52. La Frida in Parijs

Magdalena Carmen Frida Kahlo y Calderón (Coyoácan, 6 juli 1907 – Coyoácan, 13 juli 1954), beter bekend als Frida Kahlo, zie je tegenwoordig overal opduiken. Geprint op shawls op de Albert Cuypmarkt, op stof van een zelfgemaakte tas, geweven op een paneel en gedrukt op gymschoenen.

Je hoeft maar even op internet te zoeken en je komt nog meer parafernalia tegen: sleutelhangers, mokken, handdoeken, ochtendjassen, sokken, papieren servetten en zelfs een plantenspuit waarop ze met haar hoofd vol bloemen te herkennen is. Een icoon is ze geworden en zo geeft ze menig huishouden een exotisch en kleurrijk tintje. Ze is een trend, maar trends gaan voorbij. Ik heb haar nog niet gevonden in de plaatselijke kringloopwinkel, maar lang zal dat niet meer duren, verwacht ik. Kortom, ze is populair, maar gezien de afgeprijsde shawl op de Cuyp is ze misschien het hoogtepunt voorbij.  

Gips corset beschilderd door Frida

Hoe zou ze dat zelf hebben gevonden, vraag ik me af. Ik denk dat ze het er helemaal niet mee eens zou zijn. Haar exclusiviteit en bijzonderheid verkwanseld en uitgemolken door de commercie. En dat met iemand die het communistische gedachtengoed aanhing!

Frida op 12 jarige leeftijd gefotografeerd door haar vader Guillermo Kahlo

Omdat ik vorig jaar de Frida Kahlo-tentoonstelling in Assen gemist heb, was ik blij dat ik de tentoonstelling in Palais Galliera, het modemuseum van Parijs, kon zien. Ik vermoed dat een deel van beide exposities bijna hetzelfde is, met het verschil dat het in Parijs rustig was in tegenstelling tot wat ik over Assen hoorde. Daar schijn je op drukke dagen met veel moeite wat van haar jurken en kunst hebben kunnen zien.

Palais Galliera, het beeldschone, witte stadspaleis vlakbij de Eiffeltoren en de Seine. We gingen er heen op de dag dat we negen jaar bij elkaar waren. Cadeau! We werden meegenomen door haar leven, kunst en kleding. Als slot van de tentoonstelling volgde er een reis langs modeontwerpers die haar kledingstijl als inspiratie hebben gebruikt voor hun eigen collectie. Dat laatste deel was niet in Assen te zien.

Frida en Diego

Nu kan ik een lang artikel schrijven over haar leven, maar ik denk dat veel lezers daar wel van weten. Kinderverlamming en een ernstig auto-ongeluk. Been geamputeerd en leven met korsetten. Getrouwd met de 21 jaar oudere kunstschilder Diego Rivera. Naast haar huwelijk had ze relaties met mannen en vrouwen. Allemaal waar, maar omdat dit blog textiel als onderwerp heeft, wil ik de focus daarop houden.

Frida Kahlo, My dress hangs there (1933)

Tragisch vind ik overigens dat er altijd meer aandacht aan haar leven wordt besteed dan aan haar kunst, die je onder het surrealisme kunt plaatsen.

Mexico, de Zangeres Zonder Naam zong er al in 1969 vrolijk en aanstekelijk over. In het lied danst ze de rumba met een cabanero oftewel een herder en dat in een land van liefde en van zon. Beter en gezelliger kan het niet worden in het loflied. De kleding van haar en de danseressen in de clip moet een verbeelding van Mexico zijn.  Dat die in niets op de traditionele en kleurrijke Mexicaanse kleding lijkt en heel clichématig is moge duidelijk zijn. Verder niets ten nadele van de Zangeres; wij zijn en blijven fan.

Traditonele kleding uit Oaxaca, niet gedragen door Frida

Hoe anders is de echte Mexicaanse kleding die Frida Kahlo droeg. Na de Mexicaanse revolutie van 1910 ontstond er een groot bewustzijn over de Mexicaanse identiteit. Die uitte zich onder andere in het dragen van traditionele kleding door vrouwen, en ook door mannen. Zo liet je zien dat je trots was op de plek waar je vandaan kwam.

Met katoenen garen geborduurde bloemen

Frida had een grote voorkeur voor de kleding van vrouwen in de regio Oaxaca, en dan specifiek in Tehuana. De vrouwen daar leefden sterk vanuit de gedachte van het matriarchaat in het verder overwegend door mannen gedomineerde land. Economisch onafhankelijk zijn, was hun uitgangspunt.

Machinaal kettingsteek borduurwerk

De kleding uit Tehuana is kleurrijk en vol details. Met de hand geborduurde bloemen op fluwelen rokken of motieven in kettingsteek.

Daaronder een lange rok van kant en als bovenstuk de ‘hupil’.

Dat is een dubbelgevouwen rechthoek die aan beide zijkanten deels is dicht gestikt; zo ontstaan er  twee openingen voor de armen en aan de bovenkant een opening voor het hoofd.

Blouse, variatie op een hupil
Borduursels in synthetisch zijdegaren

Ze worden gedragen als blouse, op verschillende manieren rijk met borduurwerk versierd.

Ceremoniële blouse uit het dorp Nashu
Detail glaskralen borduursel, Azteekse dansers

Frida Kahlo droeg bijna altijd een ‘hupil’.

Een outfit die ze droeg tijdens het schilderen

Dat combineerde ze vaak met een ‘rebozos’, een rechthoekige shawl met franje aan beide uiteinden.

Ook was er op de tentoonstelling in Parijs de ‘resplandor’ te zien: het kledingstuk dat ze droeg op twee zelfportretten.

Ze ziet er dan uit als een katholieke heilige, terwijl ze al op jonge leeftijd op de achterkant van haar communieportret het woord ‘idiota’ schreef.

Links: Katoenen jas uit Guatemala Rechts: Huipil uit Mazatec

Traditionele motieven geborduurd of geweven in grootse gewaden. Trots en elegantie spatten ervan af.

Ik kon er geen genoeg van krijgen.

Het was een waar kleurenfeest daar in de kelder van Palais Galliera.

Vitrines vol verschillende outfits in sprankelende combinaties.

Daarnaast werd ik geraakt door een kleine vitrine met een stoffen popje met daarbij een doosje vol garens en band. Frida maakte dit soort popjes maar borduurde ook servetten en ander textiel.

De kledingstijl van Frida was en is een bron voor modeontwerpers van nu. Dat was te zien in een zaal boven.

Soms voor mij te letterlijk door een foto van haar te schilderen op een tuniek van de modeontwerper Franc Sorbier.

Overdaad in de kleding van Richard Quinn.

Erdem, Lente/ zomer 2022
Katoenen weefsel uit Guatemala

Mexicaanse invloeden qua kleuren en borduursels in de collectie van Erdem, haar rode shawl deed me denken aan de jas uit Guatemala in de collectie van Frida. Zijn inspiratie voor deze collectie haalde hij uit het leven van Tina Modotti, een fotografe die bevriend was met Frida.

Valentino, Lente/ zomer 2019
Comme des Garçons, Lente/ zomer 2012

De ‘resplandor’ als inspiratie voor Valentino en Comme des Garçons.

Voor zomer 1998 liet Jean Paul Gaultier kleding zien die een duidelijk link heeft naar Frida.

In de show loopt een man met een nep-tatoeage van een hamer en sikkel, die verwijst naar Frida haar politieke voorkeur. Als ik er nu naar kijk, vind ik het te plat en het ergert me dat hij haar gebruikt. Dat is een vorm van je cultureel toe-eigenen die hoogst ongepast is.

Kris van Assche, Lente/zomer 2008

De eenvoud in de twee outfits van Kris van Assche vond ik in de veelheid van kleur en decoratie een verademing, passend, draagbaar en erg mooi.

Gelukkig stonden er in de museumwinkel van Galliera geen foute Frida-artikelen. Wel boeken over haar werk en leven, weefsels uit Mexico en hoog aan het plafon hingen feestelijke papieren vlaggetjes.

Na het zien van de tentoonstelling moest ik denken aan de heerlijke cd Canciones de mi Padre van Linda Ronstadt, vol liedjes die ze zong vanuit haar Mexicaanse familiegeschiedenis. Tijdens een concert met liederen van die cd droeg ze een ‘hupil’ met daaronder natuurlijk een rok vol glitters voor het showelement.

De tentoonstelling in Palais Galliera is te zien tot en met 5 maart 2023. Info HIER.

45. De vaste collectie van het MoMu

De catalogus van de eigen collectie van het ModeMuseum in Antwerpen heb ik al meer dan een jaar in  huis. Een kloek en lijvig boekwerk, 450 pagina’s bomvol tekst en prachtige foto’s. Over modeontwerpers beginnend bij de A van A.F.Vandevorst tot en met de Y van Yohji Yamamoto. Maar ook over onderwerpen als kant, de studie-collectie en schoenen.

Na ruim drie jaar gesloten te zijn geweest voor een grote renovatie ging het ModeMuseum in september 2021 weer open; in januari 2022 ging het echter voor acht maanden weer dicht vanwege een bouwfout bij de klimaatvoorziening. Voor de verbouwing was er geen plek in het museum om de eigen verzameling van ruim 38.000 stuks te laten zien. Daar is verandering in gekomen: op de begane grond is nu in glazen vitrines een deel van de vaste collectie te zien.

Midden: Josephus Thimister 2010/2011 – Rechts: Y/Project, Glen Martens 2020/2021

In het MoMu is de voortgaande geschiedenis van de mode en modehuizen te volgen. Dat is niet alleen belangrijk voor mensen die daar interesse in hebben, maar ook voor modeontwerpers van nu en in de toekomst. Een lange geschiedenis van een modehuis kunnen volgen, is een voorwaarde voor studie en onderzoek, en het kan een grote inspiratie zijn voor huidige modeontwerpers. Uit de bibliotheek en het depot kunnen schatten tevoorschijn komen die gebruikt kunnen worden als startpunt voor iets nieuws. Het MoMu volgt dus modeontwerpers in hun ontwikkeling; de belangrijkste ontwerpen met een eigen signatuur worden in hun collectie opgenomen.  

Links A.F. Vandevorst 1999 – Recht Ann Demeulemeester 1997

Het is niet eens een zo’n grote ruimte, maar er valt genoeg te zien voor de mode-en-textielliefhebber. De conservatoren van het MoMu kozen ervoor om de kleding thematisch tentoon te stellen.

Raf Simons 2017
Midden en rechts daarvan Raf Simons 1999/2000 – Rechts Veronique Branquinho 1998/1999

Zo loop je langs vitrines met onderwerpen als deconstructie van het witte hemd, kunst en mode en de zwarte cape.

Daarnaast is er een vitrine ingericht met de vrolijke breisels van de Antwerpse avantgarde modeontwerpster Ann Salens (1940-1994). Haar jurken vol kleur en franjes waren een inspiratie voor de damescollectie lente/zomer 2022 van Dries Van Noten. Zijn kleur- en materiaalgevoel, verwerkt in goede en draagbare kledingstukken, vind ik altijd adembenemend. Van hem staat er in de tentoonstelling een beeldschoon ensemble uit de collectie lente-zomer 2020.

Ooit, ergens in de jaren negentig paste ik een flessegroen, grof-ribfluwelen pak van Dries Van Noten in de helaas niet meer bestaande winkel van Gerda van Ravenstein op de hoek van de Keizersgracht en de Huidenstraat in Amsterdam. Ondanks dat ik geen ‘pakkenman’ ben, voelde ik me in dat kostuum fantastisch. Ik kon het op dat moment niet betalen; daar heb ik nu nog spijt van. Ik zou dat pak tot op de draad hebben versleten. Mocht ik het ooit vinden in een tweedehandswinkel in de goede maat, dan koop ik het direct.

In een van de vitrines zijn 18de-eeuwse ‘sitsen’ tentoongesteld. Rokken, jakken, kraplappen en kinderkleding van katoen vol handbeschilderde exotische bloemen. Ik heb er een grote liefde voor sinds ik ze voor het eerst zag.  Meer over sits kun je op dit blog lezen in ‘33. Een kasteel vol bloemen’.  

Soms doneert een verzamelaar een kledingstuk of een hele collectie. De grote, historische verzameling van ruim 2500 objecten van Jacoba de Jonge uit Amersfoort kwam in 2011 in het bezit van het MoMu. In 2012 organiseerde het museum de tentoonstelling ‘Een Leven in Mode’, vrouwenkleding 1750- 1950, uit de collectie Jacoba de Jonge.

Ik zag die prachtige expositie waarbij op de vloer kasseien waren geschilderd.

Oorlogsjurk in changeantzijde, 1940-1945
Gemaakt van de steenrode achterkant van de stof uit een japon van omstreeks 1898

Het leven van de burgervrouw kwam tot leven op verschillende momenten van de dag en de kleren die daarbij horen: ochtend- en huiskleding, namiddagjaponnen, sportieve kleding en veel meer.

Links avondjapon Christian Dior 1954 – Rechts avondjapon 1955 maker onbekend

Veelal gemaakt door onbekende kleermakers die een grote vakkennis in huis hadden. Soms door een modeontwerper van naam, zoals de japon met stola van organzazijde van Christian Dior uit 1954.

De bijbehorende catalogus kwam tevoorschijn tijdens het schrijven van dit artikel.

Zelf heb ik een aantal kostuumcursussen bij Jacoba thuis meegemaakt. We zaten rond een grote tafel waarop alle textielschatten van de avond werden uitgespreid. We bekeken jurken van binnen en buiten. We hoorden over de tijd waarin het kledingstuk werd gedragen en waarom de mode veranderde. Het waren waardevolle avonden vol schoonheid en lessen vol kostuumgeschiedenis. Daar pluk ik nu nog de vruchten van als ik naar modetentoonstellingen ga.

Wie Jacoba niet kent, krijgt door dit filmpje een mooi beeld van die bijzondere verzamelaarster.

En nu nog wat.

De wereld van textiel heeft veel kanten waarover iets geschreven kan worden. In mijn computer zitten heel wat onderwerpen en foto’s die strijden om voorrang. Daarom ga ik de komende tijd proberen om twee artikelen per week te schrijven. Een wat groter artikel zoals je van me gewend bent en een kleiner waarbij ik over iets specifieks ga schrijven.

Bereid je vast voor op een bijzonder historisch item dat een grote indruk op mij heeft gemaakt!

44. Mirror Mirror – De psyche van mode

Onlangs waren we vijf jaar getrouwd; een goede reden om samen een dag weg te gaan. Vanuit Amsterdam Centraal sta je in één uur en vijftig minuten in de prachtige stationshal van Antwerpen Centraal. Vandaaruit loop je makkelijk naar het verbouwde en net weer geopende ModeMuseum, kortweg MoMu.

Tot 26 februari 2023 is in het MoMu de tentoonstelling Mirror Mirror – Mode & de Psyche te zien.

Hierbij is de focus sterk gericht op het lichaam. Hoe kijken we naar onszelf en hoe bekijken anderen ons? Modeontwerpers houden ons een spiegel voor, maken ons vaak mooier door hun creaties en kunnen ons gevoel van eigenwaarde versterken.

Een tweede deel van de Mirror Mirror-tentoonstelling is te zien in museum Dr. Guislain in Gent. Dit museum over de geschiedenis van de psychiatrie exposeert kleding en kunst, gemaakt door kunstenaars die naast de modewereld werken of die inspiratie geven aan modeontwerpers. Denk daarbij aan outsiderkunst. Natuurlijk zijn we nu van plan om ook nog naar Gent te gaan.

In de catalogus van beide exposities staat een foto van de kunstenaar Giovanni Battista Podestà die een ongelooflijk fantasievolle jas en hoed draagt.

We zagen zijn kleding twee jaar geleden in het museum La Fabuloserie, 100 kilometer onder Parijs.

Van top tot teen dragen we elke dag kleren. Ze beschermen ons tegen kou, maar ook tegen impertinente blikken van medemensen. Kleren kunnen ons zekerheid geven of troost. Via kleding laten we zien wie we zijn in al onze kwetsbaarheid. Maar er is ook een andere kant. Modefoto’s van perfecte modellen kunnen onzekere gevoelens opleveren; zeker als je jong bent en ervan overtuigd dat er veel mankeert aan je uiterlijk. Door de ‘verkeerde’ kleding te dragen in een groep met specifiek kledinggedrag kun je buitengesloten worden of niet serieus genomen. Draag je een rood colbert in een omgeving van mannen in donkerblauwe pakken, dan is de kans groot dat je als een clown wordt gezien en dat niemand je serieus neemt, zeker bij het nemen van belangrijke beslissingen.

Naast veel spiegels, de tentoonstelling heet niet voor niets Mirror Mirror, staan er sublieme kledingstukken en kunstwerken die schoonheid uitstralen én vragen oproepen.

Bij binnenkomst kijk je naar een beeld van een man, gekleed in een geruit pak, die zijn handen voor zijn ogen slaat. ‘I Feel Perfectly Terrrible’ is de titel van het werk, gemaakt van keramiek, tweed, katoen, hoorn en hout door Dirk van Saene in 2021. Direct komt de vraag op: wil hij ons niet zien of mogen wij zijn gezicht niet zien? Voelt hij zich ongemakkelijk of schaamt hij zich? Voelen wij ons een voyeur door zo naar hem te kijken?

Hoe zou er naar de vrouw gekeken worden als ze op straat loopt in de platte uit cirkels opgebouwde jurk uit de collectie herfst-winter 2012-2013 van Comme des Garçons?

Of in kleding van hetzelfde merk uit de collectie voor lente-zomer 1997 met al die vreemde uitstulpsels waardoor het ideale lichaam wordt vervormd. Bestaat dat ideale lichaam eigenlijk wel of is het een verzinsel?

De spectaculaire jurken van Noir Kei Nimoniya scheppen door hun materialen afstand, maar trekken juist door die afstand ook enorm aan.

Wat zou er gebeuren als je er in een drukke winkelstraat mee gaat lopen? Of ermee in de metro staat? Welke reacties zou je krijgen? Ik vond ze feestelijk en prachtig.

Tachtig meter tule zit er in de volumineuze jurk van ontwerpster Molly Godard. Zegt ze daarmee dat vrouwen hun plaats in de maatschappij moeten innemen? Dat ze met zo’n enorme jurk heel groots kunnen laten zien dat ze er zijn? Of is het een statement dat er geen eind komt aan groei en luxe?

Simone Rocha laat aan één kant van haar jurk de rok opbollen waardoor een vervreemdend effect ontstaat. Is het een verzakte heup of doet de wind dit stuk stof opbollen? Geeft ze zo kritiek op de idealisering van het perfecte lichaam?

Naast nog meer waanzinnig mooie kledingstukken die veel vragen oproepen, zijn er kunstwerken te zien. Bijvoorbeeld ‘Something Celia Said’ van Sarah Lucas uit de serie ‘Bunny Girls’ (2019). Een vrouwenfiguur opgebouwd uit opgevulde nylonkousen. Het beeld straalt kwetsbaarheid uit en geeft de ongemakkelijke, maatschappelijke positie weer waarin vrouwen zich vaak bevinden.

Van Genieve Figgis hangen er schilderijen, geïnspireerd op klassieke meesterwerken. In het werk ‘Vanity Fair’ zien we mannen en vrouwen met gezichten als maskers in een decadente omgeving. Is de klassieke schoonheid uit 18de eeuw hier verworden tot vlekken en ruwe penseelstreken of was die tijd niet zo mooi als we hem voorgespiegeld krijgen?

Van links naar rechts ontwerpen van: C.F. Worth, Ana de Pombo, Jeanne Lanvin

Mannequinpoppen of etalagepoppen kunnen verhalen vertellen. Nog nooit had ik in het echt de miniatuurpoppen gezien van het Théâtre de la Mode. In het Pavillon de Marsan in Parijs opende op 27 maart 1945 een tentoonstelling van 237 miniatuurpoppen met dag- en avondkleding, ontworpen door bekende Parijse couturiers en met grote zorgvuldigheid gemaakt. Stel je voor: Frankrijk direct na de Tweede Wereldoorlog, de economie van het land ligt in puin en deze expositie trekt bijna honderdduizend bezoekers. Het Syndicat de la Couture Française gaf door het organiseren van deze expositie een signaal van hoop af vol elegantie en creativiteit. Mode was niet gestorven door de oorlog!

In Engeland gebeurde in dezelfde tijd iets soortgelijks. Het Londense Couturehuis Lachasse stuurde een bijzondere pop de wereld in. Miss Virginia Lachasse was een mannequin van het huis. Van haar werd een kleine modepop gemaakt met een garderobe van 115 stuks.

Van miniatuur zakdoeken tot nylon kousen, van mantelpak tot bontjas: Virginia ziet er op elk moment van de dag perfect uit. Ze werd in verschillende Engelse steden tentoongesteld om geld in te zamelen voor het Fund for the Blind.

Wat gebeurt er als je anders omgaat met een etalagepop? De poppen uit 2002 van kunstenaar en modeontwerper Ed Tsuwaki hebben een heel lange hals waardoor ze bijna het plafond raakten van zijn winkel. Invloed van Modigliani?

De Nigeriaanse modeontwerper Kenneth Ize presenteerde zijn herfst-wintercollectie 2019 -2020 op zwarte etalagepoppen die werden geplaatst in de drukke straten van Lagos. Het moet voor het modepubliek vervreemdend zijn geweest om te zien dat mode zo werd neergezet. Uiteraard gaf de modeontwerper hiermee ook een politiek statement.

Het laatste deel van de tentoonstelling is gewijd aan avatars en andere digitale kunstwerken die sommige modemerken gebruiken bij de presentatie van hun kleding. Ik snap de link van technologie en mode, maar eerlijk gezegd ben ik meer iemand die ervan geniet om kleding in het echt zien.

Terug in de trein bedacht ik me hoe vreemd het is dat Nederland geen echt Modemuseum heeft. In België zijn er maar liefst drie: in Antwerpen, Hasselt en Brussel. Wat steekt Nederland daar schamel bij af! Natuurlijk zijn er af en toe prachtige modetentoonstellingen in Nederland, maar die zijn altijd onderdeel van een groter kunstmuseum.

Tot 1992 zat er in de Loeff Berchmakerstraat in Utrecht het Historisch Kostuum Museum. Daar is veel over te doen geweest las ik in dit artikel. Een deel van de collectie is nu in het bezit van het Centraal Museum.

Zeeuwse streekdracht & Surinaamse Koto’s in de laatste tentoonstelling in het Klederdrachtmuseum

Aan de Herengracht in Amsterdam was tot juni 2020 het informatieve en vrolijke Klederdrachtmuseum gevestigd. Het moest de deuren helaas sluiten door te weinig bezoekers. Corona heeft het museum de nekslag gegeven; door die lage bezoekersaantallen kwam het niet in aanmerking voor financiële ondersteuning. Heel jammer. En een grote schande.

Ook het schitterende Tassenmuseum in Amsterdam, het enige in de wereld, is permanent gesloten. Waar die schitterende collectie is gebleven, weet ik niet.

Mocht er ergens een serieus initiatief zijn om plannen te maken voor een zelfstandig ModeMuseum in Nederland, dan zou ik er graag aan meewerken.

33. Een kasteel vol bloemen

Maanden heb ik niet geschreven, maar ik ben wel veel onderwerpen voor mijn blog tegengekomen. Door onverwacht drukke werkzaamheden had ik geen tijd om te schrijven. Gelukkig zijn alle foto’s opgeslagen in Google Photo en kan ik de komende weken en maanden al die artikelen schrijven die bij de foto’s horen; dat doe ik van voor naar achteren in dit geval.

Op onze laatste vakantiedag bezochten we op een zonnige zondagmiddag Kasteel d’Ursel in Hingene, vlak bij Antwerpen. Daar is tot en met 9 oktober de tentoonstelling ‘Print & Paint, 350 jaar bloemen op katoen’ te zien. Op de Instagrampagina van Jacco Hooikammer (textielconservator bij het Open Luchtmuseum) had ik een serie foto’s gezien van de tentoonstelling. Ik werd er erg nieuwsgierig door.

Kasteel d’Ursel is een klein, geel snoeptaartje van een kasteel, omringd door een slotgracht. Een echt sprookjeskasteel.  Tot 1973 werd het bewoond door de hertog van Ursel en zijn familie. Het was hun buitenverblijf naast hun hoofdresidentie in Brussel. Na een leegstand van bijna twintig jaar kocht de provincie Antwerpen het in 1994 en is het kasteel in oude glorie hersteld en zijn er tentoonstellingen te zien.

Sitsen zijn katoenen stoffen die sinds de 16de eeuw werden ingevoerd vanuit India. Handbeschilderd of bedrukt met exotische planten en bloemen; ik heb er een zwak voor. Ze werden gebruikt als kledingstoffen maar vonden ook hun weg in de interieurs van rijke inwoners van Europa. In hun huizen waren spreien, tafelkleden, meubelstoffen, gordijnen en wandbespanningen van sits te vinden. Natuurlijk moet hier vermeld worden dat kolonialisme en onderdrukking in de geschiedenis van de sits een grote rol speelt. De VOC heeft hier zeker aan bijgedragen. Je moest erg rijk zijn om zulke stoffen te kunnen kopen van de Europese kooplui die hun handel aanschaften in India voor een zo goedkoop mogelijke prijs. Dat dat geen eerlijke zaken waren, moge duidelijk zijn.

Kasteel d’Ursel is het enige kasteel in Europa waar vijftien kamers bespannen waren met sitsen. Die zijn nu voor een deel in ere hersteld. Je loopt van kamer naar kamer; ik moest af en toe zuchten om zoveel schoonheid. Naast historische sitsen is er ook werk te zien van hedendaagse kunstenaars en ontwerpers.

Jaren geleden volgde ik kostuumcursussen bij Jacoba de Jonge in Amersfoort. Zij had een grote collectie kleding, gemaakt van sits. Die rokken en jakken hingen aan een prachtige antieke kast. Wij, de cursisten, smulden van al dat moois. Haar bijna complete verzameling heeft ze geschonken aan het ModeMuseum (MoMu) in Antwerpen. In een van de eerste kamers staat een handbedrukt jak en rok uit de 18de eeuw die wellicht uit haar collectie komt.

De sitsen in een volgende kamer van het kasteel waren niet meer te restaureren. Daarvoor in de plaats is er ‘toile de Jouy’ te zien. Dat zijn bedrukte katoenen weefsels die werden vervaardigd in de ‘manufacture d’Oberkampf’ van 1759 tot 1815 in Jouy-en-Josas bij Parijs. De stoffen zijn bedrukt met romantische taferelen van herders en herderinnetjes, idyllische waterputten en heren op vrijersvoeten.

Net voor de vakantie maakte ik een zomershirt van een oude, dunne katoenen ‘toile de Jouy’ die ik kocht op de brocante-markt op het Amstelveld.

In de kamer was een bijzondere herdruk (origineel uit 1783) te bewonderen waarop nu eens niet de romantiek te zien was, maar in beeld alle productiestadia van de bedrukte katoen werden getoond. Erg verrassend!

Daarnaast waren er hedendaagse interpretaties te zien. Onder andere de ‘Londen Toile’ van Timorous Beasties met taferelen uit de stad en niet van het platteland. Zelf heb ik de ‘Glasgow Toile’ gebruikt voor kussenhoezen. Op deze toile zijn onder andere twee flats te zien waar vluchtelingen in woonden. Deze werden regelmatig aangevallen door hooligans. Hier geen romantisch verhaal maar de harde realiteit.

Bij ‘The Dawn of the Empire’ voegde Richard Saja borduursels toe aan een lichtblauwe toile.

Achter het behang in het kleine ‘cabinet de toilette’ kwam na 150 jaar een laat 18de-eeuws bedrukt katoen tevoorschijn. Heel erg verkleurd, maar het moet een schoonheid in rode, roze en paarse tinten zijn geweest. Nu vertelt het ons een verhaal van lang geleden waarbij de eigenaren kozen voor kleine motieven in plaats van heel grote.

In het verleden was het tijdens de winter vast erg koud in het kasteel. De onderrok van gebloemd, rood katoen gevuld met dons zal goed van pas zijn gekomen. Dit exemplaar komt uit Engeland (1875-1885) maar het is gedragen in Nederland.

Heel anders dan de donsjassen die je de komende winter nog steeds zult zien in het straatbeeld. Misschien een tip om van zo’n jas een rok te maken als de verwarming de komende winter een aantal graden lager moet in verband met hoge stookkosten.

Doordat het kasteel een lange tijd niet bewoond is geweest, trad er verval in. Ramen sloten niet meer, daglicht verkleurde alle stoffen, vocht en schimmel kwamen  op bezoek. Het werd een drama tot in 1994 de Provincie Antwerpen eigenaar werd. Een restauratieplan werd ontwikkeld. Lang niet alle sits kon gered worden. In de tentoonstelling liggen wat sitsen in zeer slechte staat. Voor het bedrukken van de stof werd een beitsmiddel gebruikt dat veel ijzerzouten bevatte. Dat ijzer begint te roesten en tast de stof aan. IJzervraat heet dat; het heeft zijn werk gedaan en op den duur zal de gehele stof verdwijnen.

Treurig, maar gelukkig is er een digitale print gemaakt in de frisse, originele kleuren.

Een kamerjas voor heren oftewel een  ‘Japonse Rok’ van sits (1775-1800) mocht natuurlijk niet ontbreken in de tentoonstelling. Deze jassen droegen rijke mannen als ze thuis hun formele pak uittrokken. Dat formele pak zat absoluut niet lekker door de snit die toen in de mode was. De achterpanden waren nauwer dan de voorpanden en de mouwen waren er ook nog naar achteren ingezet. De schouders werden daardoor naar achter getrokken en zo moesten de heren in een behoorlijk onnatuurlijke houding staan.

Het moet een verrukking zijn geweest om thuis zo’n ruime jas te dragen.

De zogenaamde palempore die aan het einde van de tentoonstelling te zien is, werd tussen 1720 en 1750 met de hand beschilderd in India. Gemaakt voor de westerse markt en bedoeld als sprei of wandbespanning. Het motief is een levensboom en bestaat uit Indische, Perzische, Turkse en Chinese elementen.

Ik verbaas me er altijd over dat dit soort stukken er nog zo goed uitzien.

Naast al die historische stukken en informatie (de mooie catalogus is bij de entreeprijs inbegrepen) werd ik ook getroffen door het werk van hedendaagse kunstenaars en modeontwerpers.

Op de foto ‘The Dream’ (2020) zit kunstenaar Cecilia Paredes voorovergebogen in een wereld van sits. Een deel van haar rug is beschilderd door bodypainter Daniel ‘Zimpha’ Morena in exact dezelfde kleuren als de sits.

Pablo Piatti (1969) maakte de muurschildering ‘Frayed memories’ in een van de kamers op de eerste verdieping. Een heftige versie van sits die van de muur afdruipt in spetterende kleuren.

Als tegenhanger staat in dezelfde ruimte een door hem beschilderde cape van het Belgische modehuis Natan.

De prints op de jurken van Dirk van Saene schildert de modeontwerper eerst op doek op ware grootte. Daarna worden ze digitaal geprint en ontstaan er beeldschone jurken die perfect pasten in de tentoonstelling.

In de roze salon, omringd door roze Chinees behang vol exotische vogels, vlinder en planten kwamen de kledingstukken uit de herfst-winter collectie 2004-2005 van Dries van Noten (1958) helemaal goed uit.

Ik vond het een adembenemende kamer en ik ben er lang gebleven.

Een jurk als een droom, zo zag ik het werk ‘Excroissance’ (2006) van Emilie FaÏf. Gemaakt voor een etalage van de Franse modeontwerpster Isabel Marant. Boven de jurk torent een wolk waaruit planten en vogels komen.

Er is nog heel wat meer schoonheid te zien in deze prachtige, bloemrijke tentoonstelling dan ik hier heb beschreven. Ga er heen als je tijd hebt en je zult betoverd worden.