88. Dans met mij de Flamenco

De afgelopen weken was ik in Spanje om de ‘Semana Santa’, de Heilige Week voor Pasen, mee te maken. We zagen indrukwekkende processies in Tortosa. Over dat fenomeen ga ik  nog een artikel schrijven. Nu een voorproefje over iets anders.

Toen we besloten om naar Spanje te gaan, plopte er in mijn hoofd een herinnering op die te maken heeft met mijn jeugd. Tante Stien, een oudere zus van mijn moeder, ging in de jaren zestig op vakantie naar Lloret de Mar aan de Costa Brava. Nu is dat een bekend uitgaansoord, toen was het nog een klein vissersdorp waar het toerisme net begon. Mijn moeder kreeg bij terugkomst van tante Stien een schortje met daarop een geappliqueerde ezel die twee waterkruiken draagt, een Spaanse danseres met een jurk vol stroken en ook nog eens de naam Lloret de Mar erop geborduurd. Een souvenir meenemen voor de achterblijvers was toen een gewoonte van de meeste reizigers. Tante Stien had ons ook een ansichtkaart gestuurd met een danseres in een flamencojurk van echte stof. Ik weet nog dat ik die kaart prachtig vond. Wij hadden thuis ineens iets uit een ver land! Het schortje en de kaart zijn verdwenen, maar het beeld is gebleven.

Onderweg bedacht ik dat het leuk zou zijn om zo’n kaart te bemachtigen. In Tortosa waren ze niet te vinden, maar in Zaragoza had ik geluk. In de Calle Manifestacion 36 vind je de winkel ‘Coleccíonísmo’ die allerlei tweedehands spullen verkoopt. Poppen, boeken, sieraden, speelgoed, noem maar op. In een doos met oude ansichtkaarten vond ik een hele collectie danseressen in bontgekleurde rokken die samen met hun danspartner de flamenco dansen. Kaarten vol kleur, goud, zilver en glitter. Ik werd er direct vrolijk van.

Eén kaart kopen is natuurlijk onmogelijk, want welke moet je dan kiezen? Ik kocht ze allemaal voor een redelijk bedrag. In één klap was ik een verzameling begonnen van 43 kaarten!

Toen we ze in de kamer van ons appartement uitlegden, werd het nog leuker. Op een aantal kaarten stond dezelfde foto, maar de jurk van de danseres was steeds anders.

Soms was de strokenrok van dezelfde drie kleuren, maar anders samengesteld. Op ander kaarten was het een rok in heel andere kleuren.

Alle kaarten moeten met de hand gemaakt zijn, dat plakken van de rokken zeker. Soms zie je de jurk van de foto er onderuit komen.

Hoe het borduurwerk van de bovenkanten van de jurken is gedaan, weet ik niet. Waarschijnlijk machinaal.

Ook de flamenco-mannen op de kaarten dragen opvallende danskleding. Broeken met hoge tailles en overhemden vol stippen.  

Geen enkele man is het echter waard om een broek of hemd van echte stof te dragen. Ze staan er in een heel mannelijke pose bij, soms met een gitaar in hun hand.

Het danspaar Antonio Gades en Cristina Hoyos die op de twee kaarten hierboven staan waren erg beroemd in Spanje. In deze zwart wit film uit 1969 zie je hen gepassioneerd de flamenco dansen.

Het borduursel en de opgeplakte stroken stof op de kaarten heeft weinig te maken met de echte flamencojurken. De geschiedenis van de flamencojurk voert terug naar Andalusië aan het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Vrouwen van handelaren, soms van Roma afkomst, gingen naar de jaarmarkten en kermissen in eenvoudige jurken die ze voor die gelegenheid hadden versierd met ruches en kleurrijke borduursels. Vrouwen uit de rijke klasse kopieerden de jurken in luxere versies. Er werd mee gedanst op feesten met opzwepende muziek. Later ontstonden daaruit flamencoshows waar de artiesten van dat moment hun danskunst vertoonden.

Tijdens de ‘Feria de Sevilla’ zijn alle straten een week gevuld met al die schitterende feestjurken. Na de ‘Semana Santa’ staat de ‘Feria de Sevilla’ nu op mijn lijst. Een mens blijft wensen!

Modeshow ‘We Love Flamenco 2024’ van de Sevilliaanse ontwerpster Luisa Perez

Er is nog steeds mode en verandering in de flamencojurk. In de jaren zestig van de vorige eeuw werden ze korter, later weer langer. Flamencomodemerken laten elk jaar hun collecties zien op de catwalk.

Terug naar de tweedehands kaarten. Naast de voorkant vol kleur zijn ook de achterkanten intrigerend. De kaarten die ik nu heb,  zijn gestuurd naar veel verschillende landen. Engeland, Italië, Joegoslavië, Zweden, Nederland, Duitsland, Noorwegen, Oostenrijk, Zwitserland, Australië, Amerika, Denemarken, Ierland en Spanje. Ze zijn verstuurd vanuit verschillende Spaanse oorden. Veel uit Palma de Mallorca dat in de jaren 70 echt de plek was waar je heen ging. De verschillende handschriften, de vermakelijke teksten, de postzegels en stempels – je raakt niet uitgelezen en gekeken.

Ze roepen grote verwondering en dus allerlei vragen op. De kaarten hebben natuurlijk te maken dat ‘gewone mensen’ vanaf de jaren zestig geld hadden om met vakantie verder te gaan dan Nunspeet of Vrouwenpolder. Dan stuurde je kaarten naar het thuisfront om te laten zien dat je echt in het buitenland was en dat je zo iets van Spanje en de Spaanse cultuur liet zien. Nu kun je zeggen dat het allemaal nogal cliché is, maar in die tijd keek je wel op naar mensen die zo’n verre reis maakten.

Ik heb heel internet afgezocht naar de oorsprong van deze flamenco-kaarten met jurken van echt stof, maar tot op heden niets gevonden. Wie maakten de kaarten en hoe? Op de kaarten staat dat ze in een envelop verstuurd moesten worden, maar de meeste hebben een postzegel en zijn dus zo op de bus gedaan. En onbeschadigd aangekomen.

En dan de laatste vraag. Hoe komen die Spaanse kaarten, verstuurd naar Bari, Nieuwvliet, Salzburg, Enköping, Rocky Branch en Blackley weer terug in Spanje? Ik ga natuurlijk verder mijn collectie uitbreiden. Er schijnen ook nog heel andere geborduurde Spaanse danskaarten te zijn waarbij over de hele foto of tekening is geborduurd en geen stof is gebruikt.

Mocht je nog een Spaanse danskaart in je bezit hebben en hem kwijt willen, reageer dan onder dit bericht of stuur een mail naar janterheide@gmail.com

13. Catawiki en Kuba

Catawiki, de online kunstveiling. Ik moet er niet te vaak gaan kijken want de verleiding is groot. Ruim een maand geleden ging ik weer voor de bijl. Niet alleen voor wat ik te koop zag, maar ook omdat het zo spannend is aan een veiling mee te doen. Wacht ik met bieden tot de laatste minuten, of ga ik al eerder? Heb ik het of is iemand me net voor? Spannende minuten die je door moet maken, waarop je moet beslissen ja of nee, ik houd er van.

Half februari was er een veiling van Afrikaanse voorwerpen. Veel beelden maar ook een aantal Shoowa–Kuba weefsels uit Congo. Nu weet ik niets van dit soort weefsels, maar de textielliefhebber in mij werd erdoor aangetrokken. Ik werd nieuwsgierig naar die natuurlijk uitziende kleden. Hoe mooi zou het zijn om ze van dichtbij te bekijken en er meer over te weten te komen. Uiteindelijk is leuk en leerzaam de beste combinatie. Bij twee verkopers waren verschillende kleden te koop. Twee uit de eerste helft van de 20ste eeuw van een Belgische verzamelaar die ze verkocht via galerie Mondes d’Hier in Brussel en twee uit de 2de helft van de 20ste eeuw van een verkoopster uit Deventer. Ze zagen er verschillend uit, maar ze hadden alle vier een uitstraling die me beviel. Voor ik het in de gaten had, was ik op beide kavels aan het bieden; tot mijn grote verbazing was ik ineens de eigenaar.

Kuba textiel eerste helft 20ste eeuw

Ze kwamen goed verpakt aan. Toen ik ze naast elkaar legde, zag ik direct een groot verschil. De twee uit het begin van de 20ste eeuw zagen er verfijnder uit dan de andere uit de 2de helft van de 20ste eeuw. Die waren grover geweven en hadden op de een of ander manier niet de schoonheid van de andere lappen. Ze leken nieuw gemaakt, waarschijnlijk voor de toeristenmarkt. De zachte fluwelige uitstraling die de oude lappen hebben, zit absoluut niet in de andere twee. Deze zijn stug, hard en ruw. Eerlijk gezegd vielen de nieuwere twee me wat tegen. Natuurlijk ging ik me direct verdiepen in de oorsprong van deze kleden.

Kuba textiel tweede helft 20ste eeuw

Omdat het Congolese kleden zijn, vroeg ik me af wat ik van Congo weet. Weinig. Ik kende de namen Lumumba en Kasavoeboe, ik wist dat er boeken zijn verschenen over de pijnlijke geschiedenis van dat land en dat het er op dit moment onrustig is. Een kleine heftige geschiedenisles via Internet volgde.

Congo was van 15 november 1908 tot 30 juni 1960 een kolonie van België. De Belgen onder leiding van Koning Leopold II hebben daar op een stuitende en racistische manier huisgehouden. Ze wilden er zoveel mogelijk geld verdienen over de ruggen van de bevolking. Dit alles vanuit de gedachte dat de Europese cultuur beschaving in het land zou brengen. Een verwerpelijk idee dat ervan uitgaat dat er in Afrika geen beschaving zou zijn. Met het geld daar verdiend, zeg maar gestolen, werden in België grootse gebouwen neergezet. Op Wikipedia las ik het volgende over de dag dat Congo onafhankelijk werd:

Nadat koning Boudewijn in zijn toespraak op ongelukkige wijze het ‘genie’ van Leopold II en de vruchten van het koloniaal bestuur had geprezen, sprak de kersverse eerste minister Patrice Lumumba een – door de Congolezen enthousiast onthaalde – vlammende repliek uit tegen het Belgische koloniale beleid. Daarin stelde hij de strategie aan de kaak die bestond uit dwangarbeid, beledigingen, lijfstraffen en sociale ongelijkheid.

  • Wij hebben dwangarbeid gekend in ruil voor lonen die veel te laag waren om voldoende te kunnen eten, ons waardig te kleden of te wonen of om onze kinderen als dierbaren te kunnen opvoeden.
  • Wij hebben spot, beledigingen, slagen gekend die we ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds moesten ondergaan, omdat wij ‘negers’ waren. Wij zijn getuige geweest van het afschuwelijke lijden van degenen die veroordeeld waren voor hun politieke standpunten of godsdienstige overtuigingen: verbannen in hun eigen land was hun lot nog slechter dan de dood.
  • Wij hebben gezien dat er in de steden prachtige huizen voor de blanken waren en bouwvallige barakken voor de zwarten.
  • Wie zal ooit de slachtingen vergeten waarbij zo velen van onze broeders omkwamen, de cellen waarin degenen werden geworpen die weigerden zich aan een regime van onderdrukking en uitbuiting te onderwerpen. Wij, die in ons hart en met ons lijf geleden hebben onder de koloniale onderdrukking, wij zeggen nu luid en duidelijk: dat alles is voortaan gedaan!

Gruwelijk is het om dit alles te lezen en te weten dat de oude weefsels die ik kocht, zijn gemaakt ten tijde van deze onderdrukking. Dat het van een Belgische verzamelaar komt, maakt het ook een beetje ongemakkelijk, merk ik bij mezelf nu ik dit schrijf. Hoe de weefsels in zijn bezit zijn gekomen, zal ik nooit weten. Heb ik nu koloniaal materiaal in handen waar weinig of niets voor is betaald? De galerie die ze aan mij verkocht, ziet er overigens wel betrouwbaar uit.

Maar nu naar de oorsprong van de weefsels. Op internet is veel te vinden en het grote boek over dit soort weefsels van de Belgische kunstschilder Georges Meurant staat op mijn verlanglijst.

Shoowa Design, Georges Meurant, Thames & Hudson

Oorspronkelijk is een Kuba-doek zoals het ook wel wordt genoemd een ceremonieel gewaad dat gedragen werd bij huwelijks- en begrafenisceremonies. Ze werden gebruikt als rokken waarbij meerdere lappen om het lijf werden gebonden. Het proces om zo’n weefsel te maken, kost veel tijd en vraagt heel wat handelingen van de makers.

Raffia palm, foto Wolfgang Hecht

De weefsels zijn gemaakt van raffia, afkomstig van de raffiapalm. Toen ik jong was, heb ik op school nog eens een masker gemaakt van pitriet met raffia. Dat heeft jaren bij mijn ouders gehangen. Raffia was een typisch materiaal van de jaren 60 en 70 toen er volop werd geknutseld. Er werden manden en pannenonderzetters van gemaakt. Waar raffia vandaan kwam, wist ik niet; je kocht het in strengen bij de knutselboetiek. Nu is het nog steeds te koop, onder andere bij tuincentra omdat het een natuurlijk soort touw is waarmee je planten kan vastzetten.

In Congo verzamelen mannen de bladeren van de raffiapalm en laten ze drogen in de zon. Ze wrijven de bladeren in hun handen tot ze zacht zijn en bruikbaar om mee te weven.

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Making_raffia_rope.jpg

Er worden smalle repen van gemaakt; daar weven de mannen lappen mee op een eenvoudig weefgetouw.

Foto collectie Tropenmuseum Amsterdam

De breedte van de vezel bepaalt de breedte van het weefsel.

Foto collectie Tropenmusem Amsterdam

De vrouwen borduren er daarna motieven op met repen raffia die plantaardig zijn geverfd met bijvoorbeeld modder of indigo. Ze doen dit in een techniek waarbij aan de achterkant bijna niets te zien is van de draden waarmee ze werken.

Achterkant Kuba textiel eerste helft 20ste eeuw

Sommige delen zijn in een eenvoudige steek gestikt; andere delen geven een fluwelig beeld.

De lappen zien er grafisch uit.

De geborduurde vormen zijn geometrisch en hebben, vanuit overerving, een band met de familiegeschiedenis. Dat maakt deze doeken erg persoonlijk; er is ook een grote diversiteit in te vinden.

Wat me opvalt en ook aantrekt, is dat de borduursels niet gelijk van vorm en ritme zijn. Daardoor lijkt er beweging in de lappen te zitten.

Die schoonheden, ooit ergens in Congo gemaakt, zijn nu hier in Amsterdam beland. De oude hebben zeker een functie gehad. Wie ze gemaakt heeft, zal ik wel nooit te weten komen. Wat ik wel weet is dat ik respect en bewondering heb voor de mannen en vrouwen die ze hebben vervaardigd. Ik zal de lappen, die nu deel uitmaken van mijn kleine textielcollectie, blijven koesteren en waarderen.