85. De stoffen van Frans H.

Vaak als ik naar een tentoonstelling ga waar een schilder centraal staat, richt ik me op de textiel die is geschilderd. Zo ook bij de tentoonstelling Frans Hals (Antwerpen, 1582/1583 – Haarlem, 26 augustus 1666) in het Rijksmuseum. Zijn portretten van mannen, vrouwen en kinderen vertellen verhalen in textiel.

Huwelijksportret van Isaac Massa en Beatrix van der Laen, ca. 1622

Je ziet er veel zwarte stoffen. Het was duur om stof zwart te verven dus alleen de rijken in de stad konden zich dat veroorloven. Zwart wollen laken werd vaak gedragen door mannen. Hun wambuis sluit met zwarte stoffen of zilveren knopen, die door festonneerde knoopsgaten gaan. Alles met de hand gemaakt natuurlijk. Het zou nog lang duren voor de naaimachine zijn intrede deed.  

Voor de dames van stand waren er lijfjes en rokken in glanzende zijde, vol ingeweven motieven zoals vogels en anjers, de klassieke symbolen van huwelijk, liefde en trouw.

Het keurslijf sluit met een rij glimmende, gouden knoopjes.

Als waardige echtgenote hielden ze witte huwelijkshandschoenen vast, gemaakt van het zachtste leer dat er te koop was in die tijd. Sommige dames kleedden zich sober; dat paste bij hun calvinistisch geloof.

Andere dames wilden met gouden franje, borduursels en grote rode strikken van zijde juist aan de buitenwereld tonen hoe welgesteld ze waren.  

Natuurlijk is er heel wat kant te zien op de portretten van Frans Hals.

Heel veel kant op de portretten van de rijke dames,  maar ook op die van de heren.

Zelfs de kleine Catharina Hooft droeg in haar babytijd voor een fortuin aan kant. Er moest met haar gepronkt worden! Lekker buiten ravotten was er in die kleding vast niet bij.

In de 17de eeuw was kant een statussymbool. Hoe meer kant je kon showen, hoe hoger je positie in de samenleving was en hoe meer indruk je maakte.

Dit gold niet alleen voor vrouwen; ook de mannen droegen kant in overvloed. Kanten kragen, kant als omslagen bij laarzen, kant aan de bovenkant van handschoenen of aan de onderkant van glanzende sjerpen.

Kant was macho in die tijd en dat liet je maar al te graag zien als je lid was van de schutterij.

Pieter van den Broeck, lakenkoopman in dienst van de VOC

Het moge overigens duidelijk zijn dat veel geld in die tijd werd verdiend door als koopman voor de VOC te werken. Kant met een zwarte rand zou je het tegenwoordig kunnen noemen.

Naast al dat kant voor mannen was er ook uitbundig geborduurde herenkleding. Goudborduursel op de mouwen of een heel wambuis geborduurd met felle kleuren zijde.

De lachende cavalier had vast heel wat tijd nodig om zich klaar te maken voor de dag.

Al die lagen over elkaar en daarbij dan nog die uitbundige kraag. Hij had vast en zeker veel bekijks als hij trots als een pauw door de straten paradeerde.

Naast al die rijke mensen op huwelijksportretten schilderde Frans Hals ook de gewone man of vrouw: zijn eigen kinderen, straatfiguren, muzikanten, drinkers en wat het Rijksmuseum zo keurig en modern sekswerkers noemt.

Dat is bijzonder omdat die portretten niet als betaalde opdracht werden geschilderd.

Hoe grappig is het om te zien dat die gewone lieden allerlei hoofddeksels droegen in verschillende soorten, maten en materialen.

Van grote, vilthoeden met slappe rand tot koddige kalotjes en mutsjes.

Baretten met lange, dansende veren was dan weer in de mode voor rijke jongemannen.

De verschillen in de samenleving van toen waren natuurlijk enorm. Het merendeel van de bevolking was arm; alleen de rijke toplaag kon het zich veroorloven om zich luxe te kleden. Ondanks deze grote en verschrikkelijke verschillen zou ik graag even in die tijd willen zijn om vanuit een stille hoek al die mensen eens rustig te bekijken. Dat kan natuurlijk niet en ik moet het doen met die schitterende schilderijen die tot 9 juni in het Rijksmuseum te zien zijn.

83. Een weekend vol Textielverhalen

Borduurwerk van deelnemers aan het project de Nieuwe Tempel

Soms maak je iets mee dat nog dagen door blijft suizen in je hoofd. In dit geval een weekend in Klooster New Loreto in Simpelveld waarin ook het museum De Schat van Simpelveld is gehuisvest. Over dat museum ga ik nog een apart artikel schijven.

De buitenkant van de Tempel wordt bekleed met textiel dat geverfd is met koffiedrab

Ellis Schoonhoven vroeg me een lezing te geven in de kapel van het klooster waar op dit moment de tentoonstelling SPIRIT + MATTER = ESSENCE is te zien.

Spelden en naalden klaar voor gebruik Foto: Yuan Schoonhoven

Je kunt er het maakproces volgen van de Nieuwe Tempel: een textiele sculptuur waarin eeuwenoude symbolen uit allerlei culturen en wijsheidtradities zijn verwerkt. In dit artikel in het tijdschrift Happinez lees je er meer over.

Een deel van de binnenkant van de tempel met zich op het kleine ontwerp

Die symbolen voor de binnenkant van de tempel worden in gouddraad geborduurd door vrijwilligers. Ondertussen borduren 1300 handen steek voor steek mee aan dit project en er doen steeds meer mensen aan mee.

Textielboeken vol geborduurde symbolen die een plaats krijgen in de tempel

Verbinding is het waar het bij dit bijzondere werk om draait: verbinding met jezelf, de ander, de natuur en de wereld om je heen.

In de kapel ontmoetten we Ellis Schoonhoven en veel deelnemers aan de lezing die op zondag zou plaatsvinden. Ze kwamen uit alle delen van Nederland. In de lichte kapel was veel te zien.

Werk van Ellis Schoonhoven

Een groot gouden altaar, een lange tafel waaraan werd geborduurd, gouden borduursels en andere kunstwerken aan de wanden, op tafels en in de ruimte.

Werk van Ellis Schoonhoven

En stond een Nieuwe Tempel op miniatuurformaat en het begin van de echte.

We kookten samen een maaltijd, dronken wijn en zoals het vaak gaat met samen eten ontstond er een mooie en intieme sfeer.

Zondagmorgen begon ik met de voorbereiding van de lezing in de kapel. Op twaalf krukjes verborg ik onder oude handgeweven linnen theedoeken uit Slowakije mijn textielverhalen.

Ellis en Jan Foto: Yuan Schoonhoven

Je zou kunnen zeggen dat het mijn biografie is in stoffen en draden. Welke verhalen dat zijn vertel ik hier niet omdat de lezing ergens dit voorjaar nog herhaald gaat worden in Nijmegen.

Voor alle deelnemers aan de lezing had ik met gouddraad op oud linnen hun naam geborduurd. Bij binnenkomst in de kapel kregen ze die opgespeld.

Dichter Jos van Hest

Tijdens de lezing droeg Jos van Hest gedichten voor die met het onderwerp textiel te maken hadden.

Foto: Yuan Schoonhoven

Het was bijzonder om te zien en te merken wat mijn woorden en Jos zijn voordracht deden met de aanwezigen. Herkenning, geraakt worden, ontroering, diep gezucht, vrolijk gelach en ook opwellende tranen. Een intense verbinding met elkaar. Buitengewoon en heel verrassend om dit samen mee te maken op die speciale plek in Zuid Limburg.

Na de lezing Foto: Yuan Schoonhoven

Alle deelnemers hadden van mij een mail gekregen met het verzoek om iets van textiel mee te nemen waar een verhaal aan vast zit. Na een korte pauze kwamen die ontroerende textielverhalen op tafel. Over een tafellaken dat ondanks dat er weinig geld was in het gezin toch door de moeder werd geborduurd en dat nog steeds door haar dochter wordt gebruikt. Over een kimono waar je je echt jezelf in voelt. Een borstrok van een vader die de tweede wereldoorlog overleefde. Er was het toddellapje uit de baby- en peutertijd en een fijnzinnig hemdje van een moeder die niet zoveel van haar emoties liet zien. Er kwam een schitterende, meterslange ‘Souvenir de ma Jeunesse’ op tafel die we uitrolden op de vloer zodat we de lap vol verschillende handwerktechnieken goed konden bekijken.

Bij elk meegebracht stuk textiel zat een verhaal of herinnering, prachtig om naar te luisteren en mooi om te bekijken. Die verhalen zouden eigenlijk opgeschreven moeten worden om duidelijk te maken hoeveel waarde textiel heeft in een mensenleven. Ik droom erover om een boek te maken met die verhalen en bijbehorende foto’s. Wie weet ergens in de toekomst.

Werk van Ellis Schoonhoven

Het was een bijzonder en rijk voelend weekend. In het voorjaar gaan we de lezing nog een keer herhalen in het atelier van Ellis Schoonhoven en de Nieuwe Creatieven in Nijmegen. Daar verheugen we ons nu al op.

Natuurlijk ga ik mee borduren aan dit bijzondere project. Een borduurbox ging mee naar huis. Toen ik die openmaakte, lag er een kleine gedroogde narcis en onder goudpapier het teken dat ik ga borduren.

Hemel Vader en Aarde Moeder, het mannelijke en het vrouwelijke, verbonden in een symbool van Indianen.

Hoe mooi dat mij nu juist dat symbool ten deel viel!

82. Verhalen van Textiel

Facebook is een platform waarop soms bijzondere dingen gebeuren. Ellis Schoonhoven en ik volgen elkaar al een tijd op Facebook, maar in het echt hadden we elkaar nog niet ontmoet. Sinds afgelopen november werkt Ellis met veel mensen aan de realisatie van De Nieuwe Tempel in Museum De Schat van Simpelveld, Zuid-Limburg. Met de titel Spirit + Matter = Essence is er nu een tentoonstelling te zien waarbij De Tempel een belangrijk onderdeel is.

De Tempel in wording in de kapel van het klooster Foto: Moniek Wegdam

Die tempel is gemaakt van textiel waarop symbolen worden geborduurd met gouddraad. Er borduren zo’n 1300 mensen mee aan dit project.

Humility & Strength Foto: Ellis Schoonhoven

Toen ik er voor het eerst over las, sprak het idee me direct aan. Vanuit zachte krachten gezamenlijk een tempel bouwen in een wereld waarin hard egoïsme, hopeloze agressie en consumptief materialisme het vaak voor het zeggen hebben.

Hunab Ku Foto: Ellis Schoonhoven

Op 27 januari plaatste Ellis Schoonhoven een bericht over de fantastische opening van haar project en hoe het haar had geraakt. Ik reageerde daarop en zo ontstond het volgende gesprek.

Ik: Prachtig en waardevol Ellis, voor jou en alle mensen die er aan meewerken.

Ellis: Dank je Jan. Ik kan me voorstellen dat jij heel inspirerend zou kunnen vertellen vanuit deze plek.

Ik: Dat zou ik misschien wel kunnen.

Ellis: Laten we verbinding maken een dezer dagen.

Ik: Gaan we doen.

Benieuwd waar dit woord voor staat? Foto: Jan ter Heide

Die verbinding kwam er met de vraag of ik een Artist-talk zou willen houden, een lezing over textiel. Ik vind de Nieuwe Tempel prachtig passen in de moeilijke tijd waarin we nu leven. Het initiatief zorgt voor verbinding tussen veel mensen en geeft een sterk gevoel van saamhorigheid. Ook vanuit mijn grote interesse in textiel voel ik me ermee verbonden. Daarom zei ik ‘ja’ op haar verzoek. Op zondag 25 februari ga ik op een interactieve manier in gesprek met deelnemers onder de titel ‘Verhalen van Textiel’. Dit is mijn aankondigingstekst:

Achter kleding en ander textiel schuilen vaak bijzondere verhalen.

Wie maakte het? Hoe komen we eraan?

Ligt het al jaren in de kast? Waarom bewaren we het?

Gebruiken we het met enige regelmaat?

Veel textielverhalen van ‘gewone mensen’ zijn bijzonder, maar we horen ze bijna nooit.

Ik ben sinds mijn jeugd geboeid door verhalen die in textiel verweven zijn.

Over het hoe en waarom vertel ik in een dialoog met het publiek. 

Wat voor geschiedenis zit er achter mijn textiel verborgen?

Onder het motto ‘delen is vermenigvuldigen’ ben ik benieuwd

naar jouw textiel en de verhalen en herinneringen die daarbij horen.

We gaan er met elkaar naar luisteren en dat zorgt voor verbinding en inspiratie.

Dichter Jos van Hest draagt passende textiel-gedichten voor.

Er is plaats voor 50 gasten.

Na aanmelding ontvang je een mail van me.

Ik weet, Simpelveld ligt niet naast de deur.

Mocht je willen komen, er is een mogelijkheid om voor weinig geld te overnachten in het klooster.

Schitterend geborduurd door de Zusters die in het klooster hebben gewoond en gewerkt.

Naast de lezing en het bezoek aan de tentoonstelling is er ook veel textiel en borduurwerk in het museum te zien van de Zusters die in het klooster hebben gewoond. Daar ben ik erg nieuwsgierig naar.

Informatie om je aan te melden vind je HIER.

Zie ik je misschien?

Over Jan ter Heide en Jos van Hest

Jan ter Heide studeerde HBO Cultureel Werk op sociale academie De Jelburg en modeontwerp aan Kunstacademie in Arnhem. Hij werkte 32 jaar als docent modevorming in het MBO en HBO en vormde samen met Evelien Verkerk een kunstenaarsduo dat werkte met textiel als materiaal. Sinds drie jaar geeft hij rondleidingen in musea in Amsterdam. Hij is vrijwilliger in het textieldepot van het Amsterdam Museum en schrijft regelmatig op het blog TextielLiefde over zijn passie en interesse voor textiel.

Jos van Hest is werkzaam als dichter, presentator en poëziedocent.

81. Visioenen in Textiel

Museum Krona in Uden. Ik was nog nooit in dit bijzondere museum geweest, gevestigd in een abdijcomplex van de zusters Birgittinessen. Er wonen nog maar enkele zusters in een deel van het complex.

Een ander deel wordt gebruikt voor tentoonstellingen. Tot 2 april 2024 is er de expositie ‘Aan de rand van de Hemel: Visioenen’ te zien.

Wat is een visioen? Van Dale zegt er het volgende over: ‘Het zien van personen, zaken enz. die op een natuurlijke manier niet te zien zijn.’ Op Wikipedia lees ik: ‘Een visioen (afkomstig van het Latijnse visio: zicht,zienswijze) is een subjectieve ervaring van iets dat zintuigelijk niet waarneembaar is, maar voor de persoon zelf werkelijkheid lijkt te zijn, en waaraan in religieuze zin door de persoon voorspellende waarde wordt toegeschreven, ingegeven door een bovennatuurlijke of mystieke kracht.’

In de kleine, prachtige catalogus lees ik over de tentoonstelling: ‘Aan de rand van de Hemel: Visioenen’ toont het werk van hedendaagse, vrouwelijke kunstenaars met een visionair karakter in het historisch perspectief van vrouwelijke visionairs als Hildegard van Bingen, Birgitta van Zweden en Jeanne d’Arc.’

Detail Changes – It’s no game (2020) Alexandra Drenth

Dwalend door de verschillende ruimtes viel me de grote hoeveelheid werken in textiel op. Vroeger was textiel het domein van de vrouw. Als meisje was je van oudsher voorbestemd om te trouwen en bij de huwelijkse staat hoorde ‘nuttige handwerken’ zoals breien, mazen, naaien en borduren. Toen ik in de jaren zestig op de lagere school zat, kregen meisjes handwerken en jongens handenarbeid. Ik vond handenarbeid leuk maar handwerken had ik ook leuk gevonden. Er was een tijd dat handwerken niet populair was. Zelf heb ik leren breien eind jaren 70. Sinds een aantal jaren is textiel een materiaal dat door kunstenaars wordt gebruikt en zit het niet meer in de hoek van vrouwelijk en tuttig. Gelukkig maar.

Op de expositie was een grote diversiteit te zien in verschillende textiele materialen en bewerkingen. Het werk ‘How is Your Own Death So Inconceivable’ van Emma Talbot is gemaakt van beschilderde, zijden doeken vol kleur, figuren en symbolen.

Het werk ‘Mombathiseni’ van Buhlebeze Siwani bestaat uit gekleurde, wollen koorden zoals veel vrouwen in Zuid-Afrika die dragen.

 Alexandra Drenth, haar werk kenmerkt zich door verfijnde borduursels. In haar ‘Mantel der Liefde’ zijn ze aan de binnenkant aangebracht, alsof niemand het mag zien.

Haar kledingstuk ‘Soft Wild Promises’ lijkt bijna obsessief geborduurd aan de binnen- en buitenkant. Haar werk maakte grote indruk op me.

Niet alleen door de duizenden steken die erop te zien zijn, maar ook omdat het op een bijzondere manier verhalen vertelt.

Aan de wand hangen drie geweven wandtapijten van Kateřina Gabriel Konarovská. Ze vertellen dromen die gecombineerd worden met ervaringen van overdag.

Soms lijken het folkloristische afbeeldingen die uit kinderboeken komen of griezelverhalen van deze tijd.

Haar werk hangt ook tot en met 10 maart in het Kunstenlab in Deventer.

Fiona Lutjenhuis maakte in opdracht van het museum een serie van twaalf mantels, ook wel blessumes genoemd. De afbeeldingen zijn geïnspireerd op jeugdherinneringen van haar opvoeding in het meditatiecentrum Malva in Uden.

Ze worden bij bijzondere optredens van het koor Volgspot gedragen. Ze leken te dansen in de ruimte.

 Madge Gill, ik had nog nooit van haar gehoord of werk van haar gezien. Deze autodidactische kunstenares werkte ook onder de naam Myrninerest, haar spirituele gids. Vaak dwangmatig werk dat ze begon te maken toen ze op haar 38ste bezocht of bezeten werd door deze geest. Ze heeft daardoor een ongelofelijk groot oeuvre van tekeningen, schilderingen en werken van textiel.

Enkele van haar geborduurde creaties liggen in vitrines. Ze lijken op kleine tapijten vol kleur en glans. Ik werd er door geraakt; achter elke steek zit haar spirituele gids, maar Madge Gill borduurde ze.

In de winkel van het museum kocht ik het boek over haar dat naast veel afbeeldingen van haar werk ook het verhaal van haar leven vertelt.

Een leven dat tragisch begon en waarin veel dieptepunten zaten. Je zou kunnen zeggen dat zij dankzij Myrninerest het leven aan kon. Ik ben zeer geraakt en gefascineerd door haar werk en hoop dat ik in de toekomst nog meer van haar creaties zal zien.

 

77.  Parijs 1905-1925

Paris de la modernité (1905-1925)’ heet de schitterende tentoonstelling die tot 14 april 2024 te zien is in het elegante Petit Palais. Het zijn de jaren waarin veel ontwikkelingen plaats vonden op technisch en cultureel gebied. ‘Les Années folles’, ook wel de ‘Roaring Twenties’ genoemd, roepen altijd beelden op van paren die de charleston dansen, de voorstellingen van de Ballets Russes met sterdanser Vaslav Nijinsky en de jurken van Jeanne Lanvin en Paul Poiret. Dit en nog veel meer is te zien in de expositie die een waar feest voor het oog is.

Gino Severini (1883-1966) La Danse du pan-pan au Monico

De tentoonstelling laat naast schilderijen, beelden, video’s en voertuigen ook veel textiel en mode zien. Daarover gaat dit artikel.

In een vitrine zijn schitterende kledingstukken van Paul Poiret tentoongesteld. Duidelijk is te zien dat hij niets moest hebben van het dwingende korset.

In plaats daarvan gaf hij vorm aan rijk bewerkte rechte jurken die de draagster veel bewegingsvrijheid gaven. 

Beroemd is Poiret geworden met zijn jurken die de invloed van het oosten laten zien, zoals in zijn beroemde ‘lampekaptuniek’ oftewel de ‘robe abat-jour’.

Zelf vond ik de geborduurde top met muts, gedragen door zijn echtgenote Denise Poiret, prachtig door het gestileerde patroon van bloemen. Het behang op de achtergrond is een kopie van een origineel Poiret-ontwerp, gemaakt voor zijn interieurbedrijf Atelier Martine dat hij naast zijn couturehuis dreef.

Van de beroemde mode-illustrator Romain de Tirtof , die onder het pseudoniem Erté onder andere voor het Amerikaanse tijdschrift Harpers Bazaar tekende, hangen er een aantal  illustraties aan de wand.

Toevallig kocht ik onlangs op de winterdag van de Nederlandse Kostuumvereniging een schitterend boek vol modeillustraties van zijn hand.

Hij brengt elegantie en dramatiek bij elkaar.

Twee mannequins dragen theaterkleding ontworpen door Nicolas Roerich voor het ballet Le Sacre du Printemps van Sergej Diaghilev met de beroemde danser Vaslav Nijinsky. Een woeste beer kijkt je aan die kleding draagt met folkloristische, Russische motieven.

In het midden van een zaal stond een duidelijk militaire jas die direct mijn aandacht vroeg. Hij is gemaakt van blauwe, wollen stof met de naam ‘blue horizon’. Op de jas zogenaamde granaatknoppen met een afbeelding van een granaat met gespreide vlam.

Tot mijn verbazing bleek het een ontwerp te zijn van Poiret. Tussen 1914 en 1918 vond de Eerste Wereldoorlog plaats; Paul Poiret sloot zich op 14 augustus 1914 aan bij de Territoriale infanterie. Natuurlijk bekeek hij de militaire outfit door zijn ogen als modeontwerper. Hij kwam met een aantal verbeteringen: voor het maken van de overjas zou minder stof nodig zijn en de legerjas zou gemakkelijker gemaakt kunnen worden. Het werd geen succes.

De jas was te kort, de zakken te klein voor munitie en hij was niet warm genoeg. Iemand anders kreeg de opdracht om een betere versie te maken.

In een volgende zaal zag je ontwerpen van Jean Patou en Madeleine Vionnet.

Ingenieus vond ik het gebruik van de rood-zwarte streepstof in het ontwerp van Patou en het kralenborduurwerk op de feestelijke schuin van draad geknipte japon van Vionnet.

Mooi vond ik ook de grafische ochtendjapon van Poiret in de op een na laatste zaal.

In die laatste zaal waren dan eindelijk de ook letterlijk sprankelende japonnen uit 1925 van Jeanne Lanvin te bewonderen.

Zij was de modeontwerpster die de tijd perfect aanvoelde door haar visionaire blik. Artistiek, feestelijk, supervrouwelijk en elegant zijn woorden die bij haar passen.

Het moet voor een vrouw – we hebben het hier wel over vrouwen uit de superrijke klasse –  adembenemend zijn geweest om zo’n avondjapon te dragen en ermee naar een uitbundig feest te gaan.

Hoeveel ogen hebben er niet met bewondering naar staan kijken? Ik in elk geval,samen met veel bezoekers van deze tentoonstelling.

Naast die bewondering speelt in mijn achterhoofd altijd het schrijnende inzicht mee dat de meeste mensen destijds niet konden genieten van die opwindende tijd. De verschillen tussen de kleine, rijke klasse en de onderlaag waren erg groot. Het merendeel moest sappelen om rond te komen. De onderlaag, waartoe de werkneemsters op naaiateliers behoorden, hebben die schitterende jurken gemaakt tijdens lange werkdagen tegen een lage beloning.

75. Parijs met Iris

Ondertussen ben ik al weer ruim anderhalve week thuis van onze jaarlijkse trip naar Parijs. Eerste kerstdag met de Eurostar vroeg heen en op 2 januari laat terug. Alle dagen waren gevuld met prachtige tentoonstellingen. Er was dit keer veel mode en textiel te zien, heel veel mode en textiel.  Om dit allemaal in één bericht op te nemen, is onmogelijk. Daarom ga ik een serie kleine berichten schrijven, natuurlijk met de nodige foto’s. Het worden er zeven!

Nog voor ons verblijf in Parijs lag er al een lijst met onderwerpen waar ik niet aan toe was gekomen en die lijst is na Parijs al weer langer geworden. Kortom, het is tijd voor een textiel-inhaalslag!

Op de eerste dag bezochten we het Musée des Arts Décoratifs om de tentoonstelling ‘Sculpting the Senses’ van ‘onze Nederlandse’ Iris van Herpen te zien. Ik heb haar collecties vanaf het begin van haar carrière gevolgd. Om alles achter elkaar te zien, met haar inspiratiebronnen erbij, was, zoals Engelsen zo treffend zeggen: mindblowing!

Je dwaalt van thema na thema door twaalf zalen die allemaal rijk zijn gevuld. De kracht van haar ontwerpen ligt in een grote variatie van vorm en materiaal. Mode en technologische ontwikkelingen, zoals het gebruik van 3d-printer, zet ze in voor een aanmerkelijke vernieuwing in het maken van kleding. Haute-couture kleding welteverstaan, omdat ze net als het modehuis Viktor & Rolf toegetreden is tot de Chambre Syndicale de la Haute Couture. Daarom mag ze haar collecties showen tijdens de haute couture fashionweek in Parijs.

Al in de eerste zaal zie je direct dat het om heel andere kleding gaat dan die je kent van modeshows en modebladen of die op straat tegenkomt. Hier zie je een jurk die lijkt op een plas water die opspat met daarnaast een jurk die duidelijk niet op een naaimachine in elkaar is gezet.

Ronde vormpjes zijn met kleine stripjes aan elkaar gemaakt.

Paco Rabanne, 1967

Het deed me denken aan de manier van werken van Paco Rabanne in de jaren 60 en 70. Ook hij construeerde jurken op een heel andere manier dan we toen gewend waren.

Je loopt langs jurken die, als je er langs gaat, langzaam bewegen en waar duidelijk de invloed van de zee in te zien is.

Vormen van plankton, zeedieren als kwallen en eencelligen vinden een weg in de jurken.

Andere ontwerpen komen voort uit een grote betrokkenheid bij de natuur die onder druk staat.

De kleding van Iris van Herpen vraagt, alleen al door er te zijn, een gevoelige en stevige aandacht voor de problematiek van natuur en milieu.

Bij een deel van de presentatie werden films geprojecteerd achter de jurken.

Daardoor leken de jurken ook steeds te veranderen en ontstond er een zichtbare samenhang tussen natuur en kunst.

Structuren, zowel natuurlijke als kunstmatige, zijn terug te vinden in veel van haar creaties.

Iris van Herpen werkt daarvoor vaak samen met mensen die iets toe kunnen voegen zoals wetenschappers of architecten.

Door die coöperatie ontstaat er een nieuw soort couture en komen er oplossingen om kleding te produceren op een milieuvriendelijke manier.

Mooi is als je op de expositie de creaties ziet bewegen op video’s: dan komen ze echt tot leven. Op 5 juli 2012, tijdens de coronabeperkingen showde ze op 5 juli 2021 haar collectie Earthrise digitaal. De vrouwelijke wereldkampioene parachutespringen Domitille Kiger hangt in de lucht als een Madonna gekleed in een blauwe jurk uit de collectie. Van te voren was uitgezocht of de jurk niet uit elkaar zou vallen door de snelheid en luchtdruk.

Op de video vanaf 4.57 zweeft het model spectaculair door de lucht.

Op de eerste verdieping beland je in het ‘atelier’ van Iris van Herpen waar volop geëxperimenteerd wordt.

De wanden zijn gevuld met de meest prachtige textielproeven, bizarre probeersels, uitgewerkte testen als miniaturen.

Voor mij als textielliefhebber was het daar een waar walhalla van kleur, vorm, structuur en textuur.

Dwalend door de laatste zalen vol wonderlijke en bijna onmogelijke schoonheid kom je uiteindelijk in de laatste ruimte.

Daar is het een waar feest met spiegels en spetterende, kleurrijke jurken waarvan een deel door de ruimte lijken te zweven.

We hadden drie uur nodig om alles goed te bekijken.

Ik kon maar niet begrijpen hoe het allemaal is gemaakt is en ik vroeg me af wat er toch in het hoofd van Iris van Herpen omgaat om zo innovatief en briljant te werken.

De tentoonstelling is te zien tot 28 april 2024.

74. Farming Textiles

Terwijl ik schrijf aan een artikel over boeken en er nog achterstallig werk ligt dat ook een artikel moet worden, komt er een tentoonstelling langs waarvan ik erg onder de indruk ben. Meestal zie je een textieltentoonstelling die je qua textiel begrijpt. Dat is niet het geval bij  de tentoonstelling Farming Textiles van Diana Scherer in Museum Kranenburgh in Bergen. Nog nooit liep ik door een expositie voortdurend tegen mezelf te zeggen dat het onbegrijpelijk is dat deze ‘kleden’ gemaakt kunnen worden door mensenhanden die samenwerken met de natuur.

Ik kende het werk van Diana Scherer al wel. Kleine experimenten waarbij plantenwortels ingenieuze patronen gingen vormen. Door wortels via mallen sturend te laten groeien, ontstaan er patronen. Kijk bijvoorbeeld naar de wortels van een plant in een pot die te klein is geworden. Als je de plant uit de pot haalt, zie je hoe de wortels rondom zijn gegroeid. Hoe Diana Scherer precies in haar werk gaat,  weet ik na de tentoonstelling nog steeds niet. Ik liep vol verbazing rond en zag werk dat ik nog nooit had gezien.

Aan de muur hangen ‘lappen wortels’ als wandkleden vol ingenieuze rasters en vormen. Er zit diepte, gelaagdheid en symmetrie in. Het zijn wonderschone en geheimzinnige weefsels door plantenwortels gemaakt.

Soms ligt er op de grond een beetje aarde dat uit het ‘wandkleed’ is gevallen.

Dan zijn er de ‘rollen vloerkleden’, ook gemaakt van wortels; aan de onderkant zie je geel gedroogd gras. Gras dat zo’n patroon van wortels maakt?

Door hun ingenieuze patronen lijken ze soms op Perzisch tapijten. Raadselachtig en van een grote esthetiek.

Een groot bijna rond tapijt ligt aan de zijkant van de zaal.

De symmetrische motieven lijken gelaserd maar ook dat zijn wortels die gemanipuleerd zijn.

In een boeiende podcast van het museum vertelt Diana Scherer dat ze na veel experimenteren met verschillende soorten grassen uitkwam bij havergras. De wortels van dat gras zijn goed te sturen waardoor de vormen ontstaan. Die vormen, die allemaal in de natuur voorkomen, tekent ze in de computer waarna ze er mallen van maakt die ze gebruikt in het proces.

Luister naar die podcast voor meer informatie over deze bijzondere textieltentoonstelling.

Maar vooral: ga de tentoonstelling zien en laat je betoveren!

Farming Textiles is t/m 10 maart 2024 te zien in Museum Kranenburgh in Bergen.

73. ECHO in Antwerpen        

Er zijn prachtige modetentoonstellingen. Als uitgangspunt is er een thema of staat er een ontwerper centraal. Zo heb ik er al veel gezien en daar schrijf ik dan over op dit blog. Dan zijn er saaie modetentoonstellingen die snel worden vergeten. Daarover schrijf ik natuurlijk niet.

Af en toe zijn er modetentoonstellingen die iets anders vertellen en die dieper gaan en ontroeren. Exposities waarbij je eigen herinneringen samenvallen met de verhalen die worden verteld. Tentoonstellingen die gelaagd zijn en waar naast de kleding ook persoonlijke geschiedenissen een plaats krijgen. ‘ECHO, Gehuld in herinnering’ in het Modemuseum Antwerpen is er zo een.

Cover catalogus

Kunstenaar Louise Bourgeois (1911-2010) , modeontwerpster Simone Rocha (1986) en danseres Anne Teresa De Keersmaeker (1960) maken in de tentoonstelling zichtbaar hoe ze persoonlijke herinneringen gebruiken in hun werk. Veel aspecten, van geboorte tot het einde van een (kleding)leven, komen in de expositie aan bod. Zachtheid is het woord dat bij mij opkomt na het zien van ECHO.

Bij binnenkomst staat daar direct het beeldje ‘Pregnant Women’ van Louise Bougeois uit 2003. De kleine, naakte, zwangere vrouw gemaakt van huidkleurig tricot ontroert, en dat in een museum waar kleding en mode centraal staan.

Louise Bourgeois, links The Birth (2003) rechts The Feeding (2007)

Geboorte, het begin van een leven, zorg voor kind en moeder zijn te zien in de eerste zaal die ‘ommuurd’ is met gewatteerde dekens in naturel katoen.

Op een bed ligt een patchwork sprei, gemaakt door kunstenaar Laila Goha. Ze heeft lappen van platbrood, gemaakt van water, bloem en zout, met grove steken aan elkaar gezet. De sprei symboliseert het verlangen naar troostrijke koolhydraten tijdens de zwangerschap en naar warmte voor moeder en kind.

In een zachte vitrine zie je kleding van Simone Rocha uit haar collectie Baby Teeth (zomer 2022).

De met parels versierde voedingsbeha van zachte, witte stoffen linkt naar babykleding en verbindt je met de impact die een baby maakt.

Een collier van porseleinen melktandjes komt uit dezelfde collectie.

In een andere vitrine staat een witte 19de-eeuwse zwangerschapsjapon die bij nader inzien een jurk blijkt te zijn die achterstevoren werd gedragen. Hoe inventief!

Bij het thema ‘moederschap’ sprak het wandkleed van zijde met de titel  ‘Mother and Child’ van Billie Zangewa uit 2015 mij zeer aan. Een huiselijk tafereel waarin je kunt zien hoe belangrijk het vak van huisvrouw en moeder is om onze samenleving soepel te laten lopen.   

‘Ode à la Bièvre’ van Louise Bourgeois bestaat uit 24 panelen van textiel die samen een boek vormen. Het vertelt het verhaal van het verstrijken van de tijd, haar jeugd aan de rivier Bièvre, het ouderlijk huis waar oude tapijten werden gerestaureerd, het verlangen om naar het huis aan de rivier terug te gaan. De rivier was rijk aan tannine, een stof waarmee de kleuren van tapijten werden versterkt.

Na het overlijden van haar moeder deed Louise een poging om zich in de Bièvre te verdrinken. Haar vader, met wie ze een zeer problematische verhouding had, redde haar van de verdrinkingsdood. Heimwee en verlangen is te lezen in dit kunstwerk van een boek.

Er waren twee werken die mij diep raakten. In een vitrine lagen een onderbroek en een poetsdoek, gemaakt door een dementerende vrouw. Helaas werd haar naam niet vermeld. Lapjes stof van keukentextiel en handdoeken waren met grove flanel- en stiksteken dwangmatig, maar vast ook met liefde, aan elkaar gezet.

Toen ik het zag, moest ik denken aan mijn moeder die door haar dementie ook obsessief gedrag vertoonde. Stoffen waren voor haar belangrijk. Ze maakte kleding voor haar drie zonen en voor zichzelf. Bij de stoffenkraam op de markt voelde ze aan stoffen en streek erover. Toen ze in het verpleeghuis zat, kocht ik een rood, wollen vest voor haar. Het eerste wat ze deed, was voelen aan de stof en er lang over strelen.

In dansvoorstellingen van  Anne Teresa De Keersmaeker is kleding heel belangrijk. Ze bewaarde die kledingstukken in haar archief, om ze versteld of aangepast, opnieuw te gebruiken. Op de tentoonstelling ligt een eenvoudige, witte, mouwloze jurk in een houten kist. In het eerste deel ‘Piano Phase’ van de dansvoorstelling ‘Fase’ zie je hoe de jurk wordt gedragen en een essentiële rol speelt in de choreografie. Op muziek van Steve Reich dansen twee danseressen in die ronddraaiende jurken.  

De Keersmaeker vond kleding in tweedehands winkels, maar werkte ook vaak samen met modeontwerpers. Dries van Noten ontwierp een schitterend kleurbeeld voor haar dansvoorstelling Rain.

Voor Herst-Winter 2019-2020 ontwierp Simone Rocha een collectie gebaseerd op werk van Louise Bourgeois.

Gestreepte, achtkantige vormen werden door de kunstenaar aan elkaar genaaid. Met dit patroon ontwierp Simone Rocha een collectie jurken die een mooie verbinding aangaan.

Zwaar aangetaste kledingset van met metaalzouten verzwaarde zijde , ca. 1880-1900

De laatste zaal is gevuld met kisten waarin (soms kwetsbare) kleding uit de collectie van het museum ligt. Kleding vol verhalen en geschiedenis die zorgvuldig beheerd worden door de conservatoren.

Kleding en herinnering, ik kan me er veel bij voorstellen.

Ik heb bijna geen foto’s uit mijn baby- en kindertijd. Toch is er die babyfoto waarop ik dromerig de wereld inkijk. Ik draag een wit, gebreid truitje met ingebreide, lichtblauwe figuurtjes. Er hoorde een blauw, gebreid broekje bij. Uit verhalen weet ik dat het mijn dooppakje was. Ik was te groot voor de doopjurk. Natuurlijk herinneren ik me niets van mijn doop; ik schijn gehuild te hebben. In de linnenkast op de slaapkamer van mijn ouders lag een doos met mijn dooppakje. De motten hebben erin huis gehouden en tijdens een verhuizing is het weggegooid. Maar in mijn herinnering zie ik het nog voor me.

‘Echo’ te zien tot en met 25 februari 2024 in het MoMu Antwerpen.

70. Fashion for God

Rode en witte koorkap, Noorderlijke Nederlanden (Gouda?) 15de en 16de eeuw

Alsof je regelrecht in de hemel bent aangekomen, dat was mijn gevoel bij het binnengaan van de tentoonstelling Fashion for God in het Museum Catharijneconvent in Utrecht. De textielhemel wel te verstaan, want hoe de echte hemel -als die er al is- er uitziet, weet natuurlijk niemand.

Detail koorkapschild met Catharina van Alexandrië, Maria en Elisabeth van Thüringen ca. 1475-1500

Religieus textiel uit Noord-Nederlandse schuilkerken 1580-1800 is de ondertitel van de glanzende en glimmende tentoonstelling die tot 21 januari 2024 te zien is.

Witte koorkap met kralen uit Haarlem met daarachter een wit kralen-antependium uit Rotterdam. Beide 17de eeuw.

Ik ben niet katholiek opgevoed, maar de pracht en praal en het theater van de katholieke kerk heeft altijd wel een grote aantrekkingskracht op me gehad.

Detail kralenborduurwerk antependium

De expositie deed me denken aan de scène uit Roma, de film van Fellini uit 1972, waar een modeshow te zien is van kerkelijke gewaden.

Marieke van Schijndel, directeur van Museum Catharijnenconvent, schrijft in haar voorwoord in de schitterende catalogus: ‘Mode is vaak tijdelijk en vergankelijk, terwijl kerkgewaden juist een eeuwigheidswaarde vertegenwoordigen. Het is mode gemaakt om God te eren.’

Religieus textiel speelt een grote rol binnen de ceremonies van de katholieke kerk. Het gewijde kazuifel wordt gedragen door de priester, de tuniek en dalmatiek door de assistent-priester en de koorkap onder andere door de priester in dienst zonder eucharistie. Sinds de middeleeuwen zijn de vormen van deze kledingstukken minimaal veranderd.

Detail rood kazuifel, Noorderlijke Nederlandem, ca. 1510-1520

Ik dwaalde door de tentoonstelling waar het ene indrukwekkende gewaad gevolgd werd door een nog mooier, liturgisch kleed. Bijbelse verhalen gevangen in kleine kleurrijke steekjes.

Paarse koorkap vervaardigd door de Maagden van den Hoek te Haarlem, ca. 1500

De vrouwen die het borduurwerk uitvoerden, werden kloppen genoemd. Ongehuwde vrouwen die graag een religieus leven wilden leiden. Ze werden ook wel ‘geestelijke maagden’ genoemd omdat zij de kuisheidsgelofte hadden afgelegd.

Links witte bloemenkazuifel uit Amsterdam, ca. 1650-1675
Rechts wit kazuifel uit Haarlem, ca. 1750

Bedenk dat al dat verfijnde borduurwerk is gemaakt in een tijd die niet te vergelijken is met de onze.

Kaarsen in plaats van lampen als er geen goed licht in de werkruimte was of als het buiten donker was. Brillen waren er niet voor als je ogen achteruit gingen.

Wit kazuifel, Gouda, geestelijke maagden (?) ca.1640

En dan het materiaal. Dat kocht je niet in een stoffen- of handwerkwinkel! Al het garen moest nadat het was gesponnen, geverfd worden met natuurlijke verfstoffen die uit planten werden gehaald.

Zijden garens en zijden stoffen moesten worden geïmporteerd uit landen als China; ze kwamen via Italiaanse steden als Lucca, Bologna en Verona naar de Noordelijke Nederlanden.

Detail voorzijde rood kazuifel, Zuidelijke Nederlanden (Antwerpen, Lier?), ca. 1650

Goudborduren werd doorgaans door mannen gedaan; leerlingen hadden daarvoor drie tot acht jaar les had gehad van een meester goudborduurder, die aangesloten was bij een gilde. Van deze mannelijke borduurders is weinig bekend. Over de vrouwelijke borduursters is veel meer informatie bewaard gebleven.

Twee dalmatieken en een koorkap, basisstof Zuid-Europa, ca. 1600.
Borduursels Maagden van den Hoeck, ca. 1628-1641

Alleen het mooiste van het mooiste was natuurlijk goed genoeg om gedragen te worden bij de kerkdiensten. Het maken van dit soort kleding werd gezien als een weg naar de hemel.

Naast al die middeleeuwse gewaden lag er in een vitrine ook het Liedboek van Elisabeth Reid.  Op de band van bordeauxrood fluweel is in 1617 met gouddraad haar naam geborduurd. Binnenin is de Emblamata Amatoria uit 1611 van P.C. Hooft te lezen. Cupido speelt in dit verhaal de hoofdrol en het beschrijft het plezier en de valkuilen van de liefde. Iets heel anders dan de religieuze voorstellingen die werden geborduurd.

In het boek ‘Kijk Mij! geborduurde boekbanden 1585-1670’ van Marike van Roon staan meer dan dertig voorbeelden van dit soort geborduurde boekbanden.

Groen met roze kazuifel, twee dalmatieken en koorkap, 18de eeuw

Ook religieuze kleding kreeg te maken met de ontwikkeling van textiel. Rijke dames droegen in de 18de eeuw zijden japonnen, veelal met bloemmotieven. Het Franse hof had in die tijd een grote invloed op het modebeeld, ook omdat in Lyon de belangrijkste zijde-industrie was gevestigd. In de tentoonstelling is dat duidelijk te zien in een serie van een kazuifel, koorkap en twee dalmatieken in groen en roze met grote bloemmotieven. Doorgaans werden deze ‘kledingstukken’ gemaakt van jurken die door de rijke dames aan de kerk werden geschonken. Ook zij waren daardoor verzekerd van een plek in de hemel!

Detail damesjapon, ca. 1745-1750, ontwerp basisstof door Anna Maria Garthwaite

Er zijn in de tentoonstelling voorbeelden te zien van gedoneerde jurken die tot kazuifel of koorkap zijn vermaakt.

Een prachtig voorbeeld is de reusachtig wijde witte koorkap (hij past net niet in de grote vitrine)  die gemaakt is van de trouwjapon van Engelberta Groen (1736-1816) die in 1755 in Utrecht in het huwelijk trad. In die tijd werd een kostbare japon als deze ook gedragen na het huwelijk als daagse japon. Natuurlijk is deze ook aangepast aan de mode van die tijd. Het oorspronkelijke model was een ‘robe à la française’ met een brede losse rugplooi die over een losse japon werd gedragen. Daarna werd er een ‘robe ajustée’ van gemaakt waarbij de rugplooien vast werden gestikt.

Op het overgebleven lijfje in de vitrine is dat goed te zien. Dat lijfje is niet gebruikt omdat de delen stof waaruit het gemaakt is te klein zijn.

Een ander voorbeeld is de blauwe ‘robe ajustée’ uit circa 1765 die naast een zelfde kleur blauwe koorkap uit 1765 is geplaatst.

Beide stoffen hebben verband met elkaar qua kleur en hoewel de dessins niet precies hetzelfde zijn, is er toch een grote overeenkomst.

In een vitrine hangt een kazuifel waarbij duidelijk te zien is dat hij nog niet af is. Erbij staat vermeld dat de oorspronkelijke stof uit China komt en rond 1750 in Guangdong is gemaakt. Bloemmotieven zijn er met de hand opgeschilderd.

In een vitrine ernaast liggen wat verknipte fragmenten van dezelfde stof. Na onderzoek bleek het te gaan om overblijfsels van een 18de-eeuwse japon die in de deelcollectie zat van het Oud-Katholieke Museum, een van de rechtsvoorgangers van het Museum Catharijneconvent.

In onze tijd zou je dit verknippen en vermaken kunnen zien als heiligschennis. Wie verknipt er nou een 18de-eeuwse zeldzame japon, notabene gemaakt van een heel bijzondere stof? Daar kom je nu niet meer mee weg! Wie de schaar erin zette, zullen we nooit weten. Ik vraag me wel af wat die persoon bij die eerste knip voelde. Wij vinden het nu misschien zonde, maar in die tijd werd het zo niet gezien. Ook dit was een daad die je misschien een eeuwig leven zou geven.

De tentoonstelling eindigt in een hemelse balzaal waar koorkappen eindeloos rondjes draaien, zoals derwisjen dat ook doen om in trance het goddelijke met het aardse te verbinden.

Tot 21 januari 2024 is deze ‘hemelse tentoonstelling’ te zien in Museum Catharijneconvent in Utrecht. Bij de tentoonstelling is een prachtige catalogus gemaakt die veel informatie geeft over deze bijzondere modetentoonstelling.

69. Over rouw en troost

Afgelopen zondag zag ik in de Hoftuin achter het H’ART museum een kleine fototentoonstelling van fotograaf Margareta Svensson en theatermaker Chaja van Kollem. ‘Een Mozaïek van Verlorenen’ heet hun kunstproject.

Ze laten foto’s zien zijn die over verlies gaan. Portretten van achterblijvers die kleren dragen van dierbare overledenen.

Ymer en de jas van zijn vader

Een zoon in een jas van zijn vader, een vrouw die in het pyjamajasje van haar man slaapt, dochters die kleding van hun moeder dragen. Het raakte me omdat ik het herkende vanuit mijn eigen situatie.

Nadat we alles hadden bekeken, kocht Jos voor me in de winkel van het H’ART museum het mooi vormgegeven boek.  

Ik dacht na hoe ik omging met mijn eigen rouw, nu ruim tien jaar geleden. De eerste weken na het overlijden van Bram op 2 april 2013 droeg ik zijn overhemden (altijd effen Ralph Lauren button down) als ik sliep. Niet dat daar zijn geur in zat, ze hingen keurig gewassen en gestreken in de kast, maar het gaf me een gevoel dat hij dicht op mijn huid zat.

Voor de duidelijkheid, onze kleding was strikt gescheiden. Hij had zijn eigen ondergoed en ik het mijne. Hij droeg gekleurde sokken en ik altijd effen. Elkaars overhemden aantrekken was niet aan de orde. In de kast hadden we onze eigen stapel kleren.  

Toen ik weer ging werken, trok ik elke dag zijn kleurige sokken aan. Bijna altijd reageerden leerlingen erop. Ik droeg zijn ondergoed en af en toe een overhemd. Hij moest eens weten,  dacht ik vaak. Het voelde vertrouwd. In de klerenkast mengden zijn kleren zich met de mijne.

De binnenkant van mijn lievelingsjasje ging stuk; ik herstelde het met lapjes geknipt uit een aquablauw overhemd dat hij graag droeg. Dat jasje is nu tot op de draad versleten. Toch denk ik erover om het te herstellen aan de binnen- en buitenkant.

Na zijn overlijden lagen zijn brillen maanden op tafel uitgestald. Altijd zichtbaar. Het was een soort mausoleum geworden. Aan die tafel zitten ging niet meer. Pas nadat ik ze weg had gehaald, was er weer ruimte. Soms kan iets ook in de weg zitten.

Het overhemd dat hij droeg toen we elkaar ontmoetten, heb ik bewaard. In de weken na zijn dood borduurde ik er zinnen op uit mijn dagboek, regels over de eerste dagen dat we elkaar kenden. Na een paar zinnen bleef het overhemd liggen, tot ik het gebruikte bij een werkstuk over hem dat ik in de coronaperiode maakte.  

Kleding, je tweede huid. Door zijn kleding te dragen, voelde het of ik hem droeg.

Links Comme des Garçons, Rechts Ralph Lauren

Natuurlijk deed ik ook kleding weg. Niet alles. In de kast hangt nog een ribfluwelen colbert van Comme des Garçons. Gekocht in de herfst van 1987 bij Reflections in de P.C. Hooftstraat. Bram heeft het veel gedragen, ik draag het nooit, maar wegdoen gaat niet. Er zijn te veel goede herinneringen aan verbonden.

En dan zijn er nog sokken van hem in de la. De mooie, dure, Japanse sokken die ik in Parijs voor hem kocht en waar hij dol op was. Ik heb ze per ongeluk een keer te heet gewassen waardoor ze uit model zijn. Ook die blijven in de la, net als andere sokken van hem. Ze liggen niet in de weg.

In een doos liggen zijn stropdassen, keurig opgerold. Ik draag geen stropdassen maar wegdoen gaat niet, want ze hoorden zo bij hem. ‘Met een stropdas, kun je je als man onderscheiden,’ zei hij altijd. ‘In mijn vak van binnenhuisarchitect vind ik het fijn om een das te dragen die wat doet.’ In de doos zitten schitterende exemplaren, onder andere van Vivienne Westwood, Missoni en een van Max Heijmans.

Heel zelden draag ik nog iets van hem. Dat blauwe overhemd van Ralph Lauren past me goed; ook dat donkerrode overshirt trek ik nog wel eens aan. Grappig vind ik het altijd als Jos dat blauwe vest of dat rode shirt aantrekt. Dan is het ondertussen door drie mannen gedragen.

Een trui van Bram draag ik sinds zijn dood elke winter. Het is de wol-met-zijde-trui van de Y’s collectie van Yohji Yamamoto. Bram kocht hem een paar jaar voor zijn dood bij De Spin in Deventer en hij heeft hem veel gedragen. Indertijd niet goedkoop, maar na al die jaren nog goed. Over duurzaamheid gesproken! De trui voelt ondertussen echt als mijn trui, ook omdat ik wat gaten zichtbaar heb hersteld.  Ik draag hem nu al langer dan Bram heeft gedaan. Dol op de winter ben ik niet, maar deze trui trek komende winter weer met plezier aan.