De catalogus van de eigen collectie van het ModeMuseum in Antwerpen heb ik al meer dan een jaar in huis. Een kloek en lijvig boekwerk, 450 pagina’s bomvol tekst en prachtige foto’s. Over modeontwerpers beginnend bij de A van A.F.Vandevorst tot en met de Y van Yohji Yamamoto. Maar ook over onderwerpen als kant, de studie-collectie en schoenen.
Na ruim drie jaar gesloten te zijn geweest voor een grote renovatie ging het ModeMuseum in september 2021 weer open; in januari 2022 ging het echter voor acht maanden weer dicht vanwege een bouwfout bij de klimaatvoorziening. Voor de verbouwing was er geen plek in het museum om de eigen verzameling van ruim 38.000 stuks te laten zien. Daar is verandering in gekomen: op de begane grond is nu in glazen vitrines een deel van de vaste collectie te zien.
In het MoMu is de voortgaande geschiedenis van de mode en modehuizen te volgen. Dat is niet alleen belangrijk voor mensen die daar interesse in hebben, maar ook voor modeontwerpers van nu en in de toekomst. Een lange geschiedenis van een modehuis kunnen volgen, is een voorwaarde voor studie en onderzoek, en het kan een grote inspiratie zijn voor huidige modeontwerpers. Uit de bibliotheek en het depot kunnen schatten tevoorschijn komen die gebruikt kunnen worden als startpunt voor iets nieuws. Het MoMu volgt dus modeontwerpers in hun ontwikkeling; de belangrijkste ontwerpen met een eigen signatuur worden in hun collectie opgenomen.
Het is niet eens een zo’n grote ruimte, maar er valt genoeg te zien voor de mode-en-textielliefhebber. De conservatoren van het MoMu kozen ervoor om de kleding thematisch tentoon te stellen.
Zo loop je langs vitrines met onderwerpen als deconstructie van het witte hemd, kunst en mode en de zwarte cape.
Daarnaast is er een vitrine ingericht met de vrolijke breisels van de Antwerpse avantgarde modeontwerpster Ann Salens (1940-1994). Haar jurken vol kleur en franjes waren een inspiratie voor de damescollectie lente/zomer 2022 van Dries Van Noten. Zijn kleur- en materiaalgevoel, verwerkt in goede en draagbare kledingstukken, vind ik altijd adembenemend. Van hem staat er in de tentoonstelling een beeldschoon ensemble uit de collectie lente-zomer 2020.
Ooit, ergens in de jaren negentig paste ik een flessegroen, grof-ribfluwelen pak van Dries Van Noten in de helaas niet meer bestaande winkel van Gerda van Ravenstein op de hoek van de Keizersgracht en de Huidenstraat in Amsterdam. Ondanks dat ik geen ‘pakkenman’ ben, voelde ik me in dat kostuum fantastisch. Ik kon het op dat moment niet betalen; daar heb ik nu nog spijt van. Ik zou dat pak tot op de draad hebben versleten. Mocht ik het ooit vinden in een tweedehandswinkel in de goede maat, dan koop ik het direct.
In een van de vitrines zijn 18de-eeuwse ‘sitsen’ tentoongesteld. Rokken, jakken, kraplappen en kinderkleding van katoen vol handbeschilderde exotische bloemen. Ik heb er een grote liefde voor sinds ik ze voor het eerst zag. Meer over sits kun je op dit blog lezen in ‘33. Een kasteel vol bloemen’.
Soms doneert een verzamelaar een kledingstuk of een hele collectie. De grote, historische verzameling van ruim 2500 objecten van Jacoba de Jonge uit Amersfoort kwam in 2011 in het bezit van het MoMu. In 2012 organiseerde het museum de tentoonstelling ‘Een Leven in Mode’, vrouwenkleding 1750- 1950, uit de collectie Jacoba de Jonge.
Ik zag die prachtige expositie waarbij op de vloer kasseien waren geschilderd.
Oorlogsjurk in changeantzijde, 1940-1945 Gemaakt van de steenrode achterkant van de stof uit een japon van omstreeks 1898
Het leven van de burgervrouw kwam tot leven op verschillende momenten van de dag en de kleren die daarbij horen: ochtend- en huiskleding, namiddagjaponnen, sportieve kleding en veel meer.
Veelal gemaakt door onbekende kleermakers die een grote vakkennis in huis hadden. Soms door een modeontwerper van naam, zoals de japon met stola van organzazijde van Christian Dior uit 1954.
De bijbehorende catalogus kwam tevoorschijn tijdens het schrijven van dit artikel.
Zelf heb ik een aantal kostuumcursussen bij Jacoba thuis meegemaakt. We zaten rond een grote tafel waarop alle textielschatten van de avond werden uitgespreid. We bekeken jurken van binnen en buiten. We hoorden over de tijd waarin het kledingstuk werd gedragen en waarom de mode veranderde. Het waren waardevolle avonden vol schoonheid en lessen vol kostuumgeschiedenis. Daar pluk ik nu nog de vruchten van als ik naar modetentoonstellingen ga.
Wie Jacoba niet kent, krijgt door dit filmpje een mooi beeld van die bijzondere verzamelaarster.
En nu nog wat.
De wereld van textiel heeft veel kanten waarover iets geschreven kan worden. In mijn computer zitten heel wat onderwerpen en foto’s die strijden om voorrang. Daarom ga ik de komende tijd proberen om twee artikelen per week te schrijven. Een wat groter artikel zoals je van me gewend bent en een kleiner waarbij ik over iets specifieks ga schrijven.
Bereid je vast voor op een bijzonder historisch item dat een grote indruk op mij heeft gemaakt!
Maanden heb ik niet geschreven, maar ik ben wel veel onderwerpen voor mijn blog tegengekomen. Door onverwacht drukke werkzaamheden had ik geen tijd om te schrijven. Gelukkig zijn alle foto’s opgeslagen in Google Photo en kan ik de komende weken en maanden al die artikelen schrijven die bij de foto’s horen; dat doe ik van voor naar achteren in dit geval.
Op onze laatste vakantiedag bezochten we op een zonnige zondagmiddag Kasteel d’Ursel in Hingene, vlak bij Antwerpen. Daar is tot en met 9 oktober de tentoonstelling ‘Print & Paint, 350 jaar bloemen op katoen’ te zien. Op de Instagrampagina van Jacco Hooikammer (textielconservator bij het Open Luchtmuseum) had ik een serie foto’s gezien van de tentoonstelling. Ik werd er erg nieuwsgierig door.
Kasteel d’Ursel is een klein, geel snoeptaartje van een kasteel, omringd door een slotgracht. Een echt sprookjeskasteel. Tot 1973 werd het bewoond door de hertog van Ursel en zijn familie. Het was hun buitenverblijf naast hun hoofdresidentie in Brussel. Na een leegstand van bijna twintig jaar kocht de provincie Antwerpen het in 1994 en is het kasteel in oude glorie hersteld en zijn er tentoonstellingen te zien.
Sitsen zijn katoenen stoffen die sinds de 16de eeuw werden ingevoerd vanuit India. Handbeschilderd of bedrukt met exotische planten en bloemen; ik heb er een zwak voor. Ze werden gebruikt als kledingstoffen maar vonden ook hun weg in de interieurs van rijke inwoners van Europa. In hun huizen waren spreien, tafelkleden, meubelstoffen, gordijnen en wandbespanningen van sits te vinden. Natuurlijk moet hier vermeld worden dat kolonialisme en onderdrukking in de geschiedenis van de sits een grote rol speelt. De VOC heeft hier zeker aan bijgedragen. Je moest erg rijk zijn om zulke stoffen te kunnen kopen van de Europese kooplui die hun handel aanschaften in India voor een zo goedkoop mogelijke prijs. Dat dat geen eerlijke zaken waren, moge duidelijk zijn.
Kasteel d’Ursel is het enige kasteel in Europa waar vijftien kamers bespannen waren met sitsen. Die zijn nu voor een deel in ere hersteld. Je loopt van kamer naar kamer; ik moest af en toe zuchten om zoveel schoonheid. Naast historische sitsen is er ook werk te zien van hedendaagse kunstenaars en ontwerpers.
Jaren geleden volgde ik kostuumcursussen bij Jacoba de Jonge in Amersfoort. Zij had een grote collectie kleding, gemaakt van sits. Die rokken en jakken hingen aan een prachtige antieke kast. Wij, de cursisten, smulden van al dat moois. Haar bijna complete verzameling heeft ze geschonken aan het ModeMuseum (MoMu) in Antwerpen. In een van de eerste kamers staat een handbedrukt jak en rok uit de 18de eeuw die wellicht uit haar collectie komt.
De sitsen in een volgende kamer van het kasteel waren niet meer te restaureren. Daarvoor in de plaats is er ‘toile de Jouy’ te zien. Dat zijn bedrukte katoenen weefsels die werden vervaardigd in de ‘manufacture d’Oberkampf’ van 1759 tot 1815 in Jouy-en-Josas bij Parijs. De stoffen zijn bedrukt met romantische taferelen van herders en herderinnetjes, idyllische waterputten en heren op vrijersvoeten.
Net voor de vakantie maakte ik een zomershirt van een oude, dunne katoenen ‘toile de Jouy’ die ik kocht op de brocante-markt op het Amstelveld.
In de kamer was een bijzondere herdruk (origineel uit 1783) te bewonderen waarop nu eens niet de romantiek te zien was, maar in beeld alle productiestadia van de bedrukte katoen werden getoond. Erg verrassend!
Daarnaast waren er hedendaagse interpretaties te zien. Onder andere de ‘Londen Toile’ van Timorous Beasties met taferelen uit de stad en niet van het platteland. Zelf heb ik de ‘Glasgow Toile’ gebruikt voor kussenhoezen. Op deze toile zijn onder andere twee flats te zien waar vluchtelingen in woonden. Deze werden regelmatig aangevallen door hooligans. Hier geen romantisch verhaal maar de harde realiteit.
Bij ‘The Dawn of the Empire’ voegde Richard Saja borduursels toe aan een lichtblauwe toile.
Achter het behang in het kleine ‘cabinet de toilette’ kwam na 150 jaar een laat 18de-eeuws bedrukt katoen tevoorschijn. Heel erg verkleurd, maar het moet een schoonheid in rode, roze en paarse tinten zijn geweest. Nu vertelt het ons een verhaal van lang geleden waarbij de eigenaren kozen voor kleine motieven in plaats van heel grote.
In het verleden was het tijdens de winter vast erg koud in het kasteel. De onderrok van gebloemd, rood katoen gevuld met dons zal goed van pas zijn gekomen. Dit exemplaar komt uit Engeland (1875-1885) maar het is gedragen in Nederland.
Heel anders dan de donsjassen die je de komende winter nog steeds zult zien in het straatbeeld. Misschien een tip om van zo’n jas een rok te maken als de verwarming de komende winter een aantal graden lager moet in verband met hoge stookkosten.
Doordat het kasteel een lange tijd niet bewoond is geweest, trad er verval in. Ramen sloten niet meer, daglicht verkleurde alle stoffen, vocht en schimmel kwamen op bezoek. Het werd een drama tot in 1994 de Provincie Antwerpen eigenaar werd. Een restauratieplan werd ontwikkeld. Lang niet alle sits kon gered worden. In de tentoonstelling liggen wat sitsen in zeer slechte staat. Voor het bedrukken van de stof werd een beitsmiddel gebruikt dat veel ijzerzouten bevatte. Dat ijzer begint te roesten en tast de stof aan. IJzervraat heet dat; het heeft zijn werk gedaan en op den duur zal de gehele stof verdwijnen.
Treurig, maar gelukkig is er een digitale print gemaakt in de frisse, originele kleuren.
Een kamerjas voor heren oftewel een ‘Japonse Rok’ van sits (1775-1800) mocht natuurlijk niet ontbreken in de tentoonstelling. Deze jassen droegen rijke mannen als ze thuis hun formele pak uittrokken. Dat formele pak zat absoluut niet lekker door de snit die toen in de mode was. De achterpanden waren nauwer dan de voorpanden en de mouwen waren er ook nog naar achteren ingezet. De schouders werden daardoor naar achter getrokken en zo moesten de heren in een behoorlijk onnatuurlijke houding staan.
Het moet een verrukking zijn geweest om thuis zo’n ruime jas te dragen.
De zogenaamde palempore die aan het einde van de tentoonstelling te zien is, werd tussen 1720 en 1750 met de hand beschilderd in India. Gemaakt voor de westerse markt en bedoeld als sprei of wandbespanning. Het motief is een levensboom en bestaat uit Indische, Perzische, Turkse en Chinese elementen.
Ik verbaas me er altijd over dat dit soort stukken er nog zo goed uitzien.
Naast al die historische stukken en informatie (de mooie catalogus is bij de entreeprijs inbegrepen) werd ik ook getroffen door het werk van hedendaagse kunstenaars en modeontwerpers.
Op de foto ‘The Dream’ (2020) zit kunstenaar Cecilia Paredes voorovergebogen in een wereld van sits. Een deel van haar rug is beschilderd door bodypainter Daniel ‘Zimpha’ Morena in exact dezelfde kleuren als de sits.
Pablo Piatti (1969) maakte de muurschildering ‘Frayed memories’ in een van de kamers op de eerste verdieping. Een heftige versie van sits die van de muur afdruipt in spetterende kleuren.
Als tegenhanger staat in dezelfde ruimte een door hem beschilderde cape van het Belgische modehuis Natan.
De prints op de jurken van Dirk van Saene schildert de modeontwerper eerst op doek op ware grootte. Daarna worden ze digitaal geprint en ontstaan er beeldschone jurken die perfect pasten in de tentoonstelling.
In de roze salon, omringd door roze Chinees behang vol exotische vogels, vlinder en planten kwamen de kledingstukken uit de herfst-winter collectie 2004-2005 van Dries van Noten (1958) helemaal goed uit.
Ik vond het een adembenemende kamer en ik ben er lang gebleven.
Een jurk als een droom, zo zag ik het werk ‘Excroissance’ (2006) van Emilie FaÏf. Gemaakt voor een etalage van de Franse modeontwerpster Isabel Marant. Boven de jurk torent een wolk waaruit planten en vogels komen.
Er is nog heel wat meer schoonheid te zien in deze prachtige, bloemrijke tentoonstelling dan ik hier heb beschreven. Ga er heen als je tijd hebt en je zult betoverd worden.
De mode- en textielcollectie van dit museum (en van veel andere musea) is vanuit zijn geschiedenis vooral gericht op westerse mode. Als je echter naar de collectie in het depot kijkt, zie je dat er veel textiel is te vinden uit andere culturen. Zo zijn er batiks uit Indonesië, zijden kimono’s uit Japan en handbeschilderde sitsen uit India.
Oriëntalisme in de eerste zaal
Textiel – sinds eeuwen reist het over de wereld. Vroeger op handelsschepen van de VOC en via de zijderoute. Dat het onder erbarmelijke omstandigheden gebeurde komt nu door verhalen over kolonialisme en slavenhandel naar buiten. De mooie sitsen jurken laten een schoonheid zien, maar vertellen ook over onderdrukking en uitbuiting. Ineens kijk je er met andere ogen naar: achter die prachtig beschilderde bloemen schuilt bijna altijd een gruwelijk, bloederig verhaal.
Sitsen jakken en rokken, 18de eeuw
Nu vervoeren vrachtvliegtuigen en scheepscontainers tonnen kledingstukken van het ene continent naar het andere. Ook toeristen brengen textiel mee van hun verre reizen; zo kun je in het straatbeeld ineens iemand zien lopen met een shawl die gekocht is tijdens een reis door India. Zo’n shawl kan een herinnering oproepen aan een ontmoeting met de makers/verkopers en zorgt dan voor een extra toevoeging, meer dan wanneer je een shawl in Nederland koopt.
In de tentoonstelling staat een traditionele bruidsjurk uit Pakistan die in de jaren 60 werd gebruikt als hippiejurk! Waarschijnlijk heeft de Pakistaanse vrouw de jurk verkocht omdat ze het geld goed kon gebruiken. Hoeveel er voor betaald is onbekend. Veel zal het niet geweest zijn in Europese ogen. Ongelijkheid zal er wel een rol in hebben gespeeld. Wat zou de Pakistaanse bruid gedacht hebben als ze die voor haar belangrijke jurk in een Nederlandse straat was tegengekomen?
Bruidsjurk uit Pakistan
De Bijenkorf had Indiase weken; inkopers struinden de markten in India, Afghanistan en Pakistan af op zoek naar authentieke kleding. De met bontranden afgezette Afghaanse jassen werden een grote hit voor mannen en vrouwen.
Hippie look, onder andere verkocht bij de Bijenkorf
Al eeuwen is textiel uit andere werelddelen een inspiratiebron voor Europese modeontwerpers.
Slowaaks borduurwerk
Ook bij mij thuis is er een wereld aan textiel te vinden: borduurwerk uit Slowakije, batiks uit Indonesië, op doek geschilderde tanka’s uit Nepal. Vanmorgen nog kreeg ik van een vriendin een prachtige lap uit Iran (het vroegere Perzië) vol Buta motieven.
Shawl uit Iran
Dat die overname van textiel vaak niet zuiver gebeurt, is te zien in deze tentoonstelling. Cultureel toe-eigenen heet dat: voor een ‘eigen’ ontwerp zonder bronvermelding iets uit een ander cultuur gebruiken. Je zou dat inspiratie kunnen noemen; in de werkelijkheid is dat vaak misbruik maken van een traditie uit een andere cultuur. Simpelweg: jatten. En met dat pikken ook nog eens veel geld verdienen, waarvan niets naar de oorsprong teruggaat.
Tegenwoordig wordt over dat probleem veel nagedacht, maar aan het begin van de 20ste eeuw kon het gebeuren dat van een Chinese mannenjas uit 1850 een avondjas voor een vrouw werd gemaakt: simpel de schaar erin en klaar was de jas om te dragen naar het theater. De nieuwe maker en de nieuwe draagster hadden geen idee van de betekenis van de symbolische beelden op de stof.
Vermaakte traditionele jassen tot avondmantels (1920-1930)
Een traditionele Roemeense vilten herdersjas stond prachtig op een avondjurk in ‘Chinese stijl’.
De schaar ging er in en het werd een avondmantel
Als klapper in dit onderdeel van de tentoonstelling werd een Chinese mannenmantel van zijde en katoen getoond, vol geborduurd met boeddhistische en taoïstische symboliek, vermaakt tot avondmantel voor een rijke dame.
Link: zijden kimono met borduursel Midden: japon van de Callot Soeurs Rechts: lounge wear voor de Chinese export markt.
Wellicht schokkend om te zien, maar de mode van die tijd was vooral gericht op oriëntalisme. Alles wat uit het oosten kwam, werd gebruikt als inspiratie voor Europese kleding voor dames en heren van de hogere klasse. Mooi exotisch!
Ook in deze tijd zijn er modeontwerpers die er niet voor terugdeinzen om ‘inheemse invloeden’ te gebruiken in hun collecties. Isabel Marant is er daar een van. In de lente/zomercollectie van 2015 zat een tuniek die een letterlijke kopie bleek te zijn van een cultuurspecifieke blouse uit Mexico, de Xaamnïxuy die daar door textielcollectieven van vrouwen wordt gemaakt en waarvan de motieven verwijzen naar het lokale wereldbeeld en het geloof van de bevolking. Die motieven zijn de sterren, de bergen en de planten waar de mensen van leven. Zo’n blouse is meer dan een gewoon kledingstuk; de bevolking van het dorp heeft via social media en een rechtszaak geprotesteerd tegen deze toe-eigening: plagiaat en diefstal. Als Marant zich had verdiept in de oorsprong van deze blouse en de betekenis ervan had ze dit ontwerp niet gemaakt en laten produceren. Een staaltje van desinteresse en respectloosheid.
Links de Dior kopie en rechts het originele Roemeense vest
Modehuis Dior kreeg in 2017 forse kritiek nadat de ontwerpers traditionele Roemeense kledingstukken uit de regio Bihor letterlijk kopieerden en voor €30.000 verkochten. Ze vermeldden de afkomst en oorsprong niet en betaalden geen vergoeding voor het gebruik. Slim gappen en cashen! Het Roemeense modetijdschrift Beau Monde begon een actie en zo ontstond het label Bihor Couture waar traditioneel gemaakte kleding te koop is, die de waarde van de eigen cultuur uitdraagt.
Gelukkig zijn er jonge modeontwerpers die de vinger op de zere plek leggen en kleding maken vanuit een andere gedachte. Ze gaan terug naar hun eigen oorsprong en de wereld waar ze vandaan komen.
Kenneth Ize
Aan hen is de grootste zaal van de tentoonstelling gewijd. Prachtige kledingstukken vol verhalen zoals de twee sets van Kenneth Ize in de eeuwenoude weeftechniek Aso Oke uit Niger en West-Afrika. In één dag kan slechts een meter geweven worden. Erg mooi vond ik dat een deel van de ketting als franje onder aan de kleding hing.
Detail jas van Karim Adduchi
De van oorsprong Marokkaanse ontwerper Karim Adduchi ontwierp voor 2019/2020 de collectie ‘Maktub’ vol Marokkaanse stoffen, borduurwerk en prints. Hij laat hierdoor zijn achtergrond zien die te maken heeft met de Berbercultuur en die een hommage is aan zijn moeder.
Print van Sindiso Khumalo
In de dessins die mode- en textielontwerper Sindiso Khumalo ontwerpt is Zulu en Ndebele erfgoed te vinden. ‘Make local, think global’ is haar visie. Niet alleen in winkels in Zuid-Afrika is haar kleding te koop maar ook in Italië, in de toekomst hopelijk ook in andere landen.
Sari jurk van Jan Taminiau voor koningin Maxima
In een van de laatste zalen staat een pop met een sari; het kledingstuk ziet er tenminste uit als een sari. Dichterbij blijkt het een jurk te zijn gemaakt van een Indiase sari. Jan Taminiau maakte de jurk voor Maxima, die hem droeg bij een bezoek aan India. Maxima had de sari in 2007 gekocht en nu mocht Taminiau hem vermaken tot een jurk. Nu vind ik de sari een van de mooiste kledingstukken voor vrouwen. Of je dik of dun bent, een sari staat altijd prachtig en elegant. Er zijn veel manieren om een sari te dragen, maar altijd gaat het over plooien en draperen. Vaak wordt er een strakke top onder gedragen. De avondjurk van Maxima lijkt qua uiterlijk op een sari maar alle plooien zijn vastgezet op een onderlijf; daardoor is het een gefixeerde sari geworden die eigenlijk niets meer te maken heeft met de oorsprong. Vreemd om een jurk te laten maken van een sari in saristijl en die te dragen in een land waar de sari op een totaal andere manier wordt gedragen. Daar kun je vraagtekens bij zetten, ik doe dat in ieder geval. De Nederlandse modebladen vonden het natuurlijk weer prachtig: Maxima zag eruit als ‘een plaatje’. Had ze maar, vind ik, het lef gehad om kleding van een Indiase ontwerper te dragen! Trouwens, hebben we hier ooit een buitenlandse koningin zien opdraven in kleding geïnspireerd op Volendamse dracht?
Links John Galliano voor Dior Midden: Alexander McQueen Rechts: Jean Paul Gaultier
Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik over deze zaken niet nadacht in de jaren 90. Jean-Paul Gaultier maakte een collectie met als inspiratiebron nomaden of chassidim.
John Galliano lente/ zomer 1997 (uit Galliano, Colin McDowell 1997)
John Galliano gebruikte kralensieraden van de Masai in avondjurken. Alles werd toen gemixt en gebruikt zonder daarbij te vermelden waar het vandaan kwam. Dat je daarmee bevolkingsgroepen zou beledigen, kwam niet in je hoofd op. Fusion was het woord dat in de mode was.
Als ik er nu naar die modefoto’s kijk, komt er een gevoel van schaamte en ‘dit kan echt niet’ bij me boven. Daarom is deze tentoonstelling zo goed: je wordt gedwongen na te denken en te reflecteren op je eigen gedrag en je stelt je kijken bij. Ook de prachtig uitgevoerde, informatieve catalogus is hierbij van grote waarde.
De boeiende catalogus
Toch ook een puntje van kritiek.
4 mannen in Japonse rokken
De laatste zaal van de expositie staat vol met meer dan zestig figuren. Ze dragen rokken en japonnen van sits, zijden Japonse rocken (kamerjassen) voor mannen, 19de-eeuwse jurken geïnspireerd op Kashmirsjaals, slaapbroeken van batiks, jarentwintigjurken in Chinees kant en nog meer.
Ons Indië?!
Veel is het, voor mij te veel, te krap opgesteld en met te weinig informatie die een link legt met de uitgangspunten van de overigens fantastische tentoonstelling.
Boernoes (capes geïnspireerd door de Noord-Afrikaanse Boernoes (ca 1850-1870)
Die laatste zaal knaagt aan de opwinding die de andere zalen veroorzaakten. Bovendien kraakt de speciaal aangelegde vloer enorm. Zo wil je niet weggaan van deze sublieme tentoonstelling!