70. Fashion for God

Rode en witte koorkap, Noorderlijke Nederlanden (Gouda?) 15de en 16de eeuw

Alsof je regelrecht in de hemel bent aangekomen, dat was mijn gevoel bij het binnengaan van de tentoonstelling Fashion for God in het Museum Catharijneconvent in Utrecht. De textielhemel wel te verstaan, want hoe de echte hemel -als die er al is- er uitziet, weet natuurlijk niemand.

Detail koorkapschild met Catharina van Alexandrië, Maria en Elisabeth van Thüringen ca. 1475-1500

Religieus textiel uit Noord-Nederlandse schuilkerken 1580-1800 is de ondertitel van de glanzende en glimmende tentoonstelling die tot 21 januari 2024 te zien is.

Witte koorkap met kralen uit Haarlem met daarachter een wit kralen-antependium uit Rotterdam. Beide 17de eeuw.

Ik ben niet katholiek opgevoed, maar de pracht en praal en het theater van de katholieke kerk heeft altijd wel een grote aantrekkingskracht op me gehad.

Detail kralenborduurwerk antependium

De expositie deed me denken aan de scène uit Roma, de film van Fellini uit 1972, waar een modeshow te zien is van kerkelijke gewaden.

Marieke van Schijndel, directeur van Museum Catharijnenconvent, schrijft in haar voorwoord in de schitterende catalogus: ‘Mode is vaak tijdelijk en vergankelijk, terwijl kerkgewaden juist een eeuwigheidswaarde vertegenwoordigen. Het is mode gemaakt om God te eren.’

Religieus textiel speelt een grote rol binnen de ceremonies van de katholieke kerk. Het gewijde kazuifel wordt gedragen door de priester, de tuniek en dalmatiek door de assistent-priester en de koorkap onder andere door de priester in dienst zonder eucharistie. Sinds de middeleeuwen zijn de vormen van deze kledingstukken minimaal veranderd.

Detail rood kazuifel, Noorderlijke Nederlandem, ca. 1510-1520

Ik dwaalde door de tentoonstelling waar het ene indrukwekkende gewaad gevolgd werd door een nog mooier, liturgisch kleed. Bijbelse verhalen gevangen in kleine kleurrijke steekjes.

Paarse koorkap vervaardigd door de Maagden van den Hoek te Haarlem, ca. 1500

De vrouwen die het borduurwerk uitvoerden, werden kloppen genoemd. Ongehuwde vrouwen die graag een religieus leven wilden leiden. Ze werden ook wel ‘geestelijke maagden’ genoemd omdat zij de kuisheidsgelofte hadden afgelegd.

Links witte bloemenkazuifel uit Amsterdam, ca. 1650-1675
Rechts wit kazuifel uit Haarlem, ca. 1750

Bedenk dat al dat verfijnde borduurwerk is gemaakt in een tijd die niet te vergelijken is met de onze.

Kaarsen in plaats van lampen als er geen goed licht in de werkruimte was of als het buiten donker was. Brillen waren er niet voor als je ogen achteruit gingen.

Wit kazuifel, Gouda, geestelijke maagden (?) ca.1640

En dan het materiaal. Dat kocht je niet in een stoffen- of handwerkwinkel! Al het garen moest nadat het was gesponnen, geverfd worden met natuurlijke verfstoffen die uit planten werden gehaald.

Zijden garens en zijden stoffen moesten worden geïmporteerd uit landen als China; ze kwamen via Italiaanse steden als Lucca, Bologna en Verona naar de Noordelijke Nederlanden.

Detail voorzijde rood kazuifel, Zuidelijke Nederlanden (Antwerpen, Lier?), ca. 1650

Goudborduren werd doorgaans door mannen gedaan; leerlingen hadden daarvoor drie tot acht jaar les had gehad van een meester goudborduurder, die aangesloten was bij een gilde. Van deze mannelijke borduurders is weinig bekend. Over de vrouwelijke borduursters is veel meer informatie bewaard gebleven.

Twee dalmatieken en een koorkap, basisstof Zuid-Europa, ca. 1600.
Borduursels Maagden van den Hoeck, ca. 1628-1641

Alleen het mooiste van het mooiste was natuurlijk goed genoeg om gedragen te worden bij de kerkdiensten. Het maken van dit soort kleding werd gezien als een weg naar de hemel.

Naast al die middeleeuwse gewaden lag er in een vitrine ook het Liedboek van Elisabeth Reid.  Op de band van bordeauxrood fluweel is in 1617 met gouddraad haar naam geborduurd. Binnenin is de Emblamata Amatoria uit 1611 van P.C. Hooft te lezen. Cupido speelt in dit verhaal de hoofdrol en het beschrijft het plezier en de valkuilen van de liefde. Iets heel anders dan de religieuze voorstellingen die werden geborduurd.

In het boek ‘Kijk Mij! geborduurde boekbanden 1585-1670’ van Marike van Roon staan meer dan dertig voorbeelden van dit soort geborduurde boekbanden.

Groen met roze kazuifel, twee dalmatieken en koorkap, 18de eeuw

Ook religieuze kleding kreeg te maken met de ontwikkeling van textiel. Rijke dames droegen in de 18de eeuw zijden japonnen, veelal met bloemmotieven. Het Franse hof had in die tijd een grote invloed op het modebeeld, ook omdat in Lyon de belangrijkste zijde-industrie was gevestigd. In de tentoonstelling is dat duidelijk te zien in een serie van een kazuifel, koorkap en twee dalmatieken in groen en roze met grote bloemmotieven. Doorgaans werden deze ‘kledingstukken’ gemaakt van jurken die door de rijke dames aan de kerk werden geschonken. Ook zij waren daardoor verzekerd van een plek in de hemel!

Detail damesjapon, ca. 1745-1750, ontwerp basisstof door Anna Maria Garthwaite

Er zijn in de tentoonstelling voorbeelden te zien van gedoneerde jurken die tot kazuifel of koorkap zijn vermaakt.

Een prachtig voorbeeld is de reusachtig wijde witte koorkap (hij past net niet in de grote vitrine)  die gemaakt is van de trouwjapon van Engelberta Groen (1736-1816) die in 1755 in Utrecht in het huwelijk trad. In die tijd werd een kostbare japon als deze ook gedragen na het huwelijk als daagse japon. Natuurlijk is deze ook aangepast aan de mode van die tijd. Het oorspronkelijke model was een ‘robe à la française’ met een brede losse rugplooi die over een losse japon werd gedragen. Daarna werd er een ‘robe ajustée’ van gemaakt waarbij de rugplooien vast werden gestikt.

Op het overgebleven lijfje in de vitrine is dat goed te zien. Dat lijfje is niet gebruikt omdat de delen stof waaruit het gemaakt is te klein zijn.

Een ander voorbeeld is de blauwe ‘robe ajustée’ uit circa 1765 die naast een zelfde kleur blauwe koorkap uit 1765 is geplaatst.

Beide stoffen hebben verband met elkaar qua kleur en hoewel de dessins niet precies hetzelfde zijn, is er toch een grote overeenkomst.

In een vitrine hangt een kazuifel waarbij duidelijk te zien is dat hij nog niet af is. Erbij staat vermeld dat de oorspronkelijke stof uit China komt en rond 1750 in Guangdong is gemaakt. Bloemmotieven zijn er met de hand opgeschilderd.

In een vitrine ernaast liggen wat verknipte fragmenten van dezelfde stof. Na onderzoek bleek het te gaan om overblijfsels van een 18de-eeuwse japon die in de deelcollectie zat van het Oud-Katholieke Museum, een van de rechtsvoorgangers van het Museum Catharijneconvent.

In onze tijd zou je dit verknippen en vermaken kunnen zien als heiligschennis. Wie verknipt er nou een 18de-eeuwse zeldzame japon, notabene gemaakt van een heel bijzondere stof? Daar kom je nu niet meer mee weg! Wie de schaar erin zette, zullen we nooit weten. Ik vraag me wel af wat die persoon bij die eerste knip voelde. Wij vinden het nu misschien zonde, maar in die tijd werd het zo niet gezien. Ook dit was een daad die je misschien een eeuwig leven zou geven.

De tentoonstelling eindigt in een hemelse balzaal waar koorkappen eindeloos rondjes draaien, zoals derwisjen dat ook doen om in trance het goddelijke met het aardse te verbinden.

Tot 21 januari 2024 is deze ‘hemelse tentoonstelling’ te zien in Museum Catharijneconvent in Utrecht. Bij de tentoonstelling is een prachtige catalogus gemaakt die veel informatie geeft over deze bijzondere modetentoonstelling.