Vorige week werkte ik met veel plezier in het depot van het Amsterdam Museum. Heerlijk om elke dag de fiets te pakken en dan in een kwartier met de pont vanaf Centraal Station naar het NDSM-terrein te varen! Vervolgens een klein stukje fietsen en dan was daar dat grote gebouw waarin ongeveer 80.000 objecten bewaard worden die allemaal iets te maken hebben met de stad Amsterdam.

Een paar maanden geleden kreeg ik van Mirjam Sneeuwloper (afdeling educatie van het Amsterdam Museum) een uitnodiging om mee te denken in het organiseren van inspiratierondleidingen voor mbo-modestudenten. Omdat de musea niet open waren en nergens een modetentoonstelling te zien was, leek het een goed idee om voor deze doelgroep iets speciaals te regelen. Tijdens mijn docentschap heb ik veel ervaring opgedaan met rondleidingen voor mbo-modestudenten bij mode- en textieltentoonstellingen. Bovendien werd ik een aantal jaren geleden gevraagd door Modemuze om mee te doen aan een pilot om voor mbo-modestudenten een speciaal programma te ontwikkelen bij modetentoonstellingen. In 2019, bij de tentoonstelling Fashion Statements hebben we deze pilot met succes uitgevoerd. Het ging daarbij om een korte rondleiding met daarna opdrachten die de studenten alleen of in groepjes uitvoerden.
Samen met Marjolijn de Bakker (collectiebeheer en textielspecialiste bij het Amsterdam Museum) kozen we een aantal kledingstukken, accessoires en een schilderij. We gingen daarbij uit van thema’s als gender, vorm en vervorming, mannelijk en vrouwelijk, en dit alles door de geschiedenis heen. ‘What are Those?!’ werd de naam van dit project.
Het Deltion College uit Zwolle tekende in: de docenten wilden hun studenten inspiratie laten opdoen voor hun komende anderhalve-meter-modeproject. Hoe heerlijk het was om met deze groepen in het depot aan de slag te gaan, is bijna niet te vertellen!
Als modestudent haal je natuurlijk inspiratie en gedrevenheid uit modetijdschriften, trendvoorspellingen en modeshows, maar ook kunst-, textiel- en nijverheidscollecties kunnen veel bevlogen ideeën oproepen.

Startpunt was een schilderij, een portret van Sophia Adriana Lopez Suasso-de Bruijn (Amsterdam 21 januari 1816 – Amsterdam 4 maart 1890). Haar legaat vormde de basis van het latere Stedelijk Museum in Amsterdam. Zij was een rijke vrouw, haar vader was koopman, ze trouwde met een jonkheer en bleef kinderloos. Na haar dood kwam een deel van de zeventig dames- en herenkledingstukken, vijfendertig hoeden, tachtig paar schoenen en tweehonderdvijftig accessoires in het bezit van het Amsterdam Museum. Dit werd het startpunt van de kleding-en accessoire-collectie die het museum nu heeft.
Ik stelde de studenten vragen bij het portret. Hoe oud denk je dat Sophia op dit schilderij is? Wat valt op aan haar kleding? De meeste antwoorden over haar leeftijd: ergens in de twintig. In werkelijkheid was Sophia op dit portret 44. Zoals je nu met Photoshop wat kunt veranderen aan een foto, zo kon dat toen natuurlijk ook bij een schilderij. In die tijd werkte een rijke vrouw als zij niet, had ze geen geldzorgen – misschien ziet ze er daarom zo jong uit? Of was ze ijdel? Misschien had ze een jonge uitstraling; dat zullen we nooit weten.

Wat we wel weten is dat ze heel kleine en smalle voeten had. Dat zagen we toen haar schoenen uit 1870, een blauw paar van zijde, naast een Adidas sportschoen maat 42 werd gezet.

Er volgden een zijden damasten baljapon uit 1850. Japon, een deftig woord. Het woord ‘jurk’ als japon voor vrouwen wordt sinds 1846 gebruikt. Na de Tweede Wereldoorlog werd het woord jurk gebruikelijker dan de term japon.

Twee korsetten uit de 19de eeuw, een pak van Ninahmounah waar een bewuste lichaamsverandering in te zien is.


Daarna mijn lieveling: een groen zijden herenjas en een wollen herenjas uit de 18de eeuw vol geborduurd met bloemen, kralen en pailletten. Denk er zijden kousen bij, schoenen met een grote gesp, een zijden vest en een hemd met kanten manchetten.

Ze waren de macho’s van die tijd. Hoe anders zou zo’n pak nu bekeken worden als je ermee door de straten loopt?



We eindigden de rondleiding in het textieldepot met de lichtblauwe djellaba met roze shirt die werd gedragen op de eerste Marokkaanse boot bij de Canal Pride in 2014. Een sterk statement omdat homoseksualiteit behoorlijk moeilijk ligt bij een deel van de Marokkaanse gemeenschap.

Met alles wat de studenten gezien hadden, kregen ze een korte, snelle ontwerpopdracht die we gezamenlijk bespraken. Ze vertelden ons dat ze het heel bijzonder vonden om kleding van zo dichtbij te zien en dat het heel inspirerend was. Geslaagd dus dit project!

In de ruimte waar we werkten, hangt een groot kunstwerk van sieradenontwerper Ted Noten. ‘VAN ONS’ heet het en het zijn duizenden gele ringen waarop VAN ONS staat. Uiteindelijk is ook alles wat er in het depot ligt, staat en hangt van ons.

Als afsluiting mochten alle studenten en docenten een ring meenemen.

Omdat ik het zo heerlijk vind in het depot ben ik vanaf nu officieel vrijwilliger. De eerste klus is om mee te helpen met de voorbereiding van de modetentoonstelling Maison Amsterdam die half september opengaat in De Nieuwe Kerk. Heel bijzonder om dit mee te maken en leerzaam voor me. Wanneer mag je een avondjurk uit 1961 van Modehuis Hirsch aanraken en op een torso zetten?

Wanneer zie je de binnenkant van een herenjas uit de 19de eeuw van zo dichtbij? Het geeft je het intense gevoel dat je een stuk van de modegeschiedenis letterlijk in handen hebt en dat je zo dicht bij de oorspronkelijke dragers komt als mogelijk is.
Bovenstaande ervaringen waren ook goed voor me omdat ik na de zomer geen lessen textielvormgeving meer mag geven bij mbo-opleiding SintLucas in Boxtel. Ze willen er alleen nog maar werken met vaste docenten; een aantal gastdocenten vliegt eruit. Beleid van hogerhand. Naar kwaliteit en inbreng van gastdocenten wordt niet gekeken. Dat heb ik al een paar weken geleden te horen gekregen, maar ik heb ervoor gekozen om het toen nog niet te vertellen aan mijn studenten. Dat zou tijdens mijn lessen tussen hen en mij in gaan staan, en dat voelde niet goed.
Afgelopen dinsdag was mijn laatste dag en de beoordeling van het keuzedeel experimenteel textiel dat ik begeleidde. Een geweldige groep derdejaars die prachtig werk hebben gemaakt. Uit hun feed-back kwam duidelijk naar voren dat ze grote waardering hebben voor mijn manier van begeleiden. De ruimte en inspiratie die ik hen gaf om tot een eigen creatieve ontwikkeling en product te komen, werd als weldadig ervaren. De opmerking ‘Jij was er helemaal voor ons’ raakte me diep.
Aan het einde van de les heb ik hen verteld dat ik niet meer terugkom. Dat was een donderslag bij heldere hemel. Heel treurig vonden ze het en wat erg dat andere groepen geen les meer van je krijgen om via dit soort ervaringen het vak te leren.

Zelf denk ik dat gastdocenten veel extra’s kunnen brengen in een opleiding. Ik zie dat er zelfs in creatief onderwijs te veel wordt uitgegaan van het idee: dit is het goede antwoord op deze vraag en een ander antwoord bestaat niet. Ik geloof dat op een vraag meerdere antwoorden mogelijk zijn, en dat verschillende studenten met verschillende oplossing kunnen komen. Ruimte geven om te experimenteren is absoluut nodig voor een goede ontwikkeling. Het resultaat van deze opvatting en werkwijze zag ik bij mijn helaas laatste beoordeling.
Ik heb het erg naar mijn zin gehad met studenten en collega’s. Natuurlijk ben ik er ook wat droevig over, maar er is niets aan te doen. Geen betaald werk meer na de vakantie, maar ik ben ervan overtuigd dat er weer wat op mijn pad komt. Zo is dat altijd gegaan en nu dus ook.