14. Eilandvrouwen van Kihnu en Manija

Een paar weken geleden zag ik op Facebook een filmpje over het fotoboek ‘Big Heart, Strong Hands’ van de Noorse fotografe Anne Helene Gjelstad.  Ze fotografeerde vanaf 2008 elf jaar lang 35 oude vrouwen op de Estlandse eilanden Kihnu en Manija. Een paar daarvan zijn nog in leven. Vrouwen die hard werken terwijl hun mannen vaak afwezig zijn door werk op zee of het vaste land. Een matriarchaat zou je het kunnen noemen. Vrouwen die op het eiland zijn geboren en getogen en daar zijn blijven wonen. Opvoeden, koken, kleren maken, repareren, land bewerken, dieren verzorgen – dat is hun leven. Sterke vrouwen die niet gewend zijn om veel te praten over hun innerlijk. Hard werken hoort erbij en daar zeur je niet over. Cultuur en traditie respecteer je en houd je in ere. Zo doen ze dat daar en zo doen ze dat al heel lang. Via de Engelse uitgever Dewi Lewis Publishing kwam het boek bij mij thuis.

Sauendi Mann 2010 © Anne Helene Gjelstad

Op de voorkant, gedrukt op stof, een portret van Sauendi Mann. Ze lijkt je aan te kijken, maar kijkt ook van je af. Oude handen leunen op een stok, een hoofddoek met bloemen. In het boek lees je dat haar leven grote tragedies kende. Op de achterkant breit Lohu Ella geconcentreerd een traditionele want. Twee foto’s die een wereld laten zien die ik niet ken. Wie zijn ze en wat gaan ze me vertellen?

Tilli Alma 2008 © Anne Helene Gjelstad

Toen ik het boek had bekeken en gelezen, zocht ik contact met Anne Helene Gjelstad om haar te vertellen dat ik een artikel over haar boek wilde schrijven en dat ik graag wat foto’s wou gebruiken. Ik kreeg direct een positief antwoord en ze stuurde me foto’s. We mailden heen en weer en zo kreeg ik ook contact met Maie Aav, de directrice van het Kihnu museum. Aan haar vroeg ik of er oude foto’s in het museum waren waarop textiel en het gebruik ervan goed te zien waren. Een serie wonderschone foto’s belandden in mijn mailbox.

Nu weet ik wel iets van textiel uit Estland omdat ik boeken over traditionele breisels heb. Onder andere het beroemde boek ‘Kindakirjad’ van Kihnu Roosi met traditionele patronen voor wanten en handschoenen.

Kihnu Roosi kindakirjad (2008)© Rosaali Karjam

Ook breide ik ooit traditionele Estlandse kanten shawls en las ik over de achtergrond ervan. Het boek van Anne Helene Gjelstad vulde mijn kennis aan.

Lehe Square Shawl – patroon Nancy Bush uit Knitted Lace of Estonia gebreid in 2011

Op Kihnu en Manija wordt nog dagelijks dracht gedragen; de traditie blijft er leven. De vrouwen maken hun kleren met de hand, van begin tot eind. Ze scheren hun schapen en spinnen de wol. Ze weven lappen stof voor kleding en breien sokken voor de hele familie.

Lohu 2008 © Anne Helene Gjelstad

De winter is de tijd om aan textiel te werken. Je breit niet alleen voor persoonlijk gebruik, maar ook voor de verkoop om wat extra geld te verdienen.

Lohu Ella © Anne Helene Gjelstad

Op heel dunne breinaalden breien de vrouwen met dun gesponnen witte wol hun lange kousen vol ingewikkelde patronen. Die allerzachtste wol hiervoor komt van de ruggen van lammeren die in de lente worden geschoren.  De vrouwen doen er een paar weken over om een paar te breien. ’s Winters dragen ze kousen over elkaar heen om warm te blijven. Om te zorgen dat ze niet afzakken, knopen ze aan de bovenkant een zelf geweven band.

Vrouwen en meisjes begin 20ste eeuw. Op de eerste rij wordt gebreid.© Kihnu Museum

Wanten breien van zachte lamswol staat ook op het winterbreiprogramma. Licht garen als basis waar met donker garen grafische patronen vol betekenis en symboliek ingebreid worden, vaak met wat kleur in de manchet.

Handschoen met patroon, Kihnu Roosi, Kindakirjad (2008)© Rosaali Karjam

De oude patronen gaan over van moeder op dochter. In de loop van de jaren zijn er natuurlijk patronen bijgekomen. Door het inbreien ontstaat er een dubbele laag wol die extra warmte geeft. In het boek van Kihnu Roosi staan schitterende voorbeelden met patronen om na te breien.

Bruiloft op Kihnu, begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Als je trouwde, was het de gewoonte om alle gasten een cadeau te geven dat je voor hen had gemaakt. Op de bruiloft kregen de belangrijkste vrouwen gebreide kousen vol ingewikkelde, kleurrijke patronen. De andere gasten ontvingen sokken, handschoenen, wanten of geweven riemen; die waren sneller klaar. In een paar uur tijd gaf je alles weg wat je had gemaakt in al die winters.  Je jeugd was voorbij, je was een volwassen, getrouwde vrouw geworden.

Mõisa Mann 2008 © Anne Helene Gjelstad

Hoe bijzonder moet het zijn om fraaie handschoenen te krijgen die met aandacht zijn gebreid. Als je ze draagt, denk je weer aan die prachtige bruiloft. Een herinnering in liefdevolle steken.

Aia Mann 2008 © Anne Helene Gjelstad

Zoals overal veranderde er ook op deze twee geïsoleerde eilanden het een en ander. De zeevarende echtgenoten kochten voor hun vrouwen in de havens van Riga en Sint Petersburg kleurrijke zakdoeken, garens en met rozen bedrukte stof. De cadeaus werden bij thuiskomst met veel enthousiasme uitgepakt. De kleding van de eilandvrouwen veranderde van kleur. Tot het begin van de 20ste eeuw werden wol en linnen plantaardig geverfd. De opkomst van chemische verfstoffen zorgde voor een verandering van het zachtere kleurbeeld naar fel geel, hard blauw en spetterend rood.

Twee traditionele gestreepte rokken, Sauendi 2010 © Anne Helene Gjelstad

Twee kleuren zijn belangrijk in de kleding om de symboliek die er achter zit. Rood is de kleur van de jeugd, van geluk en vrolijkheid. Blauw verwijst naar verdriet en rouw, zoals het bijvoorbeeld in Staphorst ook een rouwkleur is. Geel en groen zijn accentkleuren. Zwart en wit zijn de natuurlijke kleuren van schapen en die tinten passen prachtig bij de bovengenoemde vier kleuren.

De kört in allerlei kleuren © Kihnu Museum

Al deze kleuren zijn terug te vinden in de kört: de gestreepte, wollen rok die de vrouwen dagelijks dragen. Rokken die niet aan mode onderhevig zijn en een leven lang meegaan. Een kört vertelt het verhaal van de draagster. De stof wordt in de winter geweven op oude weefgetouwen.

Lohu Ella 2008 © Anne Helene Gjelstad

Hoe meer rokken je had hoe rijker je was. Minimaal vijf moest je er wel hebben, twintig is beter.

Tika Mann 2013 © Anne Helene Gjelstad

De rode rand aan de onderkant beschermt je tegen het kwaad en zorgt ervoor dat de rok aan de onderkant niet kapot gaat. Aan de hoofdkleur van de rokken zie je hoe de draagster zicht voelt. Rood als ze jong en zonder zorgen is, zwart voor zware rouw over een familielid, blauw na de dood van een iets verder afstaand familielid en rood met strepen wanneer zes jaren rouw voorbij zijn.

Kihnu vrouwen begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Als je de foto’s uit het boek van Anne Helene Gjelstad bekijkt en ze vergelijkt met de oude foto’s uit het museum valt op dat er weinig is veranderd. Dezelfde rokken worden nog steeds gedragen met daarbij het wollen Kihnu Jakk en om het hoofd een hoofddoek.

Jongen mannen en vrouwen, Kihnu begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Weinig jonge vrouwen zullen die kleding nog dagelijks willen dragen, hoogstens op een traditioneel feest. Dat lijkt me begrijpelijk, maar nog steeds zijn er vrouwen die vanuit hun traditie en liefde voor dit soort kleding ervoor kiezen om die elke dag met trots te dragen. Bewonderenswaardig!

Het boek van Anne Helene Gjelstad bracht me in contact met deze vrouwen op eilanden waar de tijd lijkt stil te staan. In de persoonlijke verhalen van deze sterke vrouwen klinken veel droevige herinneringen door.

Järsumäe Virve vertelt over de Russische bezetting en een grote groep soldaten in hun huis die ook moesten eten van het weinige dat er was. Over een Russische officier die haar moeder op kerstavond dreigde dood te schieten. Hij deed het uiteindelijk niet, maar het gevaar zorgde wel voor een groot trauma.

De echtgenoot en de zoon van Tiidu Mari overleden een week na elkaar in maart 1995. Op 25 juli van dat jaar ging hun huis in vlammen op. Toch is Tiidu een vrouw die van muziek en dansen houdt; de polka is haar favoriet.

Anne Helene Gjelstad ontmoette Sauendi Mann op de begraafplaats waar haar zoon ligt begraven. Tijdens de Russische overheersing moesten ze werken in het bos. Haar jonge zoon kwam om toen een boom op hem viel. Liever had zij er gelegen.

Lohu Ella, geboren in 1937, breit al vanaf haar vierde jaar. Ze vertelt over het Russische regime waar je je aan moest onderwerpen. Je mocht het Kihnu dialect niet meer spreken. Na de ineenstorting van het Russische rijk voelde ze zich bevrijd. Ze krijgt een pensioen, geniet van het maken van handwerken, die ze samen met haar dochter op hun boerderij verkoopt.

In het huis van Puli Anni 2009 © Anne Helene Gjelstad

Levens van gewone mensen die vol zitten met bijzondere verhalen die gehoord en gelezen moeten worden. Door de prachtige foto’s kom je in huizen en op plaatsen waar de tijd heeft stil gestaan. Je staat oog in oog met eilandvrouwen die je toelaten in hun levens. Dat is een reden om het boek aan te schaffen.

13. Catawiki en Kuba

Catawiki, de online kunstveiling. Ik moet er niet te vaak gaan kijken want de verleiding is groot. Ruim een maand geleden ging ik weer voor de bijl. Niet alleen voor wat ik te koop zag, maar ook omdat het zo spannend is aan een veiling mee te doen. Wacht ik met bieden tot de laatste minuten, of ga ik al eerder? Heb ik het of is iemand me net voor? Spannende minuten die je door moet maken, waarop je moet beslissen ja of nee, ik houd er van.

Half februari was er een veiling van Afrikaanse voorwerpen. Veel beelden maar ook een aantal Shoowa–Kuba weefsels uit Congo. Nu weet ik niets van dit soort weefsels, maar de textielliefhebber in mij werd erdoor aangetrokken. Ik werd nieuwsgierig naar die natuurlijk uitziende kleden. Hoe mooi zou het zijn om ze van dichtbij te bekijken en er meer over te weten te komen. Uiteindelijk is leuk en leerzaam de beste combinatie. Bij twee verkopers waren verschillende kleden te koop. Twee uit de eerste helft van de 20ste eeuw van een Belgische verzamelaar die ze verkocht via galerie Mondes d’Hier in Brussel en twee uit de 2de helft van de 20ste eeuw van een verkoopster uit Deventer. Ze zagen er verschillend uit, maar ze hadden alle vier een uitstraling die me beviel. Voor ik het in de gaten had, was ik op beide kavels aan het bieden; tot mijn grote verbazing was ik ineens de eigenaar.

Kuba textiel eerste helft 20ste eeuw

Ze kwamen goed verpakt aan. Toen ik ze naast elkaar legde, zag ik direct een groot verschil. De twee uit het begin van de 20ste eeuw zagen er verfijnder uit dan de andere uit de 2de helft van de 20ste eeuw. Die waren grover geweven en hadden op de een of ander manier niet de schoonheid van de andere lappen. Ze leken nieuw gemaakt, waarschijnlijk voor de toeristenmarkt. De zachte fluwelige uitstraling die de oude lappen hebben, zit absoluut niet in de andere twee. Deze zijn stug, hard en ruw. Eerlijk gezegd vielen de nieuwere twee me wat tegen. Natuurlijk ging ik me direct verdiepen in de oorsprong van deze kleden.

Kuba textiel tweede helft 20ste eeuw

Omdat het Congolese kleden zijn, vroeg ik me af wat ik van Congo weet. Weinig. Ik kende de namen Lumumba en Kasavoeboe, ik wist dat er boeken zijn verschenen over de pijnlijke geschiedenis van dat land en dat het er op dit moment onrustig is. Een kleine heftige geschiedenisles via Internet volgde.

Congo was van 15 november 1908 tot 30 juni 1960 een kolonie van België. De Belgen onder leiding van Koning Leopold II hebben daar op een stuitende en racistische manier huisgehouden. Ze wilden er zoveel mogelijk geld verdienen over de ruggen van de bevolking. Dit alles vanuit de gedachte dat de Europese cultuur beschaving in het land zou brengen. Een verwerpelijk idee dat ervan uitgaat dat er in Afrika geen beschaving zou zijn. Met het geld daar verdiend, zeg maar gestolen, werden in België grootse gebouwen neergezet. Op Wikipedia las ik het volgende over de dag dat Congo onafhankelijk werd:

Nadat koning Boudewijn in zijn toespraak op ongelukkige wijze het ‘genie’ van Leopold II en de vruchten van het koloniaal bestuur had geprezen, sprak de kersverse eerste minister Patrice Lumumba een – door de Congolezen enthousiast onthaalde – vlammende repliek uit tegen het Belgische koloniale beleid. Daarin stelde hij de strategie aan de kaak die bestond uit dwangarbeid, beledigingen, lijfstraffen en sociale ongelijkheid.

  • Wij hebben dwangarbeid gekend in ruil voor lonen die veel te laag waren om voldoende te kunnen eten, ons waardig te kleden of te wonen of om onze kinderen als dierbaren te kunnen opvoeden.
  • Wij hebben spot, beledigingen, slagen gekend die we ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds moesten ondergaan, omdat wij ‘negers’ waren. Wij zijn getuige geweest van het afschuwelijke lijden van degenen die veroordeeld waren voor hun politieke standpunten of godsdienstige overtuigingen: verbannen in hun eigen land was hun lot nog slechter dan de dood.
  • Wij hebben gezien dat er in de steden prachtige huizen voor de blanken waren en bouwvallige barakken voor de zwarten.
  • Wie zal ooit de slachtingen vergeten waarbij zo velen van onze broeders omkwamen, de cellen waarin degenen werden geworpen die weigerden zich aan een regime van onderdrukking en uitbuiting te onderwerpen. Wij, die in ons hart en met ons lijf geleden hebben onder de koloniale onderdrukking, wij zeggen nu luid en duidelijk: dat alles is voortaan gedaan!

Gruwelijk is het om dit alles te lezen en te weten dat de oude weefsels die ik kocht, zijn gemaakt ten tijde van deze onderdrukking. Dat het van een Belgische verzamelaar komt, maakt het ook een beetje ongemakkelijk, merk ik bij mezelf nu ik dit schrijf. Hoe de weefsels in zijn bezit zijn gekomen, zal ik nooit weten. Heb ik nu koloniaal materiaal in handen waar weinig of niets voor is betaald? De galerie die ze aan mij verkocht, ziet er overigens wel betrouwbaar uit.

Maar nu naar de oorsprong van de weefsels. Op internet is veel te vinden en het grote boek over dit soort weefsels van de Belgische kunstschilder Georges Meurant staat op mijn verlanglijst.

Shoowa Design, Georges Meurant, Thames & Hudson

Oorspronkelijk is een Kuba-doek zoals het ook wel wordt genoemd een ceremonieel gewaad dat gedragen werd bij huwelijks- en begrafenisceremonies. Ze werden gebruikt als rokken waarbij meerdere lappen om het lijf werden gebonden. Het proces om zo’n weefsel te maken, kost veel tijd en vraagt heel wat handelingen van de makers.

Raffia palm, foto Wolfgang Hecht

De weefsels zijn gemaakt van raffia, afkomstig van de raffiapalm. Toen ik jong was, heb ik op school nog eens een masker gemaakt van pitriet met raffia. Dat heeft jaren bij mijn ouders gehangen. Raffia was een typisch materiaal van de jaren 60 en 70 toen er volop werd geknutseld. Er werden manden en pannenonderzetters van gemaakt. Waar raffia vandaan kwam, wist ik niet; je kocht het in strengen bij de knutselboetiek. Nu is het nog steeds te koop, onder andere bij tuincentra omdat het een natuurlijk soort touw is waarmee je planten kan vastzetten.

In Congo verzamelen mannen de bladeren van de raffiapalm en laten ze drogen in de zon. Ze wrijven de bladeren in hun handen tot ze zacht zijn en bruikbaar om mee te weven.

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Making_raffia_rope.jpg

Er worden smalle repen van gemaakt; daar weven de mannen lappen mee op een eenvoudig weefgetouw.

Foto collectie Tropenmuseum Amsterdam

De breedte van de vezel bepaalt de breedte van het weefsel.

Foto collectie Tropenmusem Amsterdam

De vrouwen borduren er daarna motieven op met repen raffia die plantaardig zijn geverfd met bijvoorbeeld modder of indigo. Ze doen dit in een techniek waarbij aan de achterkant bijna niets te zien is van de draden waarmee ze werken.

Achterkant Kuba textiel eerste helft 20ste eeuw

Sommige delen zijn in een eenvoudige steek gestikt; andere delen geven een fluwelig beeld.

De lappen zien er grafisch uit.

De geborduurde vormen zijn geometrisch en hebben, vanuit overerving, een band met de familiegeschiedenis. Dat maakt deze doeken erg persoonlijk; er is ook een grote diversiteit in te vinden.

Wat me opvalt en ook aantrekt, is dat de borduursels niet gelijk van vorm en ritme zijn. Daardoor lijkt er beweging in de lappen te zitten.

Die schoonheden, ooit ergens in Congo gemaakt, zijn nu hier in Amsterdam beland. De oude hebben zeker een functie gehad. Wie ze gemaakt heeft, zal ik wel nooit te weten komen. Wat ik wel weet is dat ik respect en bewondering heb voor de mannen en vrouwen die ze hebben vervaardigd. Ik zal de lappen, die nu deel uitmaken van mijn kleine textielcollectie, blijven koesteren en waarderen.