Op zaterdag 2 maart togen een paar honderd textielliefhebbers naar Buurthuis De Twee Marken in Maarn.
Op die dag werd daar de jaarlijkse Textiel Markt, de TM, gevierd. De Nederlandse Kostuumvereniging organiseert die textielmarkt al jaren. Handelaren uit binnen- en buitenland nemen hun mooiste textiel mee. In de grote zaal is er de verkoop van giften die de Kostuumvereniging vaak krijgt. Dit alles natuurlijk om die organisatie financieel te ondersteunen.
De vrijdagmiddag daarvoor deden we de opbouw: tafels inrichten, dozen uitpakken en natuurlijk ook een en ander al goed bekijken of even passen.
Zelf kreeg ik als taak om de streekdrachttafel in te richten en alles te prijzen. Om zoveel mogelijk te verkopen hielden we de prijzen laag.
Uit dozen, tassen en vuilniszakken kwam van alles tevoorschijn.
Prachtige kebaya’s, honderden knoopjes, kantjes en bandjes, schoenen, tassen, paraplu’s, en het meest merkwaardige babybroekje in Schotse ruit.
Aan de binnenkant helemaal met plastic gevoerd zodat de luier niet zou doorlekken.
Als je er aan kwam, knetterde het broekje met een naar geluid.
Zaterdag om 10 uur ging de deuren open. Begerige handen doken direct op de tafels. Mutsen werden bekeken en gepast. Vijftig eurocent per stuk is een koopje en dan is de verleiding groot om er meer dan een aan te schaffen.
Nog meer gretige handen gingen spitten in de doos met de zogenaamde ‘baafjes’ vol kleur en dessin. De vrouwen van Marken spelden deze lapjes middenvoor op als ze in dracht gaan. Vijf voor een euro is een waanzinnig koopje! Kopers gebruiken de baafjes om er quilts van te maken. Een moeder en dochter kochten de laatste restanten uit de doos. We maakten de afspraak dat ze hun quilt volgend jaar laten zien. Daar houd ik ze aan! Zelf heb ik ze niet gekocht hoewel ik dat wel van plan was. Ik zag me al lopen in een zomershirt in een patchwork van kleurige stoffen. Volgend jaar is er misschien weer zo’n doos en dan sla ik mijn slag.
Met hulp van Klaarke in de morgen en met ’s middags Nu Ben Ik Toch Haar Naam Vergeten vloog de dag voorbij. Onze tafel raakte leger en leger.
Kraplappen kregen nieuwe eigenaars, jakken uit Marken verdwenen in tassen, de bodem van de doos met band kwam in zicht.
En toen was het vier uur en keek ik naar een tafel waar nog maar weinig op lag. Ook de andere tafels en kledingrekken waren beduidend leger dan ‘s ochtends.
Het leuke aan zo’n dag zijn de bezoekers en de stand-eigenaren. Er wordt geparadeerd in dracht uit Staphorst, Noord-Holland, Zeeland, Spakenburg en Marken.
Specialisten als Els de Baan en Jacob de Graaf onderzoeken textiel met een vergrootglas.
Een kaftan uit Oezbekistan en Afghaanse jurken kijken je verleidelijk aan.
Hoeden worden opgezet, schorten voorgebonden en jurken aangetrokken.
En dan is natuurlijk ook de groep die helemaal in vintage kleding arriveert. Heren keurig in maatpak en dames, of moet ik mejuffrouwen zeggen, in kleding uit de jaren 30, compleet met hoed. Uit de rekken met kledij heeft een van hen vast die spetterende, roze, lange avondjurk meegenomen naar huis. Geweldig dat er mensen zijn die de waarde van kleding zien, uitdragen en ervan genieten.
Zelf vind ik het heerlijk om zo’n dag helemaal ‘onder ons textielliefhebbers’ te zijn. Of ik zelf nog wat gekocht heb? Jazeker.
Een aantal van die doeken uit Staphorst ga ik gebruiken voor een zomershirt.
Een met bloemen geborduurd tafellaken (met een vlek die er inmiddels uit is). Een boek over het werk van Sonia Delaunay.
En als hoogtepunt een wonderlijke lap met geborduurde bloemen in chenille garen op een ondergrond van fluweel die bijna helemaal weg is; op de achterkant zie je de kleuren die de bloemen aan de voorkant ooit hadden.
Ik denk erover om de lap zo in te lijsten dat je de achterkant kunt zien met al die draden die kriskras van het ene borduursel naar het andere lopen. Maar voordat ik dat doe, wil ik nog wel onderzoek doen naar dit bijzondere stuk textiel.
Dat babybroekje met plastic voering is overigens verkocht. Zou het gebruikt gaan worden of is het nu een knisperend onderdeel van een kinderkledingverzameling?