in Brugge ca 1900.

Foto 8

Foto 9  is zeker een Mechelse kant. Doorlopende draden, Mechelse grond, dikke draad om de contour.  Erg arbeidsintensief en ambachtelijk de top.

Foto 9

De vroege kantklossters waren creatief – de namen zijn pas in de 19de eeuw bedacht – dus veel kanten passen niet in de namenhokjes. Ook zijn er kanten, die in de 17de eeuw werden geklost maar later niet meer, omdat het te arbeidsintensief was én omdat de mode veranderde. Die techniek is later weer opgepakt, bijvoorbeeld bij oude Binche (1700)  en Brugse Binche (1900). Allemaal behoorlijk ingewikkeld! Voor mij is Joke de KantKoningin.

In mijn vorige bericht schreef ik over de stoffenwinkel Voerknecht in Zutphen. Op Internet waren twee schokkende foto’s uit 1942 te zien van teksten die NSB-ers op de ramen hadden gekalkt.

Zou het Stedelijk Museum in Zutphen foto’s hebben van de stoffenwinkel, vroeg ik me af. Ik stuurde een mail en kreeg van collectiebeheerder Marieke de Jongh direct antwoord. Ze schreef dat er in het archief foto’s waren en dat ze die voor mij wel wilde opzoeken. Geweldig natuurlijk! Ik maakte een lijst van foto’s die ik graag zou willen zien en daar is ze nu naar op zoek. Ook nodigde ze me uit om hun textielcollectie eens een keer te komen bekijken. Hoe leuk dit alles!