Brief aan Vivienne

Amsterdam, 13 maart 2023

Dear Viv,

Vorige week toen ik wat aan het zoeken was, kwam er opeens een envelop tevoorschijn die ik van jou heb gekregen. ‘Van jou’ klopt misschien niet helemaal, maar ik kreeg wel je complimenten.

Eerlijk gezegd denk ik dat het stiekem buiten je om is gegaan. Een stagiaire mag natuurlijk niet lapjes stof van een toekomstige collectie uit de prullenbak halen en naar haar oud-leraar sturen. Yvette Pen liep stage bij je en bewonderde je. Dat deed ik ook, en omdat zij dat wist, verzamelde ze, als jij het niet zag, allerlei lapjes, knopen en labels voor me. Je zou het kunnen zien als een rebelse daad die jij als Queen of Punk vast kunt waarderen.

Links: Westwood als Margaret Thatcher voor Tatler’s April 1989 omslag Rechts:Vivienne in 1977

Ik keek nog eens goed naar die kleine verzameling uit de envelop. Misschien stelt het in jouw ogen niet veel voor, maar voor mij was het toen een grote schat. Naast alles uit die envelop heb ik meer van je.

Boeken natuurlijk en de catalogus van je schitterende tentoonstelling in Düsseldorf, die ik twee keer heb gezien. Een keer met mijn leerlingen, later met Bram en Hanneke. Ik was diep onder de indruk van al je collecties met prachtige namen als Pirate, Nostalgia of Mud, Mini-Crini, Cut and Slash, Vive la Cocotte, Storm in a Teacup, Tied to the Mast en Anglophilia. Je boek over jouw leven heb ik ook van A tot Z gelezen omdat ik meer over je wilde weten.

1995, Vivienne Westood Foto: Inez van Lamsweerde

Natuurlijk ging ik naar je winkels in Londen. De eerste keer in 1989 toen ik in Londen was, omdat ik een eervolle vermelding had gekregen van de Smirnoff Award.

Worlds End vond ik fantastisch met de klok die achterstevoren liep, 13 uur aangaf en de duistere sfeer die er heerste. Veel later, ergens in de jaren 90, was ik met modestudenten in London. Op een vrije middag belandde ik in je winkel in Conduit Street. Met een docentensalaris was het allemaal te duur voor me. Een aardige verkoper zei dat ik alles mocht aantrekken wat ik leuk vond. Ik herinner me een prachtige, groot en ruim geruite tweedjas. Hij stond me meer dan goed maar hij was veel en veel te duur. Als ik hem nu tweedehands zou tegenkomen voor een schappelijke prijs kocht ik hem direct. Natuurlijk ging ik toen niet zonder iets te kopen de deur uit.

Een zakdoek in blauwe Toile de Jouy, waar hier en daar wat ondeugende dingen gebeuren en een schitterende, zijden stropdas voor mijn toenmalige echtgenoot Bram. Die heeft hij overigens bijna niet gedragen, hoe mooi hij hem ook vond, want de knoop is te dik voor een gewone overhemdkraag. Zo’n stropdas moet natuurlijk gedragen worden bij een overhemd met een hoge staander; daar is ruimte voor zo’n grote dasknoop. De verkoper pakte mijn twee aankopen mooi in, stopte ze in een kleine papieren Westwood tas en die weer in de grootste Westwood tas die er was. Zo kwam ik bij de bus aan waar ik mijn nieuwsgierige studenten verantwoording moest afleggen. De tassen hebben nog lang in huis gestaan maar ze zijn op een bepaald moment zomaar verdwenen.

Afgelopen vrijdag kwam ik in de Oude Kerk in Amsterdam een jongeman tegen die zo’n overhemd aanhad. Ik herkende direct jouw ontwerp: de staander met drie knopen en de button down knoop in het midden. Toevallig heette hij ook Bram en hij vertelde me dat hij voor weinig geld al een mooie tweedehands collectie van jouw kleding op de kop heeft weten te tikken. ‘Sommige mensen hebben niet in de gaten wat ze wegdoen,’ zei hij, ‘en dan koop ik het voor weinig geld.’ Natuurlijk werd ik een beetje jaloers op hem.

Je weet dat ik lang een grote fan van je ben. De collectie On Liberty, herfst/winter 1994-1995 vond en vind ik nog steeds een van je beste collecties. Alles leek daar samen te komen.

De Harris tweeds en tartans, Engelse tuttigheid en traditie, brutaliteit en elegantie. En dat alles gepresenteerd door topmodellen van die tijd die flirtten met pers en publiek. Regelmatig kijk ik naar die show en elke keer ben ik weer onder de indruk van het vakmanschap en de historische verwijzingen die erin zijn verwerkt.

Daarna volgde ik je natuurlijk elk jaar, maar tijdens een bezoek aan de tentoonstelling Femmes Fatales (2019) in het Kunstmuseum in Den Haag werd ik plotseling, als ik eerlijk ben, nijdig op je. Ik schreef er nog een brief over aan de conservator mode van het museum. Ik vond en vind dat het meer dan terecht is om actie te voeren voor klimaatverandering, mensenrechten en dierenwelzijn en tegen de overdaad van kledingproductie. Maar dat moet dan natuurlijk wel te zien zijn in je kleding en productie. Je doet er volgens deze site nog te weinig aan.

Daarentegen is er op jouw site veel over te lezen en daardoor heb ik toch weer hoop gekregen. Ik weet, jou kennende, dat je je grote zorgen maakt over de wereld en dat je op jouw manier probeert er wat aan te doen. Dat geloof ik echt als ik je daar over vol vuur hoor praten. Je Manifest is een oproep tot aandacht voor een grootse Klimaat Revolutie.

Londen, Climate Chande March 29 november 2015 Foto: Matthew Kirby

Op 18 november 2022 werd deze video met jou als spreker geplaatst op jouw site Climate Revolution. Op je 81ste praat je daar vol vuur en activistisch waarbij op je shirt een print te zien is van jouw gezicht beschilderd als een doodshoofd.

Ik schrok van het plotselinge bericht dat je bent verdwenen. Weer een goede en belangrijke ontwerper vertrok over de horizon naar een onbekende plek. Ik kijk naar video’s van je modeshows, blader boeken door, voel die lapjes in mijn hand en ik blijf je bewonderen om je daadkracht en energie.

Hoe gaat je label verder? Op 5 maart j.l. liepen de modellen ernstig door het Hôtel de la Marine in kleding uit de collectie Herfst/Winter 23/24. De eerste show zonder dat jij erbij was, ontworpen door jouw man Andreas Krohntaler. In een interview aan de The Guardian vertelde hij dat hoe zwak je ook was je er toch nog mee bemoeide. Als laatste liep jouw kleindochter Cora Corré, die een ultra korte trouwjurk droeg, met in haar hand een bos kleine narcissen. Wat zou je trots op haar zijn geweest. Ik zag de video en moest even slikken toen ik het eerste model zag in een shirt met jouw hoofd erop.

In elk geval komt er dit jaar een tentoonstelling met veel van je kleding in het Kunstmuseum. Mijn zakdoek zal er wellicht ook komen te liggen. Dat beschouw ik als een ode aan jou.

Bye bye Viv, met een lieve groet van Jan

P.S. Ik kocht het boek Catwalk waarin alle collecties staan die jij eerst alleen en later samen met Andreas hebt ontworpen in de afgelopen veertig jaar. Een hommage en een monument. Elke keer als ik erin blader, zal ik aan je denken.

I. M. Vivienne Westwood (Tintwhistle, 8 april 1941 – Chaphan, 29 december 2022)

33. Een kasteel vol bloemen

Maanden heb ik niet geschreven, maar ik ben wel veel onderwerpen voor mijn blog tegengekomen. Door onverwacht drukke werkzaamheden had ik geen tijd om te schrijven. Gelukkig zijn alle foto’s opgeslagen in Google Photo en kan ik de komende weken en maanden al die artikelen schrijven die bij de foto’s horen; dat doe ik van voor naar achteren in dit geval.

Op onze laatste vakantiedag bezochten we op een zonnige zondagmiddag Kasteel d’Ursel in Hingene, vlak bij Antwerpen. Daar is tot en met 9 oktober de tentoonstelling ‘Print & Paint, 350 jaar bloemen op katoen’ te zien. Op de Instagrampagina van Jacco Hooikammer (textielconservator bij het Open Luchtmuseum) had ik een serie foto’s gezien van de tentoonstelling. Ik werd er erg nieuwsgierig door.

Kasteel d’Ursel is een klein, geel snoeptaartje van een kasteel, omringd door een slotgracht. Een echt sprookjeskasteel.  Tot 1973 werd het bewoond door de hertog van Ursel en zijn familie. Het was hun buitenverblijf naast hun hoofdresidentie in Brussel. Na een leegstand van bijna twintig jaar kocht de provincie Antwerpen het in 1994 en is het kasteel in oude glorie hersteld en zijn er tentoonstellingen te zien.

Sitsen zijn katoenen stoffen die sinds de 16de eeuw werden ingevoerd vanuit India. Handbeschilderd of bedrukt met exotische planten en bloemen; ik heb er een zwak voor. Ze werden gebruikt als kledingstoffen maar vonden ook hun weg in de interieurs van rijke inwoners van Europa. In hun huizen waren spreien, tafelkleden, meubelstoffen, gordijnen en wandbespanningen van sits te vinden. Natuurlijk moet hier vermeld worden dat kolonialisme en onderdrukking in de geschiedenis van de sits een grote rol speelt. De VOC heeft hier zeker aan bijgedragen. Je moest erg rijk zijn om zulke stoffen te kunnen kopen van de Europese kooplui die hun handel aanschaften in India voor een zo goedkoop mogelijke prijs. Dat dat geen eerlijke zaken waren, moge duidelijk zijn.

Kasteel d’Ursel is het enige kasteel in Europa waar vijftien kamers bespannen waren met sitsen. Die zijn nu voor een deel in ere hersteld. Je loopt van kamer naar kamer; ik moest af en toe zuchten om zoveel schoonheid. Naast historische sitsen is er ook werk te zien van hedendaagse kunstenaars en ontwerpers.

Jaren geleden volgde ik kostuumcursussen bij Jacoba de Jonge in Amersfoort. Zij had een grote collectie kleding, gemaakt van sits. Die rokken en jakken hingen aan een prachtige antieke kast. Wij, de cursisten, smulden van al dat moois. Haar bijna complete verzameling heeft ze geschonken aan het ModeMuseum (MoMu) in Antwerpen. In een van de eerste kamers staat een handbedrukt jak en rok uit de 18de eeuw die wellicht uit haar collectie komt.

De sitsen in een volgende kamer van het kasteel waren niet meer te restaureren. Daarvoor in de plaats is er ‘toile de Jouy’ te zien. Dat zijn bedrukte katoenen weefsels die werden vervaardigd in de ‘manufacture d’Oberkampf’ van 1759 tot 1815 in Jouy-en-Josas bij Parijs. De stoffen zijn bedrukt met romantische taferelen van herders en herderinnetjes, idyllische waterputten en heren op vrijersvoeten.

Net voor de vakantie maakte ik een zomershirt van een oude, dunne katoenen ‘toile de Jouy’ die ik kocht op de brocante-markt op het Amstelveld.

In de kamer was een bijzondere herdruk (origineel uit 1783) te bewonderen waarop nu eens niet de romantiek te zien was, maar in beeld alle productiestadia van de bedrukte katoen werden getoond. Erg verrassend!

Daarnaast waren er hedendaagse interpretaties te zien. Onder andere de ‘Londen Toile’ van Timorous Beasties met taferelen uit de stad en niet van het platteland. Zelf heb ik de ‘Glasgow Toile’ gebruikt voor kussenhoezen. Op deze toile zijn onder andere twee flats te zien waar vluchtelingen in woonden. Deze werden regelmatig aangevallen door hooligans. Hier geen romantisch verhaal maar de harde realiteit.

Bij ‘The Dawn of the Empire’ voegde Richard Saja borduursels toe aan een lichtblauwe toile.

Achter het behang in het kleine ‘cabinet de toilette’ kwam na 150 jaar een laat 18de-eeuws bedrukt katoen tevoorschijn. Heel erg verkleurd, maar het moet een schoonheid in rode, roze en paarse tinten zijn geweest. Nu vertelt het ons een verhaal van lang geleden waarbij de eigenaren kozen voor kleine motieven in plaats van heel grote.

In het verleden was het tijdens de winter vast erg koud in het kasteel. De onderrok van gebloemd, rood katoen gevuld met dons zal goed van pas zijn gekomen. Dit exemplaar komt uit Engeland (1875-1885) maar het is gedragen in Nederland.

Heel anders dan de donsjassen die je de komende winter nog steeds zult zien in het straatbeeld. Misschien een tip om van zo’n jas een rok te maken als de verwarming de komende winter een aantal graden lager moet in verband met hoge stookkosten.

Doordat het kasteel een lange tijd niet bewoond is geweest, trad er verval in. Ramen sloten niet meer, daglicht verkleurde alle stoffen, vocht en schimmel kwamen  op bezoek. Het werd een drama tot in 1994 de Provincie Antwerpen eigenaar werd. Een restauratieplan werd ontwikkeld. Lang niet alle sits kon gered worden. In de tentoonstelling liggen wat sitsen in zeer slechte staat. Voor het bedrukken van de stof werd een beitsmiddel gebruikt dat veel ijzerzouten bevatte. Dat ijzer begint te roesten en tast de stof aan. IJzervraat heet dat; het heeft zijn werk gedaan en op den duur zal de gehele stof verdwijnen.

Treurig, maar gelukkig is er een digitale print gemaakt in de frisse, originele kleuren.

Een kamerjas voor heren oftewel een  ‘Japonse Rok’ van sits (1775-1800) mocht natuurlijk niet ontbreken in de tentoonstelling. Deze jassen droegen rijke mannen als ze thuis hun formele pak uittrokken. Dat formele pak zat absoluut niet lekker door de snit die toen in de mode was. De achterpanden waren nauwer dan de voorpanden en de mouwen waren er ook nog naar achteren ingezet. De schouders werden daardoor naar achter getrokken en zo moesten de heren in een behoorlijk onnatuurlijke houding staan.

Het moet een verrukking zijn geweest om thuis zo’n ruime jas te dragen.

De zogenaamde palempore die aan het einde van de tentoonstelling te zien is, werd tussen 1720 en 1750 met de hand beschilderd in India. Gemaakt voor de westerse markt en bedoeld als sprei of wandbespanning. Het motief is een levensboom en bestaat uit Indische, Perzische, Turkse en Chinese elementen.

Ik verbaas me er altijd over dat dit soort stukken er nog zo goed uitzien.

Naast al die historische stukken en informatie (de mooie catalogus is bij de entreeprijs inbegrepen) werd ik ook getroffen door het werk van hedendaagse kunstenaars en modeontwerpers.

Op de foto ‘The Dream’ (2020) zit kunstenaar Cecilia Paredes voorovergebogen in een wereld van sits. Een deel van haar rug is beschilderd door bodypainter Daniel ‘Zimpha’ Morena in exact dezelfde kleuren als de sits.

Pablo Piatti (1969) maakte de muurschildering ‘Frayed memories’ in een van de kamers op de eerste verdieping. Een heftige versie van sits die van de muur afdruipt in spetterende kleuren.

Als tegenhanger staat in dezelfde ruimte een door hem beschilderde cape van het Belgische modehuis Natan.

De prints op de jurken van Dirk van Saene schildert de modeontwerper eerst op doek op ware grootte. Daarna worden ze digitaal geprint en ontstaan er beeldschone jurken die perfect pasten in de tentoonstelling.

In de roze salon, omringd door roze Chinees behang vol exotische vogels, vlinder en planten kwamen de kledingstukken uit de herfst-winter collectie 2004-2005 van Dries van Noten (1958) helemaal goed uit.

Ik vond het een adembenemende kamer en ik ben er lang gebleven.

Een jurk als een droom, zo zag ik het werk ‘Excroissance’ (2006) van Emilie FaÏf. Gemaakt voor een etalage van de Franse modeontwerpster Isabel Marant. Boven de jurk torent een wolk waaruit planten en vogels komen.

Er is nog heel wat meer schoonheid te zien in deze prachtige, bloemrijke tentoonstelling dan ik hier heb beschreven. Ga er heen als je tijd hebt en je zult betoverd worden.

11. Nooit genoeg boeken

Hier in huis zijn kasten vol boeken. Logisch als je met een man getrouwd bent die onder andere een grote verzameling poëzie heeft, die in een speciale kamer is ondergebracht. In mijn werkkamer staan en liggen veel boeken over textiel en mode. Toen ik vier jaar geleden verhuisde naar Amsterdam, gingen  veel boeken over deze twee onderwerpen niet mee. Ik maakte een zware selectie en gaf en verkocht veel boeken over breien aan liefhebbers.

Ik ben en blijf natuurlijk een boekenfanaat, zeker als het om boeken gaat over textiel: catalogi van textiel- en modetentoonstellingen, naslagwerken over kleur en materiaal, boeken over kimono’s en klederdracht uit Litouwen en Slowakije, praktische boeken over sashiko en sokken breien en nog veel meer. Ik gebruik ze voor mijn lessen, en voor mijn eigen ontwikkeling, kennis en bovenal plezier.

De afgelopen weken is er weer een aardige boekenstapel het huis binnengebracht. Boeken over de kunst van het borduren en Toile de Jouy. Een catalogus van de expositie ‘Queer Threads, Crafting, Identy en Community’, die in 2014 te zien was in het Leslie Lohman Museum of Gay and Lesbian Art in New York. Catalogi van de tentoonstellingen ‘Haute Bordure’ en ‘Voices of Fashion’, de eerste in het Fries Museum in Leeuwarden en de andere in het Centraal Museum in Utrecht. Beide exposities zijn helaas nog niet te zien. Zodra de musea weer opengaan, boek ik tickets, ga erheen, maak foto’s, en ga ik er vast over schrijven. Hoe heerlijk zou het zijn om nu al een kijkje te kunnen nemen. Ik wou dat ik schoonmaker was in die musea, want dan zou ik er nu al van kunnen genieten! Ook al in huis is het boek bij de tentoonstelling ‘Slavernij’ in het Rijksmuseum. Ben ik razend benieuwd naar.

En dan is er nog het schitterende fotoboek ‘Big Heart, Strong Hands’ van de Noorse fotografe Anne Helene Gjelstad over het leven van vrouwen op de eilanden Kihnu en Manija in Estland. Met Anne Helene heb ik via mail contact gekregen en via haar probeer ik oude foto’s te krijgen uit het museum in Kihnu. Ondertussen heb ik ook naar het museum gemaild en kreeg ik net een bericht uit Kihnu dat ik er morgen meer over hoor. Als ik die foto’s heb, ga ik een bericht schrijven over dit laatste matriarchaat in Europa en de rol die textiel hierin speelt.

Werkkleding, Dardoup, 1850

Afgelopen zomer kwam ik in boekhandel ‘Le Silence de la Mer’ in Vannes (Bretagne) het boek ‘Bretonnes’ tegen over de Bretonse streekdracht en dan vooral gericht op hoofdbedekkingen zoals mutsen en kappen uit alle regio’s van Bretagne. Een boek dat toen ik het opensloeg direct de Wauw-factor had en nog steeds heeft.

Kleding voor folkloristisch feest, Pont-Aven, 1950
Ceremonieel ensemble, Belle-Ile-en-mer, 1900-1920

Alles beeldschoon gefotografeerd door de Franse fotograaf Charles Fréger, op vrouwelijke modellen van jong tot oud.

Bruidskleding, Rouzig, 1905-1910

Mutsen die in het dagelijks leven gedragen werden, voor bruiloften en andere feesten en die je droeg als je in de rouw was.

Rouw ensemble, Poher, 1910

Mutsen vol naald- of kloskant, met borduursel of glimmende kralen, maar ook de eenvoud van een simpel katoenen of linnen lap gevouwen om het hoofd.

Kleine kanten muts, Perret, 1900-1915
Zoutdraagster, Ile guérandaise, 1900

Kleine floddertjes op het achterhoofd en torenhoge bouwsels waarmee je  moest bukken om door een deur te gaan.  

Muts voor grote ceremonie, Poudouvre, 1900
Ceremonieel ensemble, Bigoudin, 1945-1950

Ook in de kleding die erbij gedragen wordt, is een grote diversiteit te zien. Eenvoudige, geruite schorten naast met linten bestikte, uitbundig versierde jakken.

Werkkleding, Rouzig, 1905-1910
Ceremonieel ensemble, Saint-Pol-de-Léon, 1830-1870

Glimmend satijn, zacht fluweel. Omslagdoeken vol kleur op kleur borduursels.

Ceremonieel ensemble, Pourlet, 1830-1850
Ensemble voor grote ceremonie, Chelgenn, 1915-1920

Het is textiel dat verhalen vertelt over armoede en rijkdom, over uitbuiting van handwerklieden en over schitteren op een feest. Hoe geweldig is het dat dit boek zoveel aandacht en glorie geeft aan al dat werk om deze mutsen te maken.  Wat moet het bijzonder zijn geweest om deze kappen en mutsen uit musea en particuliere collecties te dragen, de geschiedenis te zien en te voelen en dan zo prachtig gefotografeerd te worden.

De naam Charles Fréger kwam me op de een of andere manier bekend voor. Na wat zoeken zag ik op zijn site op internet foto’s die ik eerder was tegengekomen in het tijdschrift Selvedge en op de tentoonstelling ‘The Power of Masks’ in het Wereldmuseum in Rotterdam. Daar kocht ik indertijd de catalogus.

Op die tentoonstelling was ook een serie foto’s te zien van zijn project ‘Wilder Mann’. Fréger legde daarin de gemaskerde kostumering van Europese traditionele winterfeesten vast. De foto’s vertellen de verhalen van lokale tradities op festivals in kleine onbekende dorpen. In Nederland kennen wij dit soort uitbundige verkleedpartijen niet, maar in bijna alle landen van Europa is het een bekend fenomeen, van Finland tot Portugal en van Duitsland tot Slovenië. Textiel speelt in deze kostuums een grote rol, zoals de onderstaande twee foto’s, gemaakt in Roemenië, laten zien. Geiten en een hert dansen tijdens een ritueel, sterven en staan weer op omdat de winter voorbij is en de lente in aantocht.

Gura Humorului, Roemenië
Cerbul in Corlata, Roemenië

In onderstaand filmpje zie je op vanaf 1.30 het hert meelopen in de parade vol wonderlijke wezens die wij niet kennen.

Helaas is het boek ‘Wilder Mann’ uitverkocht. Hopelijk komt er een herdruk of kan ik het antiquarisch op de kop tikken. Het is zo’n boek dat ik graag zou willen hebben, als aanvulling bij de catalogus van ‘The Power of Masks’. Op de site van Charles Fréger staan overigens nog vele meer foto’s van andere projecten met heel veel verschillende mensen in de hoofdrol.

Textiel vertelt veel verhalen en die verhalen kun je niet genoeg lezen, horen en zien.