49. Goud en zijde uit Oezbekistan (2)

Detail Suzani 19de eeuw

Na al die zalen in Institut du monde arabe met prachtige kledingstukken ging de tentoonstelling verder met Suzani; dat is Perzisch voor handwerk of borduurkunst.

Suzani 19de eeuw

Een suzani is een grote lap, vaak katoen, die met zijden garens werd geborduurd. Die lap werd vaak door een plaatselijk wever of door de huisvrouw zelf gemaakt. De weefbreedte was 25-50 centimeter. Als er een lange lap geweven was, werd hij in een aantal strips geknipt en die banen werden weer  los aan elkaar gezet met grove steken tot de afmeting van de uiteindelijke suzani. De tekenvrouw, de kalamkash, tekende er met zwarte inkt een patroon op.

Suzani, 19de eeuw

Daarna werd de lap weer uit elkaar gehaald en het borduren van de banen door een of meerdere vrouwen kon beginnen. Het zijden garen dat voor het borduren werd gebruikt, was al eerder gesponnen en daarna plantaardig geverfd. Als kleurstof dienden onder andere uienschillen, walnoten, moerbei, zoete kersen en henna.

Borduursel in kettingsteek; hier is de naad goed te zien

De kettingsteek is de meest voorkomende borduursteek voor dit soort borduursels. Men gebruikt er een gewone naald voor of een haaknaald. Je kunt het zien als een vorm van haken op stof waarbij de naald steeds door de stof prikt om de draad naar boven te halen. In dit filmpje zie je hoe dat gaat.

Als je HIER klikt kom je op de Ebay winkel van de familie uit de video.

Suzani 19de eeuw
Detail met naad

Alleen vrouwen borduurden suzani, in tegenstelling tot het goudborduren dat een mannenaangelegenheid was. Tegenwoordig zijn er ook mannen die dit ambacht beoefenen, maar van oudsher was het vrouwenwerk. Alle werkstukken gingen als een bruidsschat over van de ene generatie naar de volgende. De suzani werden gebruikt als wandkleden, bedspreien, gordijnen en gebedskleden. Ze waren decoratief en functioneel; ze zorgden ook voor harmonie in het huwelijk en het gezin.

Suzani stijl Samarkand, 19de eeuw
Detail, 19de eeuw

Globaal zijn er twee soorten stijlen van borduursels. In Samarkand werden veel lucht- en astrale elementen geborduurd; in Bukhara gaf men de voorkeur aan bloem- en plantmotieven uit de tuin van Eden.

Suzani stijl Bukhara, 19de eeuw
Detail, 19de eeuw

Hoe meer suzani’s je had, hoe rijker je was en hoe meer aanzien je daardoor kreeg. Bedenk erbij dat het een paar jaar kon duren voor een grote suzani af was.

Hoe modern ziet deze 20ste eeuwse Suzani er uit!

Het was overweldigend voor me om op de tentoonstelling deze 19 en 20ste-eeuwse kleden te zien hangen. Fascinerend om te bedenken dat de elke steek met de hand is gezet en dat uiteindelijk het wonderschone stuk textiel een functie in huis kreeg.

Suzani, Boukhara 19de eeuw

Hoe prachtig is om te zien dat elke vrouw een andere hand van borduren heeft. Dat wordt duidelijk zichtbaar als na het borduren twee banen stof weer aan elkaar zijn gezet.

De schoonheid van imperfectie!

Het dessin loopt door, soms heel precies, soms net niet. Soms hebben twee borduursters een net andere kleur garen gebruikt. Van die imperfectie gaat een grote schoonheid uit.

Suzani, 20ste eeuw 1950

Vanuit de zaal met suzani’s liep ik naar de ruimte met de tapijten; ook die spelen een grote rol in cultuur van Oezbekistan.

Detail geknoopt tapijt
Geweven tapijt vol symbolen

Er zijn vier verschillende vormen: geknoopt, geweven, geborduurd en gevilt.

Detail geborduurd tapijt
Gevilt tapijt

Naast de warmte die ze geven en de decoratie waarmee ze het huis versieren, zitten er in deze kleden ook eeuwenoude symbolen die huis en haard beschermen.

In de laatste ruimte van de expositie werd ik allereerst getrakteerd op schitterende sieraden. Traditioneel was het dat bij elke periode in een vrouwenleven verschillende sieraden hoorden. Hoe jonger je was, hoe uitbundiger de sieraden. Hoe meer sieraden je had, hoe meer status je kreeg.

De juwelen zijn gemaakt van zilver of een legering en ingelegd met halfedelstenen als koraal, parel of turkoois. Soms werd er ook gekleurd glas voor gebruikt.

Drie paranja’s stonden achter glas opgesteld: de Oezbeekse variant op de burqua. In de 19de eeuw waren moslimmeisjes en -vrouwen vanaf 10 jaar verplicht een paranja te dragen als ze naar buiten gingen. Hun hoofd ging schuil achter een sluier gemaakt van paardenhaar, de chachvan genoemd. De ‘jas zonder mouwen’ ging daarover heen zodat de vrouw geheel bedekt was. Hoe heftig moet het zijn geweest voor meisjes en vrouwen die niet aan de verplichting wilden voldoen en het toch moesten dragen.

Detail sluiting paranja

Natuurlijk waren de paranja’s op de expositie voor de hoge klasse, gemaakt van schitterend, glanzend brokaat geweven zijde en geborduurd met gouddraad. In de 20ste eeuw bleek dat vrouwen in stedelijke gebieden strenger waren in het dragen van de paranja dan vrouwen die in afgelegen gebieden woonden. Die gingen veel makkelijker om met de voorschriften. Paranja’s worden tegenwoordig niet meer gedragen.

De laatste zaal benam me even de adem: al die zijden en katoenen chapans in ikat en streepstoffen die daar hingen! Wat een rijkdom in kleur en dessin!

Schitterende voeringen en met geweven bandjes als afwerking. Hoe bijzonder moet het zijn geweest om door Samarkand te lopen en al die kleurrijke kleding tegen te komen op straat of op een feest bij de emir.

Ik heb er heel lang naar staan kijken.

Ikat, Atlas in het Oezbeeks, is een eeuwenoude techniek, oorspronkelijk afkomstig uit Indonesië. Via de zijderoute moet de techniek naar landen in Midden-Oosten zijn gekomen; ook in India is de techniek bekend en zelfs in Zuid-Amerika. Bij ikat-weven worden voor het weven begint delen van de kettingdraden en/of de inslagdraden afgebonden en daarna geverfd. Traditioneel met natuurlijke verfstoffen als indigo en granaatappel. In Oezbekistan worden alleen de kettingdraden geverfd en zijn de inslagdraden uni gekleurd. Tijdens het weven ontstaat het patroon op de stof.

Dit filmpje laat je het hele proces zien.

Naast de dure zijde-ikat en de nog duurdere zijde-fluweel-ikat werden en worden er ook ikat-weefsels in katoen gemaakt voor dagelijks gebruik. Katoen met zijde was ook een mogelijkheid.

Met deze techniek kunnen wonderschone, wervelende en complexe dessins worden geweven.

Een laatste blik op het schilderij At Shir-Dora van Nadezhda Kashima (1896-1977) uit 1928 voor ik de tentoonstelling uit liep.

Toen ik buiten stond en nog even naar de prachtige gevel van het instituut keek, had ik het gevoel dat ik in één middag een lange, aanlokkelijke en excellente textielreis door naar Oezbekistan had gemaakt. Wie weet kom ik er echt ooit in de toekomst.

48. Goud en zijde uit Oezbekistan (1)

Op 1 januari schreef ik op Facebook: ‘Is het gek dat ik op de eerste dag van het nieuwe jaar het gevoel kreeg dat ik de allermooiste textieltentoonstelling van dit jaar al heb gezien?’ Dat kan misschien niet waar zijn, maar tijdens het bekijken van de expositie ‘Sur les routes de Samarcande, Merveilles de soie et d’or’ in het Institut du monde arabe in Parijs kreeg ik sterk dat vermoeden. Omdat de tentoonstelling zo groot en bijzonder is, zal ik er twee artikelen over schrijven.

Samarkand, Boukhara en Khiva , steden in Oezbekistan, waren belangrijke handelsplaatsen op de zijderoute tussen China en Europa. Via die route werd Chinese zijde uit de steden Quanzhou en Guangzhou naar Europese steden als Venetië en Genua gebracht.  

Het woord zijderoute roept vaak een romantisch beeld op van karavanen met kamelen en paarden die tassen dragen vol edelstenen, specerijen en lappen zijde. De realiteit was dat het jaren kon duren voordat de reizigers weer thuiskwamen, als hen dat al lukte met alle gevaren en ontberingen die ze  moesten doorstaan: ziekte, rovers, hitte en uitputting. Overigens werd er niet alleen zijde vervoerd van oost naar west, maar ook lakwerk, keramiek, porselein, bont, specerijen, edelstenen, juwelen, gouden en zilveren voorwerpen, paarden en bont. Omgekeerd werden er vanuit het Middellandse zeegebied zeventien soorten textiel waaronder wandtapijten,  Byzantijnse stoffen en glaswerk naar de schatkamers van de Chinese keizers vervoerd.

Marco Polo, de Venetiaanse handelaar en ontdekkingsreiziger reisde samen met zijn vader Niccolò en oom Maffeo tussen 1271 en 1295 naar landen als Perzië, China en Indië, in die tijd voor Europeanen onbekende gebieden. Na terugkeer schreef hij samen met romanschrijver Rustichello van Pisa over de landen die hij had bezocht zijn boek ‘Il Milione’, in het Nederlands vertaald als ‘De wonderen van de Oriënt’. In het boek beschrijft Marco Polo Samarkand als een nobele en grote stad met tuinen vol fruit in overvloed. Moslims en christenen leefden er tolerant samen.

De vader en oom van Marco Polo waren de eerste Europeanen die de stad Bukhara zagen. Zij vonden de stad met zijn hoge torens en moskeeën gedecoreerd met mozaïeken een juweel. Bukhara was een van de drukste handelscentra van zijde, porselein, ivoor, specerijen en producten die met de grootste artisticiteit en precisie waren gemaakt.

Emir Nasrullah Khan

De tentoonstelling in Parijs opent met een spectaculaire chapan van de emir Nasrullah Khan (1806-1860, regerend 1827-1860) in de buttador stijl.

Een chapan is een gevoerde, ruime (winter)jas voor mannen, gedragen over een aantal lagen onderkleding. Deze chapan is gemaakt van zijdefluweel met gouddraad en zijdeborduursel. De buttador stijl betekent dat niet alleen de randen maar alle delen van het kledingstuk zijn geborduurd met individuele  en dezelfde herhalende motieven uit de planten- en bloemenwereld in een ritme als een schaakbord. Het was in die tijd een van de meest geliefde motieven voor de chapan.

De randen werden afgewerkt met geweven of geborduurde banden en de jas sloot met bandjes waaraan kwastje hingen. Vaak werd de chapan niet aangetrokken, maar los over de schouder gedragen.

Op het hoofd droegen de mannen, maar ook vrouwen en kinderen een muts van astrakan of een tyubiteika ook wel doppi genoemd; een met borduurwerk versierd mutsje.

Bij de chapan werden laarzen gedragen die ook vaak waren geborduurd. Dit alles natuurlijk niet voor de gewone man maar voor emirs.

Daukur stijl

Naast de buttador stijl waren er nog twee vormen van compositie van borduursels. De daukur, waarbij motieven alleen langs de randen van het kledingstuk geborduurd werden en de darkham waarbij het hele kledingstuk gevuld werd met een doorgaand en herhalend patroon.

Darkham stijl

Vaak werden bij de chapan met darkham-composities laarzen met hetzelfde of een vergelijkbaar patroon gemaakt.

Ook die waren natuurlijk op de tentoonstelling te zien.

Chapan voor de kroning van Emir Mohammed Alim Kahn, 19de eeuw
Detail chapan hier boven

Ik moet je zeggen dat ik in de eerste zaal al verbijsterd was door wat ik zag. Die ontsteltenis werd nog groter toen ik de volgende ruimte inliep.

Chapan 18de en 19de eeeuw
Detail split met pompon

Goudborduursels in de meest fantastische glanzende chapans en boven de hoofden van de bezoekers hing een wolk van geborduurde mutsjes.

Goud, het symbool voor zonlicht, onsterfelijkheid en rijkdom was populair bij de aristocratie in die tijd. Ook in deze tijd staat goud voor rijkdom in bepaalde kringen, maar zijn de termen  onsterfelijkheid en zonlicht niet meer van toepassing.

Goudborduren was een bezigheid voorbestemd voor mannen. Men geloofde dat de adem van vrouwen de glans en kwaliteit van het gouddraad zou verminderen. De meester goudborduurders, de zarzusi, vormden een gilde, de kasaba met hun eigen administratie, rituelen en regels.

Fluweel (bakhmal) was het materiaal waarop werd geborduurd. Vaak werd dat geïmporteerd uit Rusland, maar ook uit Frankrijk, Turkije, Iran, Syrië en India. Groen, rood, paars en blauw waren favoriete kleuren.

18de en 19de eeuwse chapans

Nadat het patroon op de stof was getekend, kon het borduren beginnen. Het garen was van zijde of katoen met daaromheen een dunne, vergulde zilveren draad. Het garen kwam meestal uit India, maar later ook uit Rusland. Om reliëf te krijgen, gebruikt men karton of stukjes leer die onder het borduursel werden geplaatst.

Rood, oranje en goud met links voor een chapan voor een kind.
Mandala’s op de achterkant, natuurlijk geborduurd met gouddraad

Ik stel me de lege lap voor, de materialen ernaast en dat je dan moet beginnen aan een meesterwerkstuk waarmee de emir blij moet zijn. De spanning van al die steken naast elkaar. Klopt alles wel als de jas in elkaar wordt gezet? Ook de voering moest natuurlijk allure uitstralen. En dan die perfecte afwerking met bandjes en kwastjes! Hoe bijzonder dat dit gemaakt is en dat het zo goed bewaard is gebleven.

In een vitrine apart hangt een talisman-jas uit de moslimwereld, gemaakt in de 20ste eeuw. Deze jas, gemaakt van stevige, licht gewaxte katoen beschermt de drager tegen agressie, ziektes en het boze oog.

Op delen van de panden en mouwen zijn soera’s uit de Koran geborduurd.

Naast al die schoonheden is er ook aandacht voor de dauri: de met gouddraad geborduurde paardendeken die onder het zadel werd geplaatst.

Zijden franje en kwastjes aan de onderkant. Het moet van een grote schoonheid zijn geweest om een man in een schitterende chapan te zien rijden op een prachtig ‘aangekleed’ paard.

Drie zijden schoonheden in adembenemende kleuren

En vrouwen dan, hoor ik je denken. Ook van hen was er kleding te zien, hoewel in mindere mate. Er waren strenge regels wat vrouwen op bepaalde leeftijden moesten dragen. Qua kleuren was het voor jonge meisjes rood en boven de dertig was het groen en blauw. kaltacha

ikat

kyVanaf je veertigste was het oker en bruinachtige tinten en zachte kleuren als je oud was.

Een prachtige kaltacha, een jurk voor vrouwen uit 1880, was samengesteld uit delen van een gebruikte, geborduurde mannen-chapan, gecombineerd met fluweel en aan de binnenkant gevoerd met een zijden ikat stof. Ook toen deed men al aan recycling; zo’n kostbaar stuk geborduurd textiel werd natuurlijk niet weggedaan. Over ikat schrijf ik meer in deel twee.

Mijn favorieten waren de twee jurken kuylaken en ichkuylak, die over elkaar werden gedragen op een broek.

Hoe prachtig en modern ziet het er uit met die geborduurde cirkels en de schitterend geborduurde randen.

Spectaculair vond ik ook de zijden ikat kaltacha, eind 19de eeuw, met roze onderdelen.

Aan de kleuren is te zien dat deze gedragen is door een jonge vrouw.

Een laatste schoonheid voor dit artikel

Mijn camera maakte overuren en na het bezoek was mijn telefoon bijna leeg. In het volgende artikel ga ik verder met de beschrijving van de tentoonstelling. Na al deze schitterende kledingstukken waren er nog zoveel meer textielschoonheden te zien!

Mocht je meer willen weten over de techniek klik dan op deze link.

Brief aan Sophia

Amsterdam, 22 december 2022

Lieve Sophia,

We hebben elkaar een tijd niet gezien. Soms gaat dat zo, maar ik weet zo onderhand wel dat als we elkaar weer tegenkomen we gewoon verder gaan met waar we gebleven waren.

Portret van Sophia door Thérèse Schwartze, schilderij uit de collectie van het Amsterdam Museum

De grote vriendschap die we hebben, koester ik al jaren. Vandaag moest ik ineens aan je denken. Ik liep langs een etalage van een schoenenwinkel met de prachtigste feestschoenen. In die etalage stond een grote kerstboom met glimmende schoenen in plaats van ballen. Het was zo’n winkel waar jij uren zou kunnen vertoeven om alle schoenen te passen.

Muiltjes, Parijs rond 1875 Foto: Collectie Amsterdam Museum

Weet je nog die keer dat we samen door Parijs dwaalden en je ineens je droomschoenen zag in een etalage? Beeldschone, zijden muiltjes waren het. Op de linkerschoen een mannetje en op de rechter een vrouwtje, allebei geborduurd. Het was bij ‘Maison Chapelle Cordonnier pour dames’ op nummer 85 van de Rue de Richelieu. Een deftige en dure winkel waar de rijken van Parijs hun schoenen kochten. Je slaakte een klein gilletje toen je ze zag staan. ‘Laten we naar binnen gaan,’ zei je, ‘die moet ik echt hebben. Het maakt niet uit wat ze kosten. Ik krijg spijt als ik ze niet koop.’

Muiltjes, Parijs rond 1875 Foto: Collectie Amsterdam Museum

We gingen naar binnen en de verkoopster haalde het paar uit de etalage. De maat was te groot, maar ze konden natuurlijk in een kleiner maat gemaakt worden. Dat duurde wel een paar maanden want zulke verfijnde muiltjes met borduurwerk maken, kost nu eenmaal veel tijd. Tussen de negen en tien weken zou het duren, vertelde de charmante verkoopster. ‘Geen probleem,’ zei je, ‘dan kan ik ze in elk geval dragen op mijn verjaardag in augustus.’

We spraken af dat als ze bezorgd zouden worden je ze samen met mij zou uitpakken. Zo ging het ook. Voorzichtig maakte je de doos open. Daar tussen lagen vloeipapier lagen ze. Voorzichtig wikkelde je het papier eraf. Je slaakte een diepe zucht. Je zette de schoentjes op tafel en wat ik nog weet is dat je er wel een kwartier naar hebt gekeken met een fonkeling in je ogen. Ze pasten perfect. Je liep de kamer op en neer en deed een paar danspassen. Het waren duidelijk feestschoenen die je op veel feesten zou dragen.

Heb ik je ooit verteld dat ik in mijn hoofd een archief van schoenen heb? Ik onthoud mensen vaak aan de schoenen die ze droegen als ik ze voor de eerste keer ontmoet.  Namen vind ik moeilijk om te onthouden, maar schoenen gaat heel goed. Als ik naar etalages vol schoenen kijk, blijven er altijd een paar op mijn netvlies hangen. Die sla ik dan op in mijn hoofd.  Vreemd misschien, maar het is zo.

Toen ik jouw schoenen voor het eerst zag, moest ik direct denken aan een paar schoenen van het Spaanse merk Camper die ik ooit tegenkwam. Die hadden ook een man en vrouw op de neus van de schoen, maar in traditionele Spaanse kleding: zij in een strokenrok en hij als een toreador. Hoe leuk die overeenkomst met jouw schoenen!

Zelf kocht ik een paar jaar later ook schoenen van het merk Camper waarbij de linker- en de rechterschoen anders zijn. Deze komen uit de collectie TWINS ‘Brothers Classics’ lente/zomer 2005. Het ontwerp van de schildering is van Pep Guerrero die op Mallorca woont.

Ik weet nog dat we langs de etalage van de Society Shop in Arnhem liepen en ik ze daar zag staan. Tegen Bram zei ik: ‘Als ze passen koop ik ze, wat ze ook kosten. Ik moest ze hebben!’ Het zijn nog steeds mijn lievelingsschoenen. Jij kent ze want op een feest lang geleden hadden we allebei onze favoriete schoenen aan. Hoe leuk was dat toen!

Dit jaar zullen we elkaar niet ontmoeten bij de kerstbrunch bij onze gezamenlijke vrienden H. en L. We gaan naar Parijs om veel exposities te zien. De tentoonstelling van Schiaparelli moet geweldig zijn en ook Palais Galliera staat op de lijst. Daar is de originele kleding van Frida Kahlo te zien. Ik was net op tijd om tickets te bestellen; alles was bijna uitverkocht op de dagen dat we er zijn.

Tot gauw in het nieuwe jaar,

liefs van Jan

47. Een ABC-boek uit een jappenkamp

In de bijlage Tijdgeest van Trouw las ik een uitgebreid artikel over de illustrator van kinderboeken en schrijfster van kinderversjes Rie Cramer (1887 – 1977). Achter de wat zoete tekeningen die ze maakte, ging een uitgesproken vrijgevochten vrouw schuil. Een vrouw die voor zichzelf en haar carrière koos en dat was niet gebruikelijk in haar tijd. Behalve tekeningen voor haar eigen boeken en boeken van andere auteurs ontwierp ze ook logo’s, illustraties voor reclames en omslagen voor programmaboekjes.

Van de kinderboeken die ze illustreerde, is ook het ABC-boek bekend. De eerste druk dateert uit 1936. Haar ABC staat nog steeds in menig boekenkast te wachten om voorgelezen te worden. Je kent misschien de volgende regels:

A is een Aapje

dat stak daar een handje

Zo maar in ’t zakje

met kaakjes van Jantje

B is de Bakker

die heeft voor zijn ruiten

Broodjes en bollen

en brosse beschuiten

C is Charlotje

Die kreeg van haar Maatje

Twee cocoskransjes

En één chocolaatje

Tot de laatste letter van het alfabet:

Z is klein Zusje

die gaat naar haar bed

Geeft nog een zoentje

en uit is de pret

De A in de bijzondere ABC-boek

Van het boek zijn verschillende uitvoeringen gemaakt. Veel kinderen, die nu volwassen zijn, hebben op deze manier de letters van het alfabet geleerd. Op 8 augustus 2018 vond in het Rijksmuseum een schenking plaats van een bijzondere uitvoering van het ABC-boek. Het is een boek dat niet van papier is gemaakt maar van stof en dat een bijzondere geschiedenis met zich meedraagt.

Jaren geleden was ik bij vriendin Pem Hagers in Deventer op bezoek en ze vertelde me het verhaal dat bij dat ABC-boek hoort. In 1939, een jaar voor de tweede wereldoorlog begon, werd Pemmy, zoals ze  werd genoemd, geboren in het toenmalige Nederlands Indië. In mei 1942 moest zij  samen met haar moeder en zus Jos naar het Japans interneringskamp Brastagi op Noord Sumatra, 60 kilometer ten zuiden van Medan aan het Toba-meer. De kampleiding was Nederlands; in eerste instantie was er genoeg voedsel. Dat veranderde toen medio 1943 de Japanners de leiding overnamen. Eten werd schaars en de situatie in het kamp werd steeds dreigender voor de gevangenen. Pem vertelde dat er vaak nauwelijks eten was, maar als kind accepteer je zoiets soms eerder dan volwassenen.

In haar latere leven besefte ze hoe moeilijk het kampleven is geweest. Hoe overleef je in zo’n heftige situatie? Hoe houd je je staande bij de dreiging om gestraft of gedood te worden? Hoe ga je om met honger, pijn en verdriet en met de vraag of je er ooit levend uitkomt?

Met borduurgaren vastgezette maiskorrels werden gebruikt om brood te suggereren

Een school beginnen voor de kinderen werd niet getolereerd. Toch werd er stiekem lesgegeven door moeders met onderwijservaring op de avonden na het werk. De kinderen moesten goed en zinvol bezig worden gehouden. Lesboeken waren er natuurlijk niet, maar ergens in het geheim en goed verstopt in de barak was het ABC-boek van Rie Cramer. Misschien verborgen onder een matras of in een kussensloop.

De Franse knoopjes borduursteek geeft reliëf aan het geitje en de bomen

Textiel was schaars; als iets kapot ging, werd het hersteld door er een lapje stof op te naaien. Omdat de vrouwen afvielen, moesten kledingstukken worden aangepast. Bij die aanpassingen kwamen kleine lapjes stof en garens vrij. Vijf centimeter van een naad of zoom. Al die lapjes werden goed bewaard; je kon nooit weten of je ze ooit nog nodig zou hebben.

Op de zonnige dag dat Pem vijf jaar werd, kreeg ze als cadeau een boek dat speciaal voor haar was gemaakt: het ABC van Rie Cramer met beelden gemaakt van restjes stof.

De vrolijke verjaardagstaart

Voor de ondergrond waren rijstzakken gebruikt. Veel vrouwen in de barak hadden eraan meegewerkt. Alle pagina’s zijn gemaakt door verschillende vrouwen.

Kleine gefestoneerde lapjes vormen de teddybeer

De moeder van Pem, Miesje Hagers-Aalbersberg, had de regie over het geheel en tekende de figuren. Als ze over het resultaat niet tevreden was, veranderde ze het. Alles gebeurde in het geheim wanneer de kinderen sliepen.

Liesje heet Liekje

Hoe spannend moet dan zijn geweest; als het ontdekt zou worden, kwamen er sancties. Daar is moed en doorzettingsvermogen voor nodig.

Koude oostenwind in een tropisch klimaat

Het boek is met een grote liefde gemaakt; ik vind het van een grote schoonheid en ontroering. Bedenk dat er een flinke beperking in materialen was en dat alles steek voor steek is gemaakt door handen die steeds magerder werden door ondervoeding.

Dit alles en nog meer zit in al die pagina’s verborgen. Voor mij gaat dit boek ook over de kracht van positief zijn in een wereld die negatief en dreigend is. De liefde en het plezier om het gezamenlijk te maken, was vast ook een grote motor om het optimisme erin te houden.

Pem heeft nooit met het boek mogen spelen; wel herinnerde ze zich dat haar moeder verhaaltjes uit het boek vertelde. Het ABC werd zorgvuldig op een veilige plek bewaard; het ging mee toen de familie uit het kamp werd bevrijd en naar Nederland vertrok. Door die zorgvuldigheid heeft het boek weinig te lijden gehad. Later kreeg Pem het boek in haar bezit en werd het voor haar duidelijker dat het boek echt voor haar was gemaakt.

Max en zijn twee honden

Ik herinner me de eerste keer dat ik bij Pem thuis het boek zag. Het verhaal erachter raakte me diep. Nog nooit was ik zo dichtbij de verschrikkingen van een jappenkamp geweest en ik stelde me de vrouwen voor die steek voor steek dit werk hebben gemaakt.

Schaatsen in de tropen

Met Pem had ik een gesprek over wat ze moest doen met zo’n bijzonder boek. Ze vond dat het een goede bestemming moest krijgen na haar dood.  Aan een aantal musea bood ze het aan, maar er was weinig interesse. Merkwaardig vond ik dat omdat het zo’n bijzonder object is.

Het Rijksmuseum had er gelukkig wel belangstelling voor. De presentatie in het museum vond plaats op 19 mei 2022. Er is nog even sprake geweest om een facsimile van het boek uit geven, maar dat is tot nu toe helaas niet doorgegaan. Het ABC-boek is nu officieel opgenomen in de collectie van het Rijksmuseum; het is te zien in een vitrine op de afdeling 20ste eeuw in zaal 3.1.

Brief aan Martha

Amsterdam, 14 december 2022

Lieve Martha,

Ik wil je even laten weten dat ik genoten heb van onze ontmoeting op 5 december in het Van Gogh museum. Hoe vroeger je gaat, hoe rustiger het in het museum is; heel soms ben je dan alleen in een zaal! Toen ik je daar zag, waren er maar een paar bezoekers. Misschien zag je mij niet direct, ik jou wel, daar in de hoek van de zaal op de eerste verdieping. Die blouse ken ik maar al te goed.

Weet je overigens nog dat we elkaar ook zo plotseling tegenkwamen in Londen in de Hayward Gallery? Ergens in 1998 denk ik. De prachtige tentoonstelling Adressing the Century, 100 years of Art & Fashion vond ik zo indrukwekkend. Het lijkt wel of het altijd zo moet zijn. Dat onverwachtse, daar houd ik zo van, net als nu.

Altijd als ik je zie, komt ook Johanna bij me in beeld. Die heldere sprekende ogen! Je weet vast dat ik dol op haar ben, en helemaal toen ze opeens dat korte kapsel had. Ik kan me goed voorstellen dat ze het ideale model voor Gustav en Egon is.

Toen ik haar onlangs tegenkwam, was ze ook weer zo bijzonder gekleed in een zijden blouse met een dessin van geschilderde bladeren. Ze vertelde me dat jij dat dessin met de naam ‘Blätter’ had ontworpen en dat je de afgelopen jaren veel dessins hebt gemaakt voor de Wiener Werkstätte.

Waarom heb je mij dat nooit gezegd, Martha? Je weet toch dat ik graag gedessineerde overhemden draag en dit dessin zou mij ook goed staan. Ik zou het dan wel liever gedrukt zien op mooi dun katoen. Perfect voor de zomershirts met korte mouwen die ik elke zomer maak en die Jos en ik graag dragen. Aan iedereen zou ik dan vertellen dat jij die stof hebt ontworpen, want ere wie ere toekomt! Ach, ik snap het wel Martha;  jij bent iemand die daar niet zo mee te koop loopt in tegenstelling tot Johanna.

Wat is het fijn dat we elkaar kennen. Ik hoop zo dat we elkaar weer gaan zien. Misschien in Wenen?

Hartelijke groet van Jan

46. Het levenswerk van Rita Maasdamme

In het Amsterdam Museum is tot en met 12 maart de tentoonstelling ‘De Maasdamme Collectie: Scènes uit het koloniale verleden’ te zien.

Rita Maasdamme (1944 – 2016) werd geboren op Aruba. Als negenjarige maakte ze al stoffen poppen in klederdracht. Ze leerde hoeden maken en manden vlechten. In 1963 kwam ze naar Nederland waar ze een opleiding Coupe en Couture volgde.

Ze behaalde in 1965 de akte ‘Nuttig handwerken voor meisjes’ en werkte tot 1989 in het onderwijs als vakleerkracht handwerken, later als leerkracht handvaardigheid. Omdat ze  jarenlang in klaslokalen  spaanplaatgas oftewel formadehyde had ingeademd, werd ze afgekeurd. Haar creatieve geest hielp haar een nieuwe manier te vinden om zinvol bezig te zijn.

Collage van verschillende verhalen uit de Arubaanse cultuur; de Alto Vista kapel en op de achtergrond de Natural Bridge

Ze ging weer poppen maken, ongeveer 250, geen gewone poppen maar ‘creaturen’ zoals ze die noemde. Ze wou de gruwelijke koloniale geschiedenis verbeelden in diorama’s met haar creaturen in de hoofdrol. Een geschiedenis die in haar tijd niet werd verteld op school, maar waarvoor nu gelukkig de noodzakelijke aandacht komt.

Rita was een activistische kunstenaar die aan haar project heeft gewerkt tot het einde van haar leven. Voor ze aan een nieuw diorama begon, deed ze gedegen onderzoek. Ze las alles over die specifieke geschiedenis, reisde naar Suriname, Aruba en Curaçao om de verhalen op te schrijven of te tekenen. Thuis gekomen in haar huis in Amsterdam-West begon ze dan weer aan een nieuw avontuur waarin alles moest kloppen. Familieleden en vrienden werden ingeschakeld, gevangenen in de Bijlmerbajes timmerden haar diorama’s in elkaar en studenten van ROC’s hielpen ook vaak. Zo werd haar werk voordat het werd tentoongesteld al gedeeld met veel mensen.

Haar huis moet een schatkamer zijn geweest vol materialen die ze zeer georganiseerd bewaarde.

Aan het begin van de tentoonstelling staat een werktafel met bakjes vol verschillende spullen: kralen, traditionele stoffen, valse wimpers en veel meer.

Ze maakte sandalen van elastiek, brillen van metaaldraad, naaide kleine koto’s in de goede stoffen en vouwde angisa’s met de juiste betekenis. Haar poppen zijn allemaal bijzonder omdat ze er uitzien als mens en niet als een pop waaraan je niet kunt afleiden of het een man of vrouw is. Al haar creaturen hebben een  geslachtsdeel. Bovendien, en dat is bijzonder, ze hebben allemaal een naam die terug te voeren is tot de persoonlijke geschiedenis van degene die wordt verbeeld.

Het moet Rita Maasdamme een bijzonder gevoel hebben gegeven als een diorama af was en dat deel van die specifieke geschiedenis heel precies was verbeeld.

Niet al haar diorama’s zijn te zien in de tentoonstelling, maar je loopt als het ware door een groot deel van de koloniale geschiedenis. Een geschiedenis waarvan ik inmiddels wel wat weet, maar die hier heel heftig in beelden aanwezig is. We zien onder andere het verzet van de Marrons in Suriname en vrijheidsstrijder Tula op Curaçao.

De tentoonstelling begint met de verbeelding van de tot slaaf gemaakte mensen in Fort Elmina, nu het huidige Ghana. De Afrikaanse gevangenen worden door de slavenhandelaren het fort in gedreven om hen vervolgens via de Door of No Return te verschepen naar Amerika. Daar zullen ze verkocht worden. Het is een mensonterend beeld: de aan elkaar vastgebonden gevangenen en de zweep die hen voortdrijft. Wat een machtswellust spreekt eruit!

Een andere mensonterende manier waarop mensen tot slaaf werden gemaakt, is te zien in een diorama dat de gruwelijkheden van de West-Indische Compagnie laat zien. Een tot slaaf gemaakte heeft een brandmerk op zijn borst gekregen met de letters WIC. Zo is hij eigendom geworden van de WIC en heeft hij geen rechten meer als mens.

Aangrijpend is ook het kleine kind dat zich in wanhoop vastklemt aan het been van de moeder.

Naast nog meer gruwelijke, koloniale scènes is er natuurlijk ook Keti-Koti, oftewel het verbreken van de ketenen. Op 1 juli 1863 kwam er vanuit Nederland een formeel einde aan de slavernij. Door staatstoezicht vanuit Nederland op Suriname duurde het nog tien jaar voordat de echte vrijheid kwam. Tot die tijd moest er op de plantages door de nu ‘vrije mens’ voor een armoedig loon worden gewerkt. We zien timmerman Joseph die de ketenen doorhakt van een tot slaaf gemaakt man op blote voeten. Dat Joseph al eerder vrijkwam, is te zien aan de schoenen die hij draagt.

De tot slaaf gemaakte mensen mochten geen schoenen dragen. Ook daaraan is te zien hoe kolonialisme ontmenselijkt.

Gelukkig is er ook een vrolijk panorama, gewijd aan de Arubaanse muziekcultuur. Juan Chabaya Lampe (1929-2019), beter bekend onder zijn artiestennaam Padu del Caribe, zit achter zijn piano en zingt een van zijn composities. Daarom heen wordt gedanst. Misschien walsen ze wel op zijn beroemde nummer over de liefde ‘Abo So’ oftewel ‘Alleen jij’. Het kan niet anders of Rita heeft genoten van zijn muziek. Wie weet klonk de muziek van Padu toen ze aan dit diorama werkte en zong ze luidkeels mee.

Ik vond het een schokkende tentoonstelling die ik twee keer heb bezocht om alles goed te lezen en te bekijken, zowel vanuit de geschiedenis als vanuit het maakproces. Het is belangrijk om deze expositie te bezoeken; je ziet het kolonialisme nooit op deze manier verbeeld en die confrontatie komt indringend binnen. Ga er heen als je tijd hebt.  Als je in het onderwijs werkt, neem je leerlingen mee en laat ze zien waartoe heerschappij en macht over anderen kan leiden.

Aan het einde van de tentoonstelling word je gevraagd waar deze collectie permanent opgesteld zou moeten worden. Daar is eigenlijk maar één antwoord op: in het nog op te zetten Slavernijmuseum waar we al jaren op wachten.  

Brief aan Jacobin

Amsterdam, 7 december 2022

Cher Jacobin,

Al heel lang zit er in mijn hoofd een brief die ik je wil schrijven. Misschien ken je me niet meer, maar ik hoop dat door deze brief de herinnering weer boven komt. Jij en ik weten het, Jacobin is niet je echte naam. Die naam is ook minder belangrijk;  wat je gedaan hebt in je leven, daar gaat het uiteindelijk om.

Jullie waren altijd te herkennen op straat, vooral door de mutsen die jullie droegen. Rood en/of oranjerood waren ze, met rood-wit-blauwe linten of een cocarde in dezelfde kleuren. Ja, men wist wie jullie waren! Jouw muts was extra speciaal om dat iemand (je moeder, je vrouw, je dochter?) er de woorden ‘VIVE LES IACOBINS’ in kettingsteek op borduurde.

Op de avond van 11 januari 1999 ontmoeten we elkaar voor het eerst. Voor mij een onvergetelijke gebeurtenis waar ik na al die jaren nog vaak aan denk. Je komt niet elke dag iemand tegen die ergens voor staat en die de barricades opgaat omdat hij niet tegen ongelijkheid kan. Om die reden sloot je je in Parijs aan bij de revolutionaire groep ‘Les Jacobins’. De monarchie moest worden afgeschaft, de adel mocht geen privileges hebben en de macht moest bij het volk komen. Ik snap dat, want ik kan ook niet tegen machtswellust en ongelijkheid.

Wat moeten jij en die muts veel gezien en gehoord hebben! De pleinen waar de guillotines stonden. Het gejuich en geschreeuw van omstanders als er weer iemand naar het schavot werd gebracht. Maanden ging dit door, het bloed moet door de straten hebben gestroomd. De angst in de ogen van de ter dood veroordeelde machthebbers en uitbuiters, de laatste woorden die ze spraken. Het hoogtepunt was natuurlijk de onthoofding van Lodewijk XVI op 21 januari 1793 en dat van zijn vrouw Marie-Antoinette op 16 oktober van hetzelfde jaar. VIVE LA REPUBLIQUE moet er geschreeuwd zijn.

Al die beelden en geluiden moeten in jouw hoofd en in jouw muts zitten. Als die muts toch eens kon praten! Ik vraag me wel eens af wat jij daar echt van vond, of dat je het misschien toch te ver vond gaan. Hoe overtuigd van je eigen gelijk moet je zijn om te juichen als je koppen ziet rollen?

Of ik zo dapper ben als jij weet ik niet, maar van geweld moet ik niets hebben. Dat is natuurlijk makkelijk praten; ik weet hoe de Franse Revolutie is afgelopen terwijl jij er middenin zat en geloofde in een betere wereld.

De avond dat ik je voor het eerst zag, volgde ik een cursus Kostuumgeschiedenis bij Jacoba de Jonge. Zij had een grote verzameling en van haar lessen heb ik veel geleerd. Ik weet het nog goed, een les over de 18de eeuw; we zaten rond de tafel en ineens was jij er. Je was pas in bezit gekomen van Jacoba die er duidelijk van onder de indruk was. Ik voelde ook meteen een sterk contact met jouw verleden en een stuk wereldgeschiedenis en dat ben ik nooit kwijtgeraakt. Voor mij ben jij ‘Jacobijnen muts’ het meest bijzondere textiel dat ik ooit heb aangeraakt.

Ik heb ervoor gekozen deze brief in het Nederlands te schrijven. Je kunt tegenwoordig met een klik op de muis de tekst vertalen in jouw moedertaal.

Bien amicalement, Jean, (want dat is mijn Franse naam)

45. De vaste collectie van het MoMu

De catalogus van de eigen collectie van het ModeMuseum in Antwerpen heb ik al meer dan een jaar in  huis. Een kloek en lijvig boekwerk, 450 pagina’s bomvol tekst en prachtige foto’s. Over modeontwerpers beginnend bij de A van A.F.Vandevorst tot en met de Y van Yohji Yamamoto. Maar ook over onderwerpen als kant, de studie-collectie en schoenen.

Na ruim drie jaar gesloten te zijn geweest voor een grote renovatie ging het ModeMuseum in september 2021 weer open; in januari 2022 ging het echter voor acht maanden weer dicht vanwege een bouwfout bij de klimaatvoorziening. Voor de verbouwing was er geen plek in het museum om de eigen verzameling van ruim 38.000 stuks te laten zien. Daar is verandering in gekomen: op de begane grond is nu in glazen vitrines een deel van de vaste collectie te zien.

Midden: Josephus Thimister 2010/2011 – Rechts: Y/Project, Glen Martens 2020/2021

In het MoMu is de voortgaande geschiedenis van de mode en modehuizen te volgen. Dat is niet alleen belangrijk voor mensen die daar interesse in hebben, maar ook voor modeontwerpers van nu en in de toekomst. Een lange geschiedenis van een modehuis kunnen volgen, is een voorwaarde voor studie en onderzoek, en het kan een grote inspiratie zijn voor huidige modeontwerpers. Uit de bibliotheek en het depot kunnen schatten tevoorschijn komen die gebruikt kunnen worden als startpunt voor iets nieuws. Het MoMu volgt dus modeontwerpers in hun ontwikkeling; de belangrijkste ontwerpen met een eigen signatuur worden in hun collectie opgenomen.  

Links A.F. Vandevorst 1999 – Recht Ann Demeulemeester 1997

Het is niet eens een zo’n grote ruimte, maar er valt genoeg te zien voor de mode-en-textielliefhebber. De conservatoren van het MoMu kozen ervoor om de kleding thematisch tentoon te stellen.

Raf Simons 2017
Midden en rechts daarvan Raf Simons 1999/2000 – Rechts Veronique Branquinho 1998/1999

Zo loop je langs vitrines met onderwerpen als deconstructie van het witte hemd, kunst en mode en de zwarte cape.

Daarnaast is er een vitrine ingericht met de vrolijke breisels van de Antwerpse avantgarde modeontwerpster Ann Salens (1940-1994). Haar jurken vol kleur en franjes waren een inspiratie voor de damescollectie lente/zomer 2022 van Dries Van Noten. Zijn kleur- en materiaalgevoel, verwerkt in goede en draagbare kledingstukken, vind ik altijd adembenemend. Van hem staat er in de tentoonstelling een beeldschoon ensemble uit de collectie lente-zomer 2020.

Ooit, ergens in de jaren negentig paste ik een flessegroen, grof-ribfluwelen pak van Dries Van Noten in de helaas niet meer bestaande winkel van Gerda van Ravenstein op de hoek van de Keizersgracht en de Huidenstraat in Amsterdam. Ondanks dat ik geen ‘pakkenman’ ben, voelde ik me in dat kostuum fantastisch. Ik kon het op dat moment niet betalen; daar heb ik nu nog spijt van. Ik zou dat pak tot op de draad hebben versleten. Mocht ik het ooit vinden in een tweedehandswinkel in de goede maat, dan koop ik het direct.

In een van de vitrines zijn 18de-eeuwse ‘sitsen’ tentoongesteld. Rokken, jakken, kraplappen en kinderkleding van katoen vol handbeschilderde exotische bloemen. Ik heb er een grote liefde voor sinds ik ze voor het eerst zag.  Meer over sits kun je op dit blog lezen in ‘33. Een kasteel vol bloemen’.  

Soms doneert een verzamelaar een kledingstuk of een hele collectie. De grote, historische verzameling van ruim 2500 objecten van Jacoba de Jonge uit Amersfoort kwam in 2011 in het bezit van het MoMu. In 2012 organiseerde het museum de tentoonstelling ‘Een Leven in Mode’, vrouwenkleding 1750- 1950, uit de collectie Jacoba de Jonge.

Ik zag die prachtige expositie waarbij op de vloer kasseien waren geschilderd.

Oorlogsjurk in changeantzijde, 1940-1945
Gemaakt van de steenrode achterkant van de stof uit een japon van omstreeks 1898

Het leven van de burgervrouw kwam tot leven op verschillende momenten van de dag en de kleren die daarbij horen: ochtend- en huiskleding, namiddagjaponnen, sportieve kleding en veel meer.

Links avondjapon Christian Dior 1954 – Rechts avondjapon 1955 maker onbekend

Veelal gemaakt door onbekende kleermakers die een grote vakkennis in huis hadden. Soms door een modeontwerper van naam, zoals de japon met stola van organzazijde van Christian Dior uit 1954.

De bijbehorende catalogus kwam tevoorschijn tijdens het schrijven van dit artikel.

Zelf heb ik een aantal kostuumcursussen bij Jacoba thuis meegemaakt. We zaten rond een grote tafel waarop alle textielschatten van de avond werden uitgespreid. We bekeken jurken van binnen en buiten. We hoorden over de tijd waarin het kledingstuk werd gedragen en waarom de mode veranderde. Het waren waardevolle avonden vol schoonheid en lessen vol kostuumgeschiedenis. Daar pluk ik nu nog de vruchten van als ik naar modetentoonstellingen ga.

Wie Jacoba niet kent, krijgt door dit filmpje een mooi beeld van die bijzondere verzamelaarster.

En nu nog wat.

De wereld van textiel heeft veel kanten waarover iets geschreven kan worden. In mijn computer zitten heel wat onderwerpen en foto’s die strijden om voorrang. Daarom ga ik de komende tijd proberen om twee artikelen per week te schrijven. Een wat groter artikel zoals je van me gewend bent en een kleiner waarbij ik over iets specifieks ga schrijven.

Bereid je vast voor op een bijzonder historisch item dat een grote indruk op mij heeft gemaakt!

44. Mirror Mirror – De psyche van mode

Onlangs waren we vijf jaar getrouwd; een goede reden om samen een dag weg te gaan. Vanuit Amsterdam Centraal sta je in één uur en vijftig minuten in de prachtige stationshal van Antwerpen Centraal. Vandaaruit loop je makkelijk naar het verbouwde en net weer geopende ModeMuseum, kortweg MoMu.

Tot 26 februari 2023 is in het MoMu de tentoonstelling Mirror Mirror – Mode & de Psyche te zien.

Hierbij is de focus sterk gericht op het lichaam. Hoe kijken we naar onszelf en hoe bekijken anderen ons? Modeontwerpers houden ons een spiegel voor, maken ons vaak mooier door hun creaties en kunnen ons gevoel van eigenwaarde versterken.

Een tweede deel van de Mirror Mirror-tentoonstelling is te zien in museum Dr. Guislain in Gent. Dit museum over de geschiedenis van de psychiatrie exposeert kleding en kunst, gemaakt door kunstenaars die naast de modewereld werken of die inspiratie geven aan modeontwerpers. Denk daarbij aan outsiderkunst. Natuurlijk zijn we nu van plan om ook nog naar Gent te gaan.

In de catalogus van beide exposities staat een foto van de kunstenaar Giovanni Battista Podestà die een ongelooflijk fantasievolle jas en hoed draagt.

We zagen zijn kleding twee jaar geleden in het museum La Fabuloserie, 100 kilometer onder Parijs.

Van top tot teen dragen we elke dag kleren. Ze beschermen ons tegen kou, maar ook tegen impertinente blikken van medemensen. Kleren kunnen ons zekerheid geven of troost. Via kleding laten we zien wie we zijn in al onze kwetsbaarheid. Maar er is ook een andere kant. Modefoto’s van perfecte modellen kunnen onzekere gevoelens opleveren; zeker als je jong bent en ervan overtuigd dat er veel mankeert aan je uiterlijk. Door de ‘verkeerde’ kleding te dragen in een groep met specifiek kledinggedrag kun je buitengesloten worden of niet serieus genomen. Draag je een rood colbert in een omgeving van mannen in donkerblauwe pakken, dan is de kans groot dat je als een clown wordt gezien en dat niemand je serieus neemt, zeker bij het nemen van belangrijke beslissingen.

Naast veel spiegels, de tentoonstelling heet niet voor niets Mirror Mirror, staan er sublieme kledingstukken en kunstwerken die schoonheid uitstralen én vragen oproepen.

Bij binnenkomst kijk je naar een beeld van een man, gekleed in een geruit pak, die zijn handen voor zijn ogen slaat. ‘I Feel Perfectly Terrrible’ is de titel van het werk, gemaakt van keramiek, tweed, katoen, hoorn en hout door Dirk van Saene in 2021. Direct komt de vraag op: wil hij ons niet zien of mogen wij zijn gezicht niet zien? Voelt hij zich ongemakkelijk of schaamt hij zich? Voelen wij ons een voyeur door zo naar hem te kijken?

Hoe zou er naar de vrouw gekeken worden als ze op straat loopt in de platte uit cirkels opgebouwde jurk uit de collectie herfst-winter 2012-2013 van Comme des Garçons?

Of in kleding van hetzelfde merk uit de collectie voor lente-zomer 1997 met al die vreemde uitstulpsels waardoor het ideale lichaam wordt vervormd. Bestaat dat ideale lichaam eigenlijk wel of is het een verzinsel?

De spectaculaire jurken van Noir Kei Nimoniya scheppen door hun materialen afstand, maar trekken juist door die afstand ook enorm aan.

Wat zou er gebeuren als je er in een drukke winkelstraat mee gaat lopen? Of ermee in de metro staat? Welke reacties zou je krijgen? Ik vond ze feestelijk en prachtig.

Tachtig meter tule zit er in de volumineuze jurk van ontwerpster Molly Godard. Zegt ze daarmee dat vrouwen hun plaats in de maatschappij moeten innemen? Dat ze met zo’n enorme jurk heel groots kunnen laten zien dat ze er zijn? Of is het een statement dat er geen eind komt aan groei en luxe?

Simone Rocha laat aan één kant van haar jurk de rok opbollen waardoor een vervreemdend effect ontstaat. Is het een verzakte heup of doet de wind dit stuk stof opbollen? Geeft ze zo kritiek op de idealisering van het perfecte lichaam?

Naast nog meer waanzinnig mooie kledingstukken die veel vragen oproepen, zijn er kunstwerken te zien. Bijvoorbeeld ‘Something Celia Said’ van Sarah Lucas uit de serie ‘Bunny Girls’ (2019). Een vrouwenfiguur opgebouwd uit opgevulde nylonkousen. Het beeld straalt kwetsbaarheid uit en geeft de ongemakkelijke, maatschappelijke positie weer waarin vrouwen zich vaak bevinden.

Van Genieve Figgis hangen er schilderijen, geïnspireerd op klassieke meesterwerken. In het werk ‘Vanity Fair’ zien we mannen en vrouwen met gezichten als maskers in een decadente omgeving. Is de klassieke schoonheid uit 18de eeuw hier verworden tot vlekken en ruwe penseelstreken of was die tijd niet zo mooi als we hem voorgespiegeld krijgen?

Van links naar rechts ontwerpen van: C.F. Worth, Ana de Pombo, Jeanne Lanvin

Mannequinpoppen of etalagepoppen kunnen verhalen vertellen. Nog nooit had ik in het echt de miniatuurpoppen gezien van het Théâtre de la Mode. In het Pavillon de Marsan in Parijs opende op 27 maart 1945 een tentoonstelling van 237 miniatuurpoppen met dag- en avondkleding, ontworpen door bekende Parijse couturiers en met grote zorgvuldigheid gemaakt. Stel je voor: Frankrijk direct na de Tweede Wereldoorlog, de economie van het land ligt in puin en deze expositie trekt bijna honderdduizend bezoekers. Het Syndicat de la Couture Française gaf door het organiseren van deze expositie een signaal van hoop af vol elegantie en creativiteit. Mode was niet gestorven door de oorlog!

In Engeland gebeurde in dezelfde tijd iets soortgelijks. Het Londense Couturehuis Lachasse stuurde een bijzondere pop de wereld in. Miss Virginia Lachasse was een mannequin van het huis. Van haar werd een kleine modepop gemaakt met een garderobe van 115 stuks.

Van miniatuur zakdoeken tot nylon kousen, van mantelpak tot bontjas: Virginia ziet er op elk moment van de dag perfect uit. Ze werd in verschillende Engelse steden tentoongesteld om geld in te zamelen voor het Fund for the Blind.

Wat gebeurt er als je anders omgaat met een etalagepop? De poppen uit 2002 van kunstenaar en modeontwerper Ed Tsuwaki hebben een heel lange hals waardoor ze bijna het plafond raakten van zijn winkel. Invloed van Modigliani?

De Nigeriaanse modeontwerper Kenneth Ize presenteerde zijn herfst-wintercollectie 2019 -2020 op zwarte etalagepoppen die werden geplaatst in de drukke straten van Lagos. Het moet voor het modepubliek vervreemdend zijn geweest om te zien dat mode zo werd neergezet. Uiteraard gaf de modeontwerper hiermee ook een politiek statement.

Het laatste deel van de tentoonstelling is gewijd aan avatars en andere digitale kunstwerken die sommige modemerken gebruiken bij de presentatie van hun kleding. Ik snap de link van technologie en mode, maar eerlijk gezegd ben ik meer iemand die ervan geniet om kleding in het echt zien.

Terug in de trein bedacht ik me hoe vreemd het is dat Nederland geen echt Modemuseum heeft. In België zijn er maar liefst drie: in Antwerpen, Hasselt en Brussel. Wat steekt Nederland daar schamel bij af! Natuurlijk zijn er af en toe prachtige modetentoonstellingen in Nederland, maar die zijn altijd onderdeel van een groter kunstmuseum.

Tot 1992 zat er in de Loeff Berchmakerstraat in Utrecht het Historisch Kostuum Museum. Daar is veel over te doen geweest las ik in dit artikel. Een deel van de collectie is nu in het bezit van het Centraal Museum.

Zeeuwse streekdracht & Surinaamse Koto’s in de laatste tentoonstelling in het Klederdrachtmuseum

Aan de Herengracht in Amsterdam was tot juni 2020 het informatieve en vrolijke Klederdrachtmuseum gevestigd. Het moest de deuren helaas sluiten door te weinig bezoekers. Corona heeft het museum de nekslag gegeven; door die lage bezoekersaantallen kwam het niet in aanmerking voor financiële ondersteuning. Heel jammer. En een grote schande.

Ook het schitterende Tassenmuseum in Amsterdam, het enige in de wereld, is permanent gesloten. Waar die schitterende collectie is gebleven, weet ik niet.

Mocht er ergens een serieus initiatief zijn om plannen te maken voor een zelfstandig ModeMuseum in Nederland, dan zou ik er graag aan meewerken.