91.Museoa Balenciaga in Getaria

Al jaren ben ik een groot bewonderaar van het werk van couturier Cristóbal Balenciaga (Getaria, 21 januari 1895 – Jávea, 24 maart 1972). Dat werd weer dubbel en dwars bevestigd door de prachtige tentoonstelling ‘Balenciaga, meesterlijk zwart’ die in 2022/23 in het Kunstmuseum Den Haag te zien was. Over die tentoonstelling schreef ik artikel 39 op dit blog.

Dior zei over Balenciaga: ‘Hij was de dirigent van het orkest van de haute couture en wij, de andere couturiers, waren orkestleden die naar hem moesten luisteren.’

Een grote wens van mij was dan ook om Museoa Cristóbal Balenciaga in zijn geboortestad Getaria te bezoeken. Die wens ging onlangs in vervulling en het werd een hoogtepunt tijdens onze reis door Spanje. Vanuit het plein voor het museum kijk je uit over de vissers- en badplaats Getaria.

Het grote huis met de prachtige naam Palacio Aldamar waar het spiegelende zwarte museum tegenaan is gebouwd, behoorde toe aan Marquise De Casa Torres. De moeder van Cristóbal werkte voor haar als naaister. Het verhaal gaat dat de jonge Cristóbal op twaalfjarige leeftijd een japon voor de Markiezin ontwierp en maakte.

Van links naar rechts: avondmantel 1962, avondensemble 1965, avondensemble 1964

Balenciaga was de ontwerper van vorm en volume, een architect of beeldhouwer met stof zou je kunnen zeggen.

Ontwerpschets mantel

Hij was een modeontwerper die elke fase beheerste in het totale proces van kleding creëren: van schets tot uitvoering. Veel ontwerpers hebben daar vakmensen voor nodig. Hij had alle (deel)vaardigheden tot in de puntjes geleerd in zijn jonge jaren en hij kon het allemaal. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat hij in zijn studio’s in zijn eentje werkte.

Atelier Balenciaga

Hij werd bijgestaan door een schare van naaisters, patroonmakers en borduursters.

Wollen capemantel, 1955

Het was er rustig toen we er waren. Bijna geen bezoekers en vaak hadden we de witte zalen voor onszelf.

Perfect ingerichte en belichte vitrines

Glazen vitrines die ruimte gaven aan elk kledingstuk onder een perfecte belichting. Een waar kijkfeest was het.

Zijden cocktailjurk, 1956

Wat me direct opviel, was het gebruik van kleur in zijn ontwerpen. Al in de eerste zaal voel en zie je wat een tijdloosheid zijn creaties hebben.

De rode ballonjurk en zwarte cocktailjurk, beide uit 1952, hebben niets aan kracht verloren en zouden zo op een feest gedragen kunnen worden.

Van links naar rechts gepailletteerde zijden avondjurken uit 1964, 1963, 1966, 1968

Lopend door al die zalen ervoer ik weer dat Balenciaga een waar ontwerper was met een visionaire blik en tegelijkertijd een vakman pur sang.

Links: avondjurk 1942 Rechts: bruidsjurk 1933
Van links naar rechts zijden avondjurken uit 1960, 1962, 1960, 1961

Elke zaal was gevuld met schoonheid waar mijn modehart sneller van ging kloppen.

Babydoll jas zijde satijn, 1958

De ontwerpen lijken vaak in eerste instantie heel eenvoudig.

Links avondjurk zijde satijn, 1943 Rechts, wollen jurk 1936

Als je dan vervolgens goed kijkt zie je hoe geraffineerd alles is ontworpen en gemaakt.

Toile jas, 1962
Wit wollen jas, 1962
Mantelpak in tweed, 1952

Bijzondere mouwen en belijningen, mantelpakjes in tweed, een jurk van gele bloemenstof met een schitterende achterkant, een ingenieuze oranje jurk uit 1967 in een wollen crêpe. Adembenemend.

Detail korte wollen jas, 1958
Zijden cocktailjurk, 1962
Jurk in wollen crepé, 1967

Naast de permanente collectie is er tot 5 januari 2025 de tijdelijke tentoonstelling te zien waarbij werk van de Spaanse beeldhouwer Eduardo Chillida wordt gecombineerd met dat van Balenciaga.

Zijden cocktailjurk, 1956

Hun beider werk past goed bij elkaar.

Zijden avondmantel, 1959

Er spreekt een zelfde soort opvatting uit over ruimte, volume, vouwen, verhouding binnen en buiten.

Foto Manuel Outumuro

De schitterende catalogus van het museum ging mee naar huis.

Foto Manuel Outumuro

Ik kijk er dagelijks even in en ervaar elke keer weer de kracht van zijn ontwerpen.

Cristóbal stierf op 77-jarige leeftijd en is begraven in het familiegraf in Getaria. We bezochten het na ons bezoek aan het museum. Het is een kleine wandeling vanuit het museum. Op die plek dacht ik aan die geweldige innovatieve modeontwerper die zeer waarschijnlijk erg zou schrikken als hij ziet wat het modehuis Balenciaga nu laat zien.

Getaria ligt niet om de hoek, ik weet het,  maar ik gun het iedere modeliefhebber om dit museum te bezoeken. Aanrader!

90. Dior in Granville

Van 21 september 2024 tot en met 26 januari 2025 zal in  Kunstmuseum Den Haag de tentoonstelling Dior – A New Look te zien zijn. Christian Dior (Granville, 21 januari 1905 – Montecatini, 24 oktober 1957) was in zijn tijd een revolutionaire modeontwerper die het modebeeld na de Tweede Wereldoorlog heeft veranderd.

In Granville, de plaats waar hij geboren is, staat op de kliffen met uitzicht op zee de villa ‘Les Rhumbs’. In dit roze met grijze huis groeide de kleine Christian op.

”My childhood home was roughcast in a very soft pink, mixed with grey gravelling, and these two shades have remained my favourite colours in couture.”~ Christian Dior

Sinds 1997 is er het Musée Christian Dior gevestigd en tot 3 november 2024 is er de tentoonstelling ‘Couturier Visionnaire’ te zien.

Ik had er hoge verwachtingen van en dacht een groot aantal van zijn visionaire ontwerpen te zien. Dat visionaire viel wat tegen of het moet het mooie blauwe haute couture ‘Saphir’ ensemble uit de collectie Oblique voor herfst/winter 1951 zijn geweest, dat boven in een vitrine stond. Die vond ik prachtig en tijdloos in zijn eenvoud.

Natuurlijk stonden er beeldige cocktail- en avondjurken en een bruidsjurk uit 1964.

Heupdetail avondjurk Christian Dior

Echt spectaculair en spannend opgesteld vond ik de expositie niet. De ruimtes zijn klein, de belichting slecht, de informatie moeilijk leesbaar, de structuur van de tentoonstelling onduidelijk.

Naast de ontwerpen van Dior waren er ook modellen van de huidige ontwerpster voor Dior, de Italiaanse Maria Grazia Chiuri, te zien. Haar ontwerpen voor moderne vrouwen bewonder ik zeer.

Er is bij haar veel aandacht voor handwerk, zoals te zien in een avondjurk vol adembenemende borduursels. Haar werk zal overigens ook centraal staan in de tentoonstelling in Den Haag. Die combinatie lijkt me nu al fantastisch!

Het is een klein museum waar je snel doorheen bent. Over het leven van Christian Dior kom je weinig te weten. Dat geeft de museumbezoeker een dubbel gevoel: van de ene kant loop je door een villa die in de autobiografie van Dior een grote rol speelde en zijn er wat foto’s van zijn ouders en traditionele jurken van zijn moeder, van de ander kant zie je nauwelijks iets van zijn persoonlijk leven, alsof dat verborgen moet blijven.

 Om me voor te bereiden op rondleidingen die ik zeker bij de tentoonstelling in Den Haag ga geven aan de mbo-modeleerlingen van Aventus gaf Jos me een drietal boeken zodat ik mijn kennis over Dior nog verder kan vergroten.

Dat het bezoek in Granville me wat tegenviel, is jammer, maar om in dat bijzondere huis geweest te zijn is natuurlijk fantastisch.

Uitzicht vanuit de tuin

De plek waar het huis staat is adembenemend, de tuin is prachtig,  de koffie aan de roze tafel op het terras was heerlijk.

Bij mijn volgende reis naar Parijs staat een bezoek aan ‘La Galerie Dior’ op het programma. Dat daar zijn visionaire en revolutionaire ontwerpen te zien zijn is wel zeker.

Overigens maakt tekst op de site van het Kunstmuseum me ook nieuwsgierig. Misschien krijg ik door dit te schrijven wel een uitnodiging voor de opening.

Christian Dior, hij behoort zeker tot de grote modeontwerpers in de Europese modegeschiedenis! Maar over mijns inziens de allergrootste gaat mijn volgende artikel.

85. De stoffen van Frans H.

Vaak als ik naar een tentoonstelling ga waar een schilder centraal staat, richt ik me op de textiel die is geschilderd. Zo ook bij de tentoonstelling Frans Hals (Antwerpen, 1582/1583 – Haarlem, 26 augustus 1666) in het Rijksmuseum. Zijn portretten van mannen, vrouwen en kinderen vertellen verhalen in textiel.

Huwelijksportret van Isaac Massa en Beatrix van der Laen, ca. 1622

Je ziet er veel zwarte stoffen. Het was duur om stof zwart te verven dus alleen de rijken in de stad konden zich dat veroorloven. Zwart wollen laken werd vaak gedragen door mannen. Hun wambuis sluit met zwarte stoffen of zilveren knopen, die door festonneerde knoopsgaten gaan. Alles met de hand gemaakt natuurlijk. Het zou nog lang duren voor de naaimachine zijn intrede deed.  

Voor de dames van stand waren er lijfjes en rokken in glanzende zijde, vol ingeweven motieven zoals vogels en anjers, de klassieke symbolen van huwelijk, liefde en trouw.

Het keurslijf sluit met een rij glimmende, gouden knoopjes.

Als waardige echtgenote hielden ze witte huwelijkshandschoenen vast, gemaakt van het zachtste leer dat er te koop was in die tijd. Sommige dames kleedden zich sober; dat paste bij hun calvinistisch geloof.

Andere dames wilden met gouden franje, borduursels en grote rode strikken van zijde juist aan de buitenwereld tonen hoe welgesteld ze waren.  

Natuurlijk is er heel wat kant te zien op de portretten van Frans Hals.

Heel veel kant op de portretten van de rijke dames,  maar ook op die van de heren.

Zelfs de kleine Catharina Hooft droeg in haar babytijd voor een fortuin aan kant. Er moest met haar gepronkt worden! Lekker buiten ravotten was er in die kleding vast niet bij.

In de 17de eeuw was kant een statussymbool. Hoe meer kant je kon showen, hoe hoger je positie in de samenleving was en hoe meer indruk je maakte.

Dit gold niet alleen voor vrouwen; ook de mannen droegen kant in overvloed. Kanten kragen, kant als omslagen bij laarzen, kant aan de bovenkant van handschoenen of aan de onderkant van glanzende sjerpen.

Kant was macho in die tijd en dat liet je maar al te graag zien als je lid was van de schutterij.

Pieter van den Broeck, lakenkoopman in dienst van de VOC

Het moge overigens duidelijk zijn dat veel geld in die tijd werd verdiend door als koopman voor de VOC te werken. Kant met een zwarte rand zou je het tegenwoordig kunnen noemen.

Naast al dat kant voor mannen was er ook uitbundig geborduurde herenkleding. Goudborduursel op de mouwen of een heel wambuis geborduurd met felle kleuren zijde.

De lachende cavalier had vast heel wat tijd nodig om zich klaar te maken voor de dag.

Al die lagen over elkaar en daarbij dan nog die uitbundige kraag. Hij had vast en zeker veel bekijks als hij trots als een pauw door de straten paradeerde.

Naast al die rijke mensen op huwelijksportretten schilderde Frans Hals ook de gewone man of vrouw: zijn eigen kinderen, straatfiguren, muzikanten, drinkers en wat het Rijksmuseum zo keurig en modern sekswerkers noemt.

Dat is bijzonder omdat die portretten niet als betaalde opdracht werden geschilderd.

Hoe grappig is het om te zien dat die gewone lieden allerlei hoofddeksels droegen in verschillende soorten, maten en materialen.

Van grote, vilthoeden met slappe rand tot koddige kalotjes en mutsjes.

Baretten met lange, dansende veren was dan weer in de mode voor rijke jongemannen.

De verschillen in de samenleving van toen waren natuurlijk enorm. Het merendeel van de bevolking was arm; alleen de rijke toplaag kon het zich veroorloven om zich luxe te kleden. Ondanks deze grote en verschrikkelijke verschillen zou ik graag even in die tijd willen zijn om vanuit een stille hoek al die mensen eens rustig te bekijken. Dat kan natuurlijk niet en ik moet het doen met die schitterende schilderijen die tot 9 juni in het Rijksmuseum te zien zijn.

84. Een glanzende textielschat in Simpelveld

In het Zuid-Limburgse dorp Simpelveld streek in 1875 de Congregatie van de Zusters van het Arme Kind Jezus uit Aken neer.  De reden dat ze daar het klooster Huize Loreto stichtten, was een verbod op kloosterorden in heel Duitsland. In Huize Loreto vingen de zusters wezen en arme kinderen op, gaven hen voedsel, zorg en onderwijs. Zorg dragen was een belangrijk onderdeel in het leven van deze vrouwen. Naast dat werk gaven ze in het klooster ook vorm aan hun eigen spirituele leven.

Behalve het zorgen voor de weeskinderen, het volgen en vieren van de dagelijkse kerkelijke rituelen was er ook veel aandacht voor het maken van textiel. Alle kleding die de zusters droegen, maakten ze zelf. Natuurlijk moest er ook geld binnenkomen om de kloostergemeenschap met honderden wezen draaiende te houden. Wat kon je dan beter doen dan liturgische gewaden maken en die verkopen aan tal van katholieke kerken? Zo ontstond in het klooster in Simpelveld een borduuratelier waar men werkte aan paramenten. Denk daarbij aan kleden voor het altaar en liturgische kleding voor priesters zoals een kazuifel, een albe, een stola.

In 2012 zijn de zusters terug gegaan naar Aken en kwam het gebouw leeg te staan. Sinds 2018 is in het gebouw het Museum de Schat van Simpelveld gehuisvest.

Door dat museum loopt onder andere het levensverhaal van Clara Fey, oprichtster van de Congregatie van de Zusters van het arme kind Jezus. Geboren op 11 april 1815 in een welgestelde katholieke familie in Aken. Haar vader was eigenaar van een grote spinnerij waar naast volwassenen ook kinderen werkten. Kinderarbeid werd in die dagen in de arme arbeidersklasse gewoon gevonden en noodzakelijk geacht om geld binnen het gezin te brengen. Dat de salarissen laag waren moge duidelijk zijn.

Natuurlijk is er in het museum veel aandacht voor het grote borduuratelier waar de zusters jarenlang hebben gewerkt.

Ik liep door al die ruimtes en verbaasde me over de hoge kwaliteit van de borduursels.

Kazuifels, tunieken en dalmatieken in spetterende kleuren en schitterende beelden.

De mooiste zijden damast vol ingeweven dessins werden gebruikt voor deze liturgische kleding waarop dan ook nog glimmend goudborduursel werd gezet.

Bloemen en bladeren in sierlijk goudgaren en natuurlijk afbeeldingen van heiligen, het kind Jezus en Maria, alles in glanzende zijde geborduurd.

De een was nog mooier dan de andere.

Toen ik dacht dat ik alles had gezien, liep ik de Schatkamer in. Een overweldigende ruimte met nog meer liturgische kleding.

Alles glom en glinsterde me tegemoet, daar in die glazen vitrines.

Wat ik zag was van zo’n schoonheid dat ik diep moest zuchten. Hier was het mooiste van het mooiste te zien van een uitzonderlijk hoge kwaliteit.

Artistiek zou je het ook kunnen noemen, want de borduurzusters lieten hun expressie en creativiteit de vrije loop binnen het verhaal dat verteld moest worden.

Al die gezichten, de stofuitdrukking, plooival, hoofdbedekkingen en nog veel meer!

Ik kon er geen genoeg van krijgen, was zwaar onder de indruk van wat ik zag. Om vijf uur sloot het museum, maar ik had er nog wel uren willen blijven.

Natuurlijk ging het in het borduuratelier om veel meer dan alleen geld verdienen. Handmatig borduren, steek voor steek, heeft ook te maken met contemplatie. Je zou het kunnen zien als een vorm van eer bewijzen, zoals bidden en zingen dat voor de zusters ook was. Je moet absoluut in het nu zijn om al die steken zo precies te maken. Geen afleiding maar volledige aandacht voor wat je aan het doen bent. En dat urenlang. Een meditatieve handeling.

Er hangt onder andere een spectaculair kazuifel waaraan een zuster na het werken op het atelier dertig jaar in haar vrije uren heeft gewerkt. Ongelofelijk vind ik dat.

Ik heb ik geen katholieke achtergrond, maar iets met aandacht doen is wel wat ik vaak probeer als ik met textiel werk. Je krijgt dan ook een ander tijdsbewustzijn.

Op dit moment is tijdens de tentoonstelling SPIRIT+MATTER=ESSENCE het borduuratelier tijdelijk terug in het klooster. Er wordt nu voor de Nieuwe Tempel heel ander borduurwerk gemaakt dan dat van de zusters, maar ook bij dit borduren gaat het over een verhaal dat verteld moet worden en de wereld in gaat.

De Schat van Simpelveld, dat kleine museum ver in het zuiden van Limburg is van een uitzonderlijke schoonheid. Ga er heen als je kunt en laat je betoveren door al die glanzende borduursteken.

82. Verhalen van Textiel

Facebook is een platform waarop soms bijzondere dingen gebeuren. Ellis Schoonhoven en ik volgen elkaar al een tijd op Facebook, maar in het echt hadden we elkaar nog niet ontmoet. Sinds afgelopen november werkt Ellis met veel mensen aan de realisatie van De Nieuwe Tempel in Museum De Schat van Simpelveld, Zuid-Limburg. Met de titel Spirit + Matter = Essence is er nu een tentoonstelling te zien waarbij De Tempel een belangrijk onderdeel is.

De Tempel in wording in de kapel van het klooster Foto: Moniek Wegdam

Die tempel is gemaakt van textiel waarop symbolen worden geborduurd met gouddraad. Er borduren zo’n 1300 mensen mee aan dit project.

Humility & Strength Foto: Ellis Schoonhoven

Toen ik er voor het eerst over las, sprak het idee me direct aan. Vanuit zachte krachten gezamenlijk een tempel bouwen in een wereld waarin hard egoïsme, hopeloze agressie en consumptief materialisme het vaak voor het zeggen hebben.

Hunab Ku Foto: Ellis Schoonhoven

Op 27 januari plaatste Ellis Schoonhoven een bericht over de fantastische opening van haar project en hoe het haar had geraakt. Ik reageerde daarop en zo ontstond het volgende gesprek.

Ik: Prachtig en waardevol Ellis, voor jou en alle mensen die er aan meewerken.

Ellis: Dank je Jan. Ik kan me voorstellen dat jij heel inspirerend zou kunnen vertellen vanuit deze plek.

Ik: Dat zou ik misschien wel kunnen.

Ellis: Laten we verbinding maken een dezer dagen.

Ik: Gaan we doen.

Benieuwd waar dit woord voor staat? Foto: Jan ter Heide

Die verbinding kwam er met de vraag of ik een Artist-talk zou willen houden, een lezing over textiel. Ik vind de Nieuwe Tempel prachtig passen in de moeilijke tijd waarin we nu leven. Het initiatief zorgt voor verbinding tussen veel mensen en geeft een sterk gevoel van saamhorigheid. Ook vanuit mijn grote interesse in textiel voel ik me ermee verbonden. Daarom zei ik ‘ja’ op haar verzoek. Op zondag 25 februari ga ik op een interactieve manier in gesprek met deelnemers onder de titel ‘Verhalen van Textiel’. Dit is mijn aankondigingstekst:

Achter kleding en ander textiel schuilen vaak bijzondere verhalen.

Wie maakte het? Hoe komen we eraan?

Ligt het al jaren in de kast? Waarom bewaren we het?

Gebruiken we het met enige regelmaat?

Veel textielverhalen van ‘gewone mensen’ zijn bijzonder, maar we horen ze bijna nooit.

Ik ben sinds mijn jeugd geboeid door verhalen die in textiel verweven zijn.

Over het hoe en waarom vertel ik in een dialoog met het publiek. 

Wat voor geschiedenis zit er achter mijn textiel verborgen?

Onder het motto ‘delen is vermenigvuldigen’ ben ik benieuwd

naar jouw textiel en de verhalen en herinneringen die daarbij horen.

We gaan er met elkaar naar luisteren en dat zorgt voor verbinding en inspiratie.

Dichter Jos van Hest draagt passende textiel-gedichten voor.

Er is plaats voor 50 gasten.

Na aanmelding ontvang je een mail van me.

Ik weet, Simpelveld ligt niet naast de deur.

Mocht je willen komen, er is een mogelijkheid om voor weinig geld te overnachten in het klooster.

Schitterend geborduurd door de Zusters die in het klooster hebben gewoond en gewerkt.

Naast de lezing en het bezoek aan de tentoonstelling is er ook veel textiel en borduurwerk in het museum te zien van de Zusters die in het klooster hebben gewoond. Daar ben ik erg nieuwsgierig naar.

Informatie om je aan te melden vind je HIER.

Zie ik je misschien?

Over Jan ter Heide en Jos van Hest

Jan ter Heide studeerde HBO Cultureel Werk op sociale academie De Jelburg en modeontwerp aan Kunstacademie in Arnhem. Hij werkte 32 jaar als docent modevorming in het MBO en HBO en vormde samen met Evelien Verkerk een kunstenaarsduo dat werkte met textiel als materiaal. Sinds drie jaar geeft hij rondleidingen in musea in Amsterdam. Hij is vrijwilliger in het textieldepot van het Amsterdam Museum en schrijft regelmatig op het blog TextielLiefde over zijn passie en interesse voor textiel.

Jos van Hest is werkzaam als dichter, presentator en poëziedocent.

79. Nog meer Palais Galliera

En of het nog niet genoeg was met tentoonstellingen over mode waren er in de kelder van Palais Galliera nog twee mode-exposities. Tot 7 september 2025 is daar de tentoonstelling ‘La Mode en mouvement’ te zien en tot 15 maart 2024 ‘Les Couleurs de la mode’.

‘La Mode en mouvement’ vertelt het verhaal van de beperkingen en mogelijkheden om je goed te bewegen in kleding door de eeuwen heen. Van een 18de-eeuwse zijden damesjapon met panniers tot modieuze sneakers van deze tijd.

Want ja, hoe bewoog je je als vrouw in zo’n prachtige 18de-eeuwse japon waarin je amper kon zitten en waaronder je ook nog een korset droeg?

Hoe was het voor een man in de 18de eeuw om een frak, oftewel herenjas, te dragen waarvan de mouwen naar achteren waren geplaatst zodat je schouders naar achteren werden geduwd en je borst vooruit?

Hoeveel ruimte nam je letterlijk in als je in een 19de-eeuwse japon met grote schapenboutmouwen door je huis liep?

Of hoe onhandig moet die ‘queue de Paris’ zijn geweest als je je in een gezelschap omdraaide? Je went natuurlijk aan elke modetrend; ze zullen wel geweten hebben hoe ermee om te gaan, maar toch.

Hoe letterlijk opluchtend moet het voor vrouwen in de jaren 20 van de vorige eeuw zijn geweest om rechte jurken te dragen, toen hun moeders en grootmoeders nog ensembles droegen waarin je de charleston echt niet kon dansen. Een bevrijding moet het zijn geweest als je jong was in die tijd (en geld om zo’n comfortabele feestjurk aan te schaffen).

Ook in deze expositie staan mooie voorbeelden van de ontwikkeling van mode die vaak een reactie is op vorige mode-uitingen. Van een ‘dames fietsbroek’ uit 1900 tot ‘wandelpak’ uit 1914′.

Van schuingesneden elegante avondjurken uit de jaren dertig tot een Chanel-jasje met bijpassende surfplank uit de jaren 80 van de vorige eeuw.

Hoe veranderlijk en tijdgebonden is de mode!

En dan was er ook nog die kleine maar prachtig uitgevoerde tentoonstelling over kleur in vroegere modefotografie.

Voor ons is het heel gewoon om kleurenfoto’s te zien. We weten vaak niet beter, hoewel ik zelf ben opgegroeid in een tijd waarin de kleuren-tv nog niet bestond en ook foto’s in kranten nog zwart-wit werden afgedrukt.

Tussen 1903 en 1907 werkten de gebroeders Auguste en Louis Lumière aan het eerste procedé in de fotografie dat kleurenfoto’s mogelijk zou maken. Het zogenaamde Autochroom. Meer informatie hierover is HIER te lezen.

Tussen 1921 en 1923 vond jaarlijks de Salon du Goût Français plaats in het Palais des Glaces aan de Champs-Elysées. Het doel van deze salons was om de Franse luxe in Parijs te presenteren. De presentatie was nieuw en origineel : een kortstondige tentoonstelling van autochromen met achtergrondverlichting, zodat het leek alsof je naar ‘glas-in-loodramen van een kathedraal’ keek.

Door de technische ontwikkeling in de jaren 20 waren er opeens modefoto’s in kleur te zien: spetterend rood, briljant blauw, zonnig geel en nog veel meer kleuren in kleding werden zichtbaar.

In de tentoonstelling worden die autochromen gepresenteerd met kleding en accessoires die er perfect bij passen.

Nicole Groult, lente/zomer 1922

77.  Parijs 1905-1925

Paris de la modernité (1905-1925)’ heet de schitterende tentoonstelling die tot 14 april 2024 te zien is in het elegante Petit Palais. Het zijn de jaren waarin veel ontwikkelingen plaats vonden op technisch en cultureel gebied. ‘Les Années folles’, ook wel de ‘Roaring Twenties’ genoemd, roepen altijd beelden op van paren die de charleston dansen, de voorstellingen van de Ballets Russes met sterdanser Vaslav Nijinsky en de jurken van Jeanne Lanvin en Paul Poiret. Dit en nog veel meer is te zien in de expositie die een waar feest voor het oog is.

Gino Severini (1883-1966) La Danse du pan-pan au Monico

De tentoonstelling laat naast schilderijen, beelden, video’s en voertuigen ook veel textiel en mode zien. Daarover gaat dit artikel.

In een vitrine zijn schitterende kledingstukken van Paul Poiret tentoongesteld. Duidelijk is te zien dat hij niets moest hebben van het dwingende korset.

In plaats daarvan gaf hij vorm aan rijk bewerkte rechte jurken die de draagster veel bewegingsvrijheid gaven. 

Beroemd is Poiret geworden met zijn jurken die de invloed van het oosten laten zien, zoals in zijn beroemde ‘lampekaptuniek’ oftewel de ‘robe abat-jour’.

Zelf vond ik de geborduurde top met muts, gedragen door zijn echtgenote Denise Poiret, prachtig door het gestileerde patroon van bloemen. Het behang op de achtergrond is een kopie van een origineel Poiret-ontwerp, gemaakt voor zijn interieurbedrijf Atelier Martine dat hij naast zijn couturehuis dreef.

Van de beroemde mode-illustrator Romain de Tirtof , die onder het pseudoniem Erté onder andere voor het Amerikaanse tijdschrift Harpers Bazaar tekende, hangen er een aantal  illustraties aan de wand.

Toevallig kocht ik onlangs op de winterdag van de Nederlandse Kostuumvereniging een schitterend boek vol modeillustraties van zijn hand.

Hij brengt elegantie en dramatiek bij elkaar.

Twee mannequins dragen theaterkleding ontworpen door Nicolas Roerich voor het ballet Le Sacre du Printemps van Sergej Diaghilev met de beroemde danser Vaslav Nijinsky. Een woeste beer kijkt je aan die kleding draagt met folkloristische, Russische motieven.

In het midden van een zaal stond een duidelijk militaire jas die direct mijn aandacht vroeg. Hij is gemaakt van blauwe, wollen stof met de naam ‘blue horizon’. Op de jas zogenaamde granaatknoppen met een afbeelding van een granaat met gespreide vlam.

Tot mijn verbazing bleek het een ontwerp te zijn van Poiret. Tussen 1914 en 1918 vond de Eerste Wereldoorlog plaats; Paul Poiret sloot zich op 14 augustus 1914 aan bij de Territoriale infanterie. Natuurlijk bekeek hij de militaire outfit door zijn ogen als modeontwerper. Hij kwam met een aantal verbeteringen: voor het maken van de overjas zou minder stof nodig zijn en de legerjas zou gemakkelijker gemaakt kunnen worden. Het werd geen succes.

De jas was te kort, de zakken te klein voor munitie en hij was niet warm genoeg. Iemand anders kreeg de opdracht om een betere versie te maken.

In een volgende zaal zag je ontwerpen van Jean Patou en Madeleine Vionnet.

Ingenieus vond ik het gebruik van de rood-zwarte streepstof in het ontwerp van Patou en het kralenborduurwerk op de feestelijke schuin van draad geknipte japon van Vionnet.

Mooi vond ik ook de grafische ochtendjapon van Poiret in de op een na laatste zaal.

In die laatste zaal waren dan eindelijk de ook letterlijk sprankelende japonnen uit 1925 van Jeanne Lanvin te bewonderen.

Zij was de modeontwerpster die de tijd perfect aanvoelde door haar visionaire blik. Artistiek, feestelijk, supervrouwelijk en elegant zijn woorden die bij haar passen.

Het moet voor een vrouw – we hebben het hier wel over vrouwen uit de superrijke klasse –  adembenemend zijn geweest om zo’n avondjapon te dragen en ermee naar een uitbundig feest te gaan.

Hoeveel ogen hebben er niet met bewondering naar staan kijken? Ik in elk geval,samen met veel bezoekers van deze tentoonstelling.

Naast die bewondering speelt in mijn achterhoofd altijd het schrijnende inzicht mee dat de meeste mensen destijds niet konden genieten van die opwindende tijd. De verschillen tussen de kleine, rijke klasse en de onderlaag waren erg groot. Het merendeel moest sappelen om rond te komen. De onderlaag, waartoe de werkneemsters op naaiateliers behoorden, hebben die schitterende jurken gemaakt tijdens lange werkdagen tegen een lage beloning.

73. ECHO in Antwerpen        

Er zijn prachtige modetentoonstellingen. Als uitgangspunt is er een thema of staat er een ontwerper centraal. Zo heb ik er al veel gezien en daar schrijf ik dan over op dit blog. Dan zijn er saaie modetentoonstellingen die snel worden vergeten. Daarover schrijf ik natuurlijk niet.

Af en toe zijn er modetentoonstellingen die iets anders vertellen en die dieper gaan en ontroeren. Exposities waarbij je eigen herinneringen samenvallen met de verhalen die worden verteld. Tentoonstellingen die gelaagd zijn en waar naast de kleding ook persoonlijke geschiedenissen een plaats krijgen. ‘ECHO, Gehuld in herinnering’ in het Modemuseum Antwerpen is er zo een.

Cover catalogus

Kunstenaar Louise Bourgeois (1911-2010) , modeontwerpster Simone Rocha (1986) en danseres Anne Teresa De Keersmaeker (1960) maken in de tentoonstelling zichtbaar hoe ze persoonlijke herinneringen gebruiken in hun werk. Veel aspecten, van geboorte tot het einde van een (kleding)leven, komen in de expositie aan bod. Zachtheid is het woord dat bij mij opkomt na het zien van ECHO.

Bij binnenkomst staat daar direct het beeldje ‘Pregnant Women’ van Louise Bougeois uit 2003. De kleine, naakte, zwangere vrouw gemaakt van huidkleurig tricot ontroert, en dat in een museum waar kleding en mode centraal staan.

Louise Bourgeois, links The Birth (2003) rechts The Feeding (2007)

Geboorte, het begin van een leven, zorg voor kind en moeder zijn te zien in de eerste zaal die ‘ommuurd’ is met gewatteerde dekens in naturel katoen.

Op een bed ligt een patchwork sprei, gemaakt door kunstenaar Laila Goha. Ze heeft lappen van platbrood, gemaakt van water, bloem en zout, met grove steken aan elkaar gezet. De sprei symboliseert het verlangen naar troostrijke koolhydraten tijdens de zwangerschap en naar warmte voor moeder en kind.

In een zachte vitrine zie je kleding van Simone Rocha uit haar collectie Baby Teeth (zomer 2022).

De met parels versierde voedingsbeha van zachte, witte stoffen linkt naar babykleding en verbindt je met de impact die een baby maakt.

Een collier van porseleinen melktandjes komt uit dezelfde collectie.

In een andere vitrine staat een witte 19de-eeuwse zwangerschapsjapon die bij nader inzien een jurk blijkt te zijn die achterstevoren werd gedragen. Hoe inventief!

Bij het thema ‘moederschap’ sprak het wandkleed van zijde met de titel  ‘Mother and Child’ van Billie Zangewa uit 2015 mij zeer aan. Een huiselijk tafereel waarin je kunt zien hoe belangrijk het vak van huisvrouw en moeder is om onze samenleving soepel te laten lopen.   

‘Ode à la Bièvre’ van Louise Bourgeois bestaat uit 24 panelen van textiel die samen een boek vormen. Het vertelt het verhaal van het verstrijken van de tijd, haar jeugd aan de rivier Bièvre, het ouderlijk huis waar oude tapijten werden gerestaureerd, het verlangen om naar het huis aan de rivier terug te gaan. De rivier was rijk aan tannine, een stof waarmee de kleuren van tapijten werden versterkt.

Na het overlijden van haar moeder deed Louise een poging om zich in de Bièvre te verdrinken. Haar vader, met wie ze een zeer problematische verhouding had, redde haar van de verdrinkingsdood. Heimwee en verlangen is te lezen in dit kunstwerk van een boek.

Er waren twee werken die mij diep raakten. In een vitrine lagen een onderbroek en een poetsdoek, gemaakt door een dementerende vrouw. Helaas werd haar naam niet vermeld. Lapjes stof van keukentextiel en handdoeken waren met grove flanel- en stiksteken dwangmatig, maar vast ook met liefde, aan elkaar gezet.

Toen ik het zag, moest ik denken aan mijn moeder die door haar dementie ook obsessief gedrag vertoonde. Stoffen waren voor haar belangrijk. Ze maakte kleding voor haar drie zonen en voor zichzelf. Bij de stoffenkraam op de markt voelde ze aan stoffen en streek erover. Toen ze in het verpleeghuis zat, kocht ik een rood, wollen vest voor haar. Het eerste wat ze deed, was voelen aan de stof en er lang over strelen.

In dansvoorstellingen van  Anne Teresa De Keersmaeker is kleding heel belangrijk. Ze bewaarde die kledingstukken in haar archief, om ze versteld of aangepast, opnieuw te gebruiken. Op de tentoonstelling ligt een eenvoudige, witte, mouwloze jurk in een houten kist. In het eerste deel ‘Piano Phase’ van de dansvoorstelling ‘Fase’ zie je hoe de jurk wordt gedragen en een essentiële rol speelt in de choreografie. Op muziek van Steve Reich dansen twee danseressen in die ronddraaiende jurken.  

De Keersmaeker vond kleding in tweedehands winkels, maar werkte ook vaak samen met modeontwerpers. Dries van Noten ontwierp een schitterend kleurbeeld voor haar dansvoorstelling Rain.

Voor Herst-Winter 2019-2020 ontwierp Simone Rocha een collectie gebaseerd op werk van Louise Bourgeois.

Gestreepte, achtkantige vormen werden door de kunstenaar aan elkaar genaaid. Met dit patroon ontwierp Simone Rocha een collectie jurken die een mooie verbinding aangaan.

Zwaar aangetaste kledingset van met metaalzouten verzwaarde zijde , ca. 1880-1900

De laatste zaal is gevuld met kisten waarin (soms kwetsbare) kleding uit de collectie van het museum ligt. Kleding vol verhalen en geschiedenis die zorgvuldig beheerd worden door de conservatoren.

Kleding en herinnering, ik kan me er veel bij voorstellen.

Ik heb bijna geen foto’s uit mijn baby- en kindertijd. Toch is er die babyfoto waarop ik dromerig de wereld inkijk. Ik draag een wit, gebreid truitje met ingebreide, lichtblauwe figuurtjes. Er hoorde een blauw, gebreid broekje bij. Uit verhalen weet ik dat het mijn dooppakje was. Ik was te groot voor de doopjurk. Natuurlijk herinneren ik me niets van mijn doop; ik schijn gehuild te hebben. In de linnenkast op de slaapkamer van mijn ouders lag een doos met mijn dooppakje. De motten hebben erin huis gehouden en tijdens een verhuizing is het weggegooid. Maar in mijn herinnering zie ik het nog voor me.

‘Echo’ te zien tot en met 25 februari 2024 in het MoMu Antwerpen.

72. Meer textielverrassingen uit het Château

Na het zien van die schitterende boeken vol stofstalen ging een deur open van een kamer op de zolder.

Het was er donker; de vloer was bezaaid met kledingstukken. Bij mijn voeten lag een rolletje stof en iets dat op een kledingstuk leek. We namen het mee naar beneden om het goed te bekijken. Het waren twee rolletjes stof die samengebonden waren met een reep stof. Stoffig en viezig, maar het maakte nieuwsgierig naar wat erin zat.

Iedereen die zelf wel eens kleding maakt, zal het herkennen. De restjes textiel na het knippen van het patroon rol je op om ze later voor herstel of iets anders te gebruiken. Ik heb ondertussen een heleboel van die rolletjes na het maken van veel zomershirts.

Wat zat er in die rolletjes verstopt? Gijs was het er mee eens dat we het zouden bekijken. Halverwege het diner, terwijl het licht nog goed was, rolden Willemien en ik ze voorzichtig open.

Dat was een soort schatgraven maar dan met textiel.

Er kwamen verschillende soorten stoffen tevoorschijn, die terug te voeren waren naar de dessins uit de stalenboeken.

Ook zat er een mouw in met een groot gat. Intrigerend was het en ook ontroerend.

Na meer dan een eeuw opgerold te zijn, haalden wij de lapjes weer in het daglicht.

Zo kwamen we dicht bij iemand die kleding heeft gemaakt van dit textiel.

Handen hebben de restjes opgerold. Handen van wie?

En dan was er ook nog dat kledingstuk vol vlekken en kreukels. Een katoenen blouse, bedrukt met blauw-witte stipjes, vaak versteld op verschillende manieren.

Stukjes stof in een ander dessin waren er keurig ingezet.

Delen waren met rijgsteken bewerkt.

Het opstaande boordje omslingerd met garen, de voering van effen katoen of linnen.

De blouse sluit met kleine knoopjes die door knoopsgaten gaan die met de hand zijn gefestonneerd. De naden zijn duidelijk gestikt met de naaimachine.

‘Tweede helft 19de eeuw’, zeiden we. Duidelijk een kledingstuk van de arme, werkende stand. De rijke elite zou absoluut niet in verstelde kleding willen lopen. Je kunt bijna met zekerheid zeggen dat het gedragen is door een huishoudster die werkte op het kasteel. Misschien Marie Prud’Homme , Rosalie Laroche of Mélanie Angot? Dat zijn de namen van de huishoudsters die in het kasteel van Emile Poirier woonden. Aan het formaat zie je dat het een kleine vrouw moet zijn geweest.

Merkwaardig om zo’n versteld kledingstuk te vinden op de zolder van een handelaar in textiel. Je zou kunnen denken dat juist een handelaar in textiel niet wil dat zijn personeel in kleren loopt die zichtbaar zijn versteld. Misschien was hij een zuinige man die vond dat iemand van een lagere stand geen goede kleding hoefde te dragen?

Hoe dan ook, het is heel bijzonder dat zo’n kledingstuk van een werkende vrouw bewaard is gebleven. Doorgaans wordt alleen kleding bewaard van rijke mensen; kleren van het gewone volk zijn verdwenen, verloren in de tijd.

Toen Willemien het jakje voorzichtig had gewassen, zag je hoe mooi en zorgvuldig het is gemaakt.

Droeg de vrouw er een lange rok bij in dezelfde stof? Wie weet ligt die rok ergens op de zolder. Hoe zit het met die mouw met dat gat uit het rolletje dat ik heb? Het heeft een ander stipjes-dessin, maar in een mouw van de blouse is wel een lapje van deze stof gebuikt om te herstellen. De achterkant van de mouwstof heeft het stippen-dessin van de blouse. In hoeverre is de stof verwassen en lichter van kleur geworden? Zou er ergens nog een blouse liggen waar de mouw met het gat bij hoort? Allemaal vragen waar ik ooit antwoord op hoop te krijgen.

Willemien en ik kregen van Gijs allebei een rolletje stof. Dat hebben we heel voorzichtig gewassen en ondertussen maakten we een plan wat we er samen mee gaan doen.

Gestyled door Willemien