11. Nooit genoeg boeken

Hier in huis zijn kasten vol boeken. Logisch als je met een man getrouwd bent die onder andere een grote verzameling poëzie heeft, die in een speciale kamer is ondergebracht. In mijn werkkamer staan en liggen veel boeken over textiel en mode. Toen ik vier jaar geleden verhuisde naar Amsterdam, gingen  veel boeken over deze twee onderwerpen niet mee. Ik maakte een zware selectie en gaf en verkocht veel boeken over breien aan liefhebbers.

Ik ben en blijf natuurlijk een boekenfanaat, zeker als het om boeken gaat over textiel: catalogi van textiel- en modetentoonstellingen, naslagwerken over kleur en materiaal, boeken over kimono’s en klederdracht uit Litouwen en Slowakije, praktische boeken over sashiko en sokken breien en nog veel meer. Ik gebruik ze voor mijn lessen, en voor mijn eigen ontwikkeling, kennis en bovenal plezier.

De afgelopen weken is er weer een aardige boekenstapel het huis binnengebracht. Boeken over de kunst van het borduren en Toile de Jouy. Een catalogus van de expositie ‘Queer Threads, Crafting, Identy en Community’, die in 2014 te zien was in het Leslie Lohman Museum of Gay and Lesbian Art in New York. Catalogi van de tentoonstellingen ‘Haute Bordure’ en ‘Voices of Fashion’, de eerste in het Fries Museum in Leeuwarden en de andere in het Centraal Museum in Utrecht. Beide exposities zijn helaas nog niet te zien. Zodra de musea weer opengaan, boek ik tickets, ga erheen, maak foto’s, en ga ik er vast over schrijven. Hoe heerlijk zou het zijn om nu al een kijkje te kunnen nemen. Ik wou dat ik schoonmaker was in die musea, want dan zou ik er nu al van kunnen genieten! Ook al in huis is het boek bij de tentoonstelling ‘Slavernij’ in het Rijksmuseum. Ben ik razend benieuwd naar.

En dan is er nog het schitterende fotoboek ‘Big Heart, Strong Hands’ van de Noorse fotografe Anne Helene Gjelstad over het leven van vrouwen op de eilanden Kihnu en Manija in Estland. Met Anne Helene heb ik via mail contact gekregen en via haar probeer ik oude foto’s te krijgen uit het museum in Kihnu. Ondertussen heb ik ook naar het museum gemaild en kreeg ik net een bericht uit Kihnu dat ik er morgen meer over hoor. Als ik die foto’s heb, ga ik een bericht schrijven over dit laatste matriarchaat in Europa en de rol die textiel hierin speelt.

Werkkleding, Dardoup, 1850

Afgelopen zomer kwam ik in boekhandel ‘Le Silence de la Mer’ in Vannes (Bretagne) het boek ‘Bretonnes’ tegen over de Bretonse streekdracht en dan vooral gericht op hoofdbedekkingen zoals mutsen en kappen uit alle regio’s van Bretagne. Een boek dat toen ik het opensloeg direct de Wauw-factor had en nog steeds heeft.

Kleding voor folkloristisch feest, Pont-Aven, 1950
Ceremonieel ensemble, Belle-Ile-en-mer, 1900-1920

Alles beeldschoon gefotografeerd door de Franse fotograaf Charles Fréger, op vrouwelijke modellen van jong tot oud.

Bruidskleding, Rouzig, 1905-1910

Mutsen die in het dagelijks leven gedragen werden, voor bruiloften en andere feesten en die je droeg als je in de rouw was.

Rouw ensemble, Poher, 1910

Mutsen vol naald- of kloskant, met borduursel of glimmende kralen, maar ook de eenvoud van een simpel katoenen of linnen lap gevouwen om het hoofd.

Kleine kanten muts, Perret, 1900-1915
Zoutdraagster, Ile guérandaise, 1900

Kleine floddertjes op het achterhoofd en torenhoge bouwsels waarmee je  moest bukken om door een deur te gaan.  

Muts voor grote ceremonie, Poudouvre, 1900
Ceremonieel ensemble, Bigoudin, 1945-1950

Ook in de kleding die erbij gedragen wordt, is een grote diversiteit te zien. Eenvoudige, geruite schorten naast met linten bestikte, uitbundig versierde jakken.

Werkkleding, Rouzig, 1905-1910
Ceremonieel ensemble, Saint-Pol-de-Léon, 1830-1870

Glimmend satijn, zacht fluweel. Omslagdoeken vol kleur op kleur borduursels.

Ceremonieel ensemble, Pourlet, 1830-1850
Ensemble voor grote ceremonie, Chelgenn, 1915-1920

Het is textiel dat verhalen vertelt over armoede en rijkdom, over uitbuiting van handwerklieden en over schitteren op een feest. Hoe geweldig is het dat dit boek zoveel aandacht en glorie geeft aan al dat werk om deze mutsen te maken.  Wat moet het bijzonder zijn geweest om deze kappen en mutsen uit musea en particuliere collecties te dragen, de geschiedenis te zien en te voelen en dan zo prachtig gefotografeerd te worden.

De naam Charles Fréger kwam me op de een of andere manier bekend voor. Na wat zoeken zag ik op zijn site op internet foto’s die ik eerder was tegengekomen in het tijdschrift Selvedge en op de tentoonstelling ‘The Power of Masks’ in het Wereldmuseum in Rotterdam. Daar kocht ik indertijd de catalogus.

Op die tentoonstelling was ook een serie foto’s te zien van zijn project ‘Wilder Mann’. Fréger legde daarin de gemaskerde kostumering van Europese traditionele winterfeesten vast. De foto’s vertellen de verhalen van lokale tradities op festivals in kleine onbekende dorpen. In Nederland kennen wij dit soort uitbundige verkleedpartijen niet, maar in bijna alle landen van Europa is het een bekend fenomeen, van Finland tot Portugal en van Duitsland tot Slovenië. Textiel speelt in deze kostuums een grote rol, zoals de onderstaande twee foto’s, gemaakt in Roemenië, laten zien. Geiten en een hert dansen tijdens een ritueel, sterven en staan weer op omdat de winter voorbij is en de lente in aantocht.

Gura Humorului, Roemenië
Cerbul in Corlata, Roemenië

In onderstaand filmpje zie je op vanaf 1.30 het hert meelopen in de parade vol wonderlijke wezens die wij niet kennen.

Helaas is het boek ‘Wilder Mann’ uitverkocht. Hopelijk komt er een herdruk of kan ik het antiquarisch op de kop tikken. Het is zo’n boek dat ik graag zou willen hebben, als aanvulling bij de catalogus van ‘The Power of Masks’. Op de site van Charles Fréger staan overigens nog vele meer foto’s van andere projecten met heel veel verschillende mensen in de hoofdrol.

Textiel vertelt veel verhalen en die verhalen kun je niet genoeg lezen, horen en zien.

7. De andere kant van kant (2)

Kant, wat een schoonheid is dat toch als je er goed naar kijkt! En dan die verschillende soorten met prachtige namen zoals Grof Brugs Bloemwerk, Blonde, Chantilly, Point de Gaze, Valenciennes en Rosaline. En heel veel andere namen want kant werd in een groot deel van de wereld gemaakt. Ik kwam ze allemaal tegen in het prachtige Kantcentrum in Brugge. Over die namen wordt nog wel eens strijd gevoerd bij kantwerksters onderling. Je moet er heel veel verstand van hebben wil je sommige kantsoorten kunnen onderscheiden. Op de website van het Kantcentrum staat een aantal kantsoorten helder beschreven.

Milanese kloskant met ronde mazen uit de 2e helft van de XVII e  eeuw
(Collectie Kantcentrum Brugge)
Chantilly (Collectie Kantcentrum Brugge)
Point de Gaze, naaldkant (Collectie Kantcentrum Brugge)

Brugge, de stad die wereldberoemd is om het handgekloste kant. Veel toeristen gaan erheen om kantwerk te bekijken en een stukje te kopen. Het museum is gevestigd in de voormalige Kantschool van de Apostolinnen op het Adornes domein. Er is een permanente tentoonstelling van hun schitterende collectie kant door de eeuwen heen, een documentatiecentrum en op de eerste verdieping een zaal waar demonstraties worden gegeven door ervaren kantwerksters. Ik zag de dames niet alleen met wit of crème garen klossen, maar ze waren ook bezig met een modern kantstuk van glanzende, gekleurde garens.

Demonstratie Kantcentrum Brugge

Je hoort er het heerlijke geluid van klakkende klosjes die tegen elkaar slaan. De klosjes die het mooie geluid maken, zijn van palmhout, vertelde me een oude dame, die aan het klossen was. De andere klosjes maken ook geluid, maar dat klinkt lang niet zo mooi.

Hoor je het geluid?

Collectiebeheerder Rudy De Nolf was zo vriendelijk me informatie te sturen over de verschillende soorten klosjes. De palmhouten klosjes zijn populair omdat het een harde houtsoort is die, eenmaal gedroogd, een fijne structuur en een groot volumegewicht heeft. Het hout is glad en dat is voor het klossen geweldig. Palmhouten klossen zijn echter duur, dus niet iedereen klost ermee. Bovendien is het hout vrij zeldzaam. Na die van palmhout is de meest luxe klos die van ebbenhout. In de webshop van het Kantcentrum zijn ze te koop, naast andere klosjes van goedkopere houtsoorten.

Op de eerste verdieping is een lokaal ingericht voor de Kantschool; daar kan iedereen van jong tot oud les krijgen. Er zijn beginners- en docentencursussen, workshops en speciale cursusdagen. Als Brugge dichterbij zou zijn, zou ik me misschien aan een beginnerscursus wagen. De middag dat wij er waren, was een groep kinderen en jongeren volop aan het experimenteren met andere soorten garens dan die van het klassieke kant. Mooi om te zien dat meisjes en jongens met zoveel plezier en vrolijkheid aan het werk waren. Dat geeft hoop dat de techniek wordt doorgegeven en het ambacht levend gehouden. Van kantklossen kun je niet leven, maar het kan een mooie hobby zijn die veel voldoening geeft.

Witte zakdoek met gehaakt kant, gele zakdoek machinaal en geklost kant aan een linnen lap.
Alles eigen collectie

Het begrip kant geeft veel mensen een romantisch gevoel. De kanten sluier bij de bruidsjurk. Zakdoekjes met kant om een geliefde uit te zwaaien. Een kanten randje aan een sexy onderjurk. Kant geeft je een sensatie van luxe, zelfs een machinaal kantje kan dat doen.

Er is echter ook een andere kant aan de schoonheid van geklost kant uit het verleden: de sociale kant die met onderdrukking en uitbuiting gepaard gaat, ook al geven kantwerksters op ansichtkaarten uit die tijd een vrolijk en trots beeld. Daarover las ik in het boek ‘Kant in Brugge 1911, een technische & sociale omwenteling’, dat ik in de winkel van het Kantcentrum kocht.

Kant is sinds de 16de eeuw in veel landen in Europa gemaakt. Door de verbouw van vlas in België werd er in Brugge vaak met linnen geklost.

Brugse kantwerksters voor hun huizen (Via Erfgoed Brugge)

Stel je het volgende voor: Je bent een vrouw, getrouwd met een man die een karig loon verdient en jullie wonen met zes kinderen eind 19de eeuw in een armoedige buurt in Brugge. Twee kamers en een kelder. Je moet de eindjes aan elkaar knopen en je verdient wat bij door elke dag uren te klossen. Huisnijverheid heet dat en je vult er het loon van je man wat mee aan. Kantklossen heb je geleerd op een  van de Kantscholen die rond 1846 in Brugge zijn opgericht. Als jong meisje kreeg je les van een oude kantwerkster, die je onder een streng regime hele dagen liet klossen. Het grootste deel van het loon ging uiteraard naar de lerares. Je hebt er Binche, Cluny en Valencienneskant leren maken. Dat kun je allemaal en je kant is prachtig. Er is veel vraag naar, vanuit de modewereld en vanuit de katholieke kerk. Zo ben je in de val van het kantklossen getrapt. Naast het klossen houd je maar weinig tijd over voor het huishouden en de zorg voor je gezin.

Ansichtkaart (Via Erfgoed Brugge)

Je bent niet de enige die dit beroep uitoefent. In 1896 zijn er in België 47.740 kantwerksters. Dit stijgt met 60% naar 79.458 in 1910. Ongeveer 7% hiervan werkt in Brugge. Er is onderling een moordende concurrentie. Wie kan het snelst werken met het mooiste resultaat? Je krijgt per stuk betaald omdat je werkt met een ‘kantkoopvrouw’ die al jouw prachtige kanten voor een habbekrats ophaalt. Je hebt alleen een mondeling contract met haar. Ook ben je verplicht bij haar je kussen, garen, klosjes, naalden en spelden te kopen tegen hoge prijzen. Rond 1910 verdien je een weekloon bij 60 uur klossen van 5,50 fr. Een fabrieksarbeidster verdient in die tijd het dubbele. Uitbuiting is het, maar wat moet je doen? Je weet dat die kantkoopvrouw jouw kantwerk voor hoge prijzen verkoopt aan fabrikanten en andere opdrachtgevers. Bovendien zien alle kantwerksters elkaar als concurrenten; je verenigen tot een gezamenlijke partij en zo een vuist maken, zit er niet in. Daardoor sta je voortdurend onder druk. In tijden dat er minder vraag naar kant is, betaalt de kantkoopvrouw je minder of ze gaat met haar bestelling naar een andere kantwerkster.

Kantwerksters, jong en oud (Via Erfgoed Brugge)

Ik zie haar zitten in een vochtige kelder achter haar kantkloskussen vol spelden waarop een intrigerend stuk kant in wording te zien is. Met rode wangen wellicht omdat over een uur de kantkoopvrouw komt om het werk op te halen en het gezin nog moet eten.

Wanneer komt de kantkoopvrouw? (Via Erfgoed Brugge)

Wat een droevig beeld! De schoonheid van kant heeft ook een andere kant.

Kantschool van de Apostolinnen, let op het leeftijdsverschil (Via Erfgoed Brugge)

De meeste kantscholen werden opgericht door de geestelijkheid of door privé personen. De belangrijkste kantschool van Brugge in de 19de eeuw was de school van priester Leon de Foere, in 1816 gesticht in de Sint-Jakobstraat. De school bleef actief tot de Tweede Wereldoorlog.

Dagkantschool in de Timmermanstraat, (Via Erfgoed Brugge)
Kantschool Apostolinnen (1934), (Via Erfgoed Brugge)

De Zusters Apostolinnen hadden rond die tijd een kantschool in de Balstraat. In dit gebouw is nu het Kantcentrum gevestigd.

Ansichtkaart van kantwerksters waar het werk rooskleurig werd voorgesteld (Via Erfgoed Brugge)

De concurrentie van machinaal gemaakt kant is de doodsteek geweest voor de kantwerksters, ook wel Spellewerksters genoemd.

Brugse spellewerkster anno 1900, (Via Erfgoed Brugge)

SAX, pseudoniem van Emiel Van Biervliet (1851-1927) schreef in 1882 een gedicht over de kantklossende vrouwen. Een ode aan al die vrouwen die onderdrukt werden door kantkoopvrouwen, door geestelijken en opdrachtgevers; spellewerksters die kantwerk maakten waar je nu in musea ademloos naar kunt kijken.

De Spellewerkster

Hoe tripplen de boutjes al rommlen dooreen,
Hoe lieflijk, hoe zwierig, hoe vluchtig!
Hoe rollen, hoe kruisen, hoe paren, hoe scheen
Hoe springen zij geestig en kluchtig!
’T zijn juiste lijk wiemkes die ’s middernachts dansen
Op ’t kruis van den weg in betooverde kransen;
Hun stellen bevallige handjes de wet:
Zij toovren al hupplen een liefelijk net,
Waar weeldrige planten en bladeren groeien,
Waar wondere bloemen en roozen in bloeien,
Waartusschen men vogeltjes fladderen ziet
Die schijnen te zingen met ’s werkmeisje’s lied.

O, zeg mij wie leerde u die wondere kunst,
O meisje van Brugge, van Vlaanderens streke!
De rijkste geschenken van vorstelijke gunst
Die scheppen uw vingeren steke voor steke;
Maar gij, arrem kind, hebt gij brood wel te eten,
Als g’u schoonheid, uw kracht en uw jeugd hebt versleten?
Uw dagen en’ nachten die slaafdet gij door;
Wat werpt men u dan als een almoese voor?
Te weinig voor ’t leven, te veel om te sterven
Uw leven is werken en slaven en derven
Want ‘t geld van den rijken wiens praalzucht gij tooit
En vindt toch den weg van uw huizeken nooit.

Nogtans, arrem kind gij zijt meêlijden weerd;
Want eerlijk en braaf is de loop uwer dagen:
Uw needrige deugd, bij d’eenvoudigen heerd,
Moet de ziel van den Vlaming behagen.
De glans uwer oogen, de blos uwer wangen
Doet menigen braven werkman verlangen:
Eens maakt gij ’t geluk uit een’s jongelings hert
Met u zal hij deelen, zijn vreugd en zijn smert.
Ja werken zult g’altijd en slaven en zorgen,
Van gistren vermoeid en bekommerd voor morgen,
Als bruid en als moeder in blijdschap of pijn
Een vrouwe van Vlaanderen dat zult ge steeds zijn.

Jong meisje rond 1900, (Via Erfgoed Brugge)

Links:

Kantcentrum Brugge: https://www.kantcentrum.eu/

Historische foto’s/ kaarten via Erfgoed Brugge: https://erfgoedbrugge.be/

Gedicht ‘De Spellewerkster”via Brugse Verzen: https://brugseverzen.wordpress.com/2017/11/20/de-spellewerkster-1882/

Verhaal: zie http://brugselegenden.blogspot.com/2014/10/de-legende-van-serena-en-de-brugse-kant.html