55. Bericht uit de Provence

Het leven gooide roet in het plan om elke week een artikel te schrijven. Ik denk dat iedereen zich hierbij  iets kan voorstellen. Er was gewoon geen tijd omdat andere dingen voorgingen.

Zoals een artikel dat ik moest schrijven over kleding en ouderen voor het Vlaamse tijdschrift Rekto Verso. Daar moest ik onderzoek voor doen en mijn tekst ging heen en weer met de redactie voor aanpassing en inkorting. Uiteindelijk kwam er natuurlijk een goed artikel uit. In juni ligt het tijdschrift in de winkel en besteed ik er natuurlijk aandacht aan.

Verder gaf ik veel rondleidingen, bezocht ik een geweldig tweedaags textielsymposium ‘Under the Magnifying Glass’ ter gelegenheid van het afscheid van textielconservator Bianca du Mortier die 46 jaar de scepter zwaaide over de textielcollectie van het Rijksmuseum.

Omdat we in mei bijna vier weken naar Zuid Frankrijk gaan, naaide ik nog vier shirts van stof die ik vorig jaar op de markt in Aigurande kocht. Elke lente maak ik ze en onderhand hangt er een hele collectie in de kast. Ze zijn makkelijk om te maken, zitten perfect en ze maken ons vrolijk.

Gisteren, aan het eind van de middag, kwamen we aan in een heerlijk huis vlakbij Bourbon. We moesten even zoeken waar alles is. Sinds vorig jaar neem ik tafellakens mee uit de grote serie die ik afgelopen jaren bij de Emmaüs kocht.

Klinkt misschien vreemd maar daardoor maak je van zo’n vakantie huis je eigen huis.

‘s Ochtends dwaalden we door de stad Beaune. Daar staat L’Hôtel- Dieu des Hospices, een middeleeuws klooster dat op 4 augustus 1443 openging en als ziekenhuis diende.

Op de binnenplaats kom je ogen te kort: daken, dakkapellen en torens vol mozaïek en dan ook nog met een strakblauwe lucht erboven. Zou er ook textiel binnen te zien zijn vroeg ik me af. Ik werd niet teleurgesteld.

De ziekenzaal was vol textiel. Rijen bedden met kraakheldere witte lakens, rode dekens, gordijnen en een baldakijn met een nummer.

Ooit lagen die vol met zieken,  angstig, hondsberoerd of aan de beterende hand. Rood, de kleur van bloed en het leven, soms met de dood als gevolg. Zou dat hier achter die keuze zitten?

In een volgende ruimte lag onder glas een wandkleed vol sterren met Maria Boodschap als onderwerp.

Door het glas is het onmogelijk om het goed te fotograferen, maar door de Iphone op het glas te leggen, lukte het goed.

Het borduurwerk op blauw zijde fluweel als achtergrond is van een grote schoonheid.

Ik zoomde in en zag hoe prachtig het geborduurd is. Een feest voor het oog.

Op een pop zag je de kleding die de nonnen droegen.

Grijs witte habijten en witte kappen als enorme vleugels. In een andere zaal stond een non achter een stoel met een zieke met een rode muts en een rode deken over zijn benen.

Een bijgeplaatste tekst vertelde de achtergrond. Als je er allemaal hetzelfde uitziet, doet dat wat met je persoonlijkheid, denk ik. Hoe zou dat voelen? Je gaat op in een groep met hetzelfde doel en dezelfde levensvervulling.

In een zaal met aangepaste verlichting hing het schitterende drieluik ‘Het laatste oordeel’ van Rogier van der Weyden (Doornik, 1399/1400-Brussel, 18 juni 1464).

Ook waren er Vlaamse wandtapijten te zien uit de 16de eeuw te zien. ‘Tenture de Saint Eloi’ oftewel een wandkleed met Sint Eligius was de titel van een kleed vol bloemen, wat mensfiguren en het paard met een afgebroken  been.

Het verhaal is hier te lezen.

Plantaardige verfstoffen als meekrap, reseda en indigo hebben de wol gekleurd waarmee is geweven. Ik heb er lang naar staan kijken vol bewondering.

Wat een aandacht en vreugde was er nodig om zoiets te maken.

En er waren nog meer schitterende Vlaamse wandtapijten vol kleuren en verhalen.

Op een 15de eeuws kleed was het Lam Gods te zien omgeven door torens en sleutels. De maan keek toe.

Op een ander kleed zag je het verhaal van de verloren zoon die er zijn hele erfenis doorheen joeg, de bloemetjes met vrienden en vrouwen buitenzette tot er niets meer over was en hij met hangende pootjes terug naar zijn familie moest.

Op het wandkleed was veel te zien: huizen en kastelen, bloemen, dieren en de zoon zelf die handtastelijk een vrouw bij haar borst greep.

Na zoveel schoonheid was er buiten een kleine markt met kleurige manden die stonden te wachten op kopers.

Wie wil er een tafelkleed met een schilderij vol klaprozen?

6. De schoonheid van kant (1)

Een paar maanden geleden toen de kringloopwinkels nog open waren, kwam ik een groot aantal kantklosboeken en mappen met patronen tegen. Omdat een nichtje dit ambacht als hobby beoefent, besloot ik om een map te kopen. Syllabus Binche III van Anne-Marie Verbeke-Billiet. Na wat rondzoeken op Internet bleek ze als docente te werken voor het Kantmuseum in Brugge en van daaruit een aantal patronenboeken te hebben gemaakt, ook de map die ik kocht.

Nu weet ik wel iets van kantklossen: je doet het met houten klosjes en er bestaat zoiets als de halve slag en de netslag. Als kind heb ik het wel eens geprobeerd met halve wasknijpers als klosjes op een met flanel overtrokken blok piepschuim. Het kwam op mij over als een soort vlechten en dat is natuurlijk ook.  Behalve een boekenlegger leverde het bij mij niet direct een groot verlangen op om er meer te proberen.

De map echter fascineerde me. Er zitten acht patroonbeschrijvingen in met intrigerende namen zoals: De averechtse drie, ’t Puiltje, De grote 13e Eeuw, ’t Herte. De allermooiste naam vind ik Het Tornooi, het sluitstuk van Syllabus III. Het werkstuk beeldt een toernooi uit in de stad Brugge, te herkennen aan de halletorens en de kerktorens. Je ziet ridders op steigerende paarden, wapenschilden en veel slingerende lijnen. Alles van een grote schoonheid en vol beweging.

In de beschrijving staan termen als de Parijse slag, bolletjes met gaatjes en grote en kleine sneeuwvlokken. Ook worden termen gebruikt als openluchtjes, linnen en halve slag en kunstslagen. Dat zijn benamingen die mij niet veel zeggen maar waar ik me wel iets bij kan voorstellen als ik naar de afbeelding kijk.

Op een zogenaamde prikkaart zie je het patroon en de puntjes voor de plekken van de spelden. Daarnaast zit er in de map een grote technische tekening in kleur hoe de verschillende draden en groepen moeten lopen.  Dat is de zogenaamde Brugse Kleurencode. Elke kleur en lijn heeft een betekenis voor het klossen en een kantwerkster (er zijn weinig mannen die kant maken) die is ingevoerd in dit systeem kan er vlot mee overweg.

Wat een werk moet dat zijn geweest om dit ontwerp te maken en uit te voeren! Veel geduld en ervaring is erbij nodig om zo’n prachtig resultaat te krijgen. De kant heet Binchekant. Ontstaan uit de Oudvlaamse kloskant behoort de Binchekant tot één van de bekendste en fijnste kantsoorten, ongetwijfeld het neusje van de zalm.  Het wordt ook wel ‘toveressewerk’ of ‘Point de Féé’ genoemd. Alle Pointe de Féé is uiteraard Binchekant, maar alle Binchekant is geen Point de Féé; dat hangt af van de fijnte van de draad.  Deze recente benaming verwijst naar de rijkdom aan kleine vierkante kunstslagen die de grond omtoveren tot een ragfijn kantwerk, soms met honderden klosjes en altijd met zeer fijne draad.  Sinds ongeveer een eeuw maakt men geen kant meer in de stad Binche, waar deze vorm in de 17de eeuw ontstond.

Als ik een museum bezoek met schilderijen van mensen met kleding van kant maak ik altijd detailfoto’s, die ik in een mapje op Facebook opsla. Ik verbaas me vaak hoe verschillend kant wordt geschilderd. Soms heel precies zodat je elk draadje kunt zien, maar ook met grovere verfstreken waardoor een ander soort kant ontstaat. Kant werd in het verleden in Nederland gedragen door de rijken. Zij konden dit handwerk betalen. Niet alleen vrouwen droegen kant, maar ook de mannen. Je was een echte man in de tijd van Rembrandt als je overdadig kant droeg. Macho’s in kant zou je ze nu noemen.

Tijdens onze zomervakantie van 2019 in Frankrijk bezochten we het Museum Beaux-Arts et Dentelle in Alençon. In een vitrine lag een groot stuk kant waar ik lange tijd ademloos naar keek. Het is gemaakt door Maison Lefébure uit Bayeux en het was gereed aan het einde van de 19de eeuw of begin 20ste eeuw.

Het laat een middeleeuwse bruiloft zien en de afbeelding is niet geklost met klosjes maar met naald en draad. Deze naaldkant wordt Point d’Alençon genoemd. Het was heel bijzonder om er lang naar te kijken en steeds meer te zien. Een bruid in een lange middeleeuwse jurk met punthoed en een sluier die door een page van de grond wordt gehouden. De bruidegom in zijn mooiste kleren met in zijn hand een bos bloemen voor haar. Vrolijke muzikanten die bruiloftsmuziek spelen. Een hofdame met een krans van bloem in haar hand en een paard in feesttenue. Vogels in de lucht en een hond aan de lijn. Weken, waarschijnlijk maanden moet hieraan gewerkt zijn met geduld, precisie en waarschijnlijk ook tevredenheid als een figuur klaar en gelukt was. Onbetaalbaar zou het nu zijn om zo’n stuk te laten maken.

In de Emmaus-kringloopwinkel van Alençon was een Grande Vente en dan is de textielafdeling ook open! Daar lag een linnen laken met vier blokjes naaldkant erin verwerkt. De prijs was  €40,- en ik liet het daardoor toch even liggen. Even nadenken moet soms, maar niet te lang als je in een drukke kringloopwinkel bent. Jos zei: ‘Je krijgt spijt als je het niet koopt.’ Dat was het moment om terug te gaan, het laken te pakken en naar de kassa te lopen. De oude dame zei me in het Frans dat het een koopje was als je alleen al bedacht hoe lang erover dat kant is gedaan. Ze had natuurlijk gelijk en ik koester het laken nog elke keer als we er onder slapen.

Zelf krijg ik bijna zin om te gaan kantklossen. Gebruikte kantkloskussens en materialen zijn op Marktplaats voor weinig geld te koop. Toch heb ik er nog geen een gekocht omdat ik bijna zeker weet dat ik het er geduld niet voor heb. Maar genieten van kant zal ik blijven doen.

In mijn volgend bericht ga ik verder in op de geschiedenis van kant.

Links:

Kantcentrum Brugge: https://www.kantcentrum.eu/nl/home

Museum Beaux-Arts et Dentelle: http://museedentelle.cu-alencon.fr/