65. B.L.A.U.W in Borne

Staphorster halsdoek

In museum Bussemakershuis in Borne is tot en met 30 november 2023 heel veel blauw te zien. Blauwdruk welteverstaan. Het is een kleine maar prachtige tentoonstelling die is opgebouwd rond de blauwverver en blauwdrukker Johannes Antonius Mulder (1776-1856).

Blauwdrukontwerp van Johannes Antonius Mulder

In februari 1796 ging Mulder om het vak te leren in de leer bij Christoff Anton Scholvinck in Ahaus. Hij betaalde daarvoor 250 gulden, kost en inwoning inbegrepen. Op 20 april 1797 studeerde hij met goed resultaat af en begon hij zijn eigen blauwdrukkerij/ververij in Borne.

In 1811 maakte hij een patronen- en receptenboek, dat onlangs aan het Bussemakerhuis is geschonken.

Een mannenhemd gedragen door een Töddenhandelaar

Borne was een belangrijke stad waar textiel werd gemaakt en verhandeld. De Duitse Töddenhandler (todden is lappen) verkochten er vanaf de 17de eeuw hun stoffen (waaronder blauwdruk) aan Nederlanders. Andersom was er natuurlijk ook handel.

De tentoonstelling in Borne laat een mooi beeld zien hoe blauwdruk in verschillende kledingstukken werd gebruikt, vooral in streekdracht. Er zijn hoofdoeken en halsdoeken uit Staphorst te bewonderen, gemaakt door de Staphorster Koob Vloedgraven (1908 – 2006).

1944, Koob Vloedgraven draagt de zondagse kerkdracht van omstreeks 1880. Om zijn hals een doek in blauwdruk

Er hangen een vrouwenjak en -rok van blauwdrukstof.

In een ander kamer liggen gestreepte en geplooide rokken en mannen- en kinderjasjes in dezelfde strepen.

Geweven in Twente waarbij meestal linnen voor de ketting werd gebruikt en wol voor de inslag.

Tot mijn vreugde hing er ook een rok uit Slowakije die conservator Wilma Witteman even voor mij uitspreidde.

Ga erheen als je in de buurt bent, want naast de tentoonstelling is het ook bijzonder om dit huis van de familie Bussemakers te bezoeken.

De maand september staat in het teken van het textielfestival Borns Blauw. Alle informatie vind je HIER.

Binnenkort volgt een artikel over de techniek van blauwdruk in Slowakije.

23. De Arc de Triomphe, twee keer anders

Parijs, we komen er graag. Door covid waren we er een tijd niet geweest, maar nu moesten we er echt heen: de ingepakte Arc de Triomphe van Christo en Jean-Claude zien. Een visueel feest dat slechts zestien dagen duurde, midden op Place Charles de Gaulle. Op 4 oktober startte het uitkleden van de Arc en vrij kort daarna is de ereboog weer in zijn normale glorie te zien.

Het inpakken van de Arc is een project van jaren geweest. De eerste tekening van Christo van een ingepakte Arc dateert uit 1961. Toestemming om het plan uit te voeren kostte het echtpaar C&JC jaren. Zoals gebruikelijk vroegen ze er geen cent subsidie voor en wilden ze niet werken met sponsors. Het project werd volledig gefinancierd door C&CJ zelf uit de verkoop van hun kunstwerken. Ze hebben hun Parijse droom zelf niet kunnen zien. Jean-Claude overleed in 2009, Christo in 2020.

Midden op dat immense plein staat dat grote bouwwerk met het graf voor de onbekende soldaat. Wij liepen er via de Avenue des Champs-Élysées naar toe. De gevel vol modeontwerpen van Dior keek ons lichtzinnig na.

Auto’s cirkelen eromheen; de belangrijkste boulevards komen er op uit. Via een ondergrondse tunnel kun je de triomfboog bereiken.

De eerste aanblik van de ingepakte Arc was overweldigend. Op een bewolkte maandagmiddag stond daar dat zilveren juweel in volle uitstraling. We bleven er tot het donker werd en de lichten aangingen. Ineens leek hij van goud.

De volgende twee dagen scheen de zon volop. Een strakblauwe lucht zorgde ervoor dat de triomfboog nog meer glom en nog meer aandacht vroeg. Wat ook opviel waren de rode koorden die de stof vasthielden en zorgden voor ontelbare plooien en rimpels die licht bewogen in de wind.

Op woensdagmorgen stonden we boven op het terras van de Arc. Het platform was een sprookje van zilver. De wereld daar was een grote hoes die over het terras was getrokken en waarover je kon lopen. De precisie waarmee dat alles was gemaakt, helemaal op vorm!

En dan het uitzicht naar alle kanten van Parijs. Onvergetelijk. Te weten dat dat wonder er maar even is en dat wij er waren.

Op het plein rondom de Arc liepen gidsen rond. In hun heuptas zaten kleine vierkantjes textiel die ze uitdeelden als je er om vroeg: hetzelfde materiaal als dat waarmee de Arc is ingepakt. Die inpakstof is speciaal ontwikkeld propyleen met een zilveren buitenkant en een blauwe binnenkant. Na het project zal de stof gerecycled worden.

Een gids vertelde dat de kleding die ze droegen speciaal ontworpen was door Issey Miyake. Ineens viel de plissé stof van de broek samen met de rimpels op de Arc. De gids zei dat ze na afloop de kleding mocht houden. Ik werd ogenblikkelijk jaloers.  Wie wil er nu niet een outfit van Miyake dragen?

Afmetingen? 25.000 vierkante meter en 3000 meter rood koord. Bedenk daarbij dat er kilometers naden gestikt zijn en dat alles moest kloppen voor de opbouw kon beginnen.

Een feestelijk meesterstuk! Een magistraal wonder! We hebben het gezien; een paar vierkantjes herinneren ons eraan.

De Arc de Triomphe is een van de gebouwen die Parijs beroemd heeft gemaakt in de wereld. Net als de Eiffeltoren, de Sacré-Cœur en het Louvre. Je vind afbeeldingen op sleutelhangers en mokken, op t-shirts en koelkastmagneten.

Hoe anders is dan het werk van Raoul Dufy ( Le Havre, 3 juni 1877 – Forcalquier, 23 maart 1953) waarin deze gebouwen een grote rol spelen. De tentoonstelling ‘Le Paris de Dufy’ in het kleine Museé de Montmartre liet ons Parijs door zijn ogen zien. Rijk van kleur, vol vrolijkheid en lichtheid. Alles met een directheid getekend of geschilderd, vol zwier en beweging.

Dat Dufy ook textiel heeft ontworpen wist ik niet. In een zaal stonden een bank en stoelen, bekleed met stoffen die hij heeft ontworpen. Vol rozen en andere bloemen en met alle gebouwen die Parijs zo Parijs maken.

Een geweven Arc de Triomphe midden op de rug van een stoel en klein, gezien vanaf Place de la Concorde, op een andere stoel.  

In de catalogus las ik dat Dufy een grote interesse in andere vormen van kunst had. Naast schilderen en tekenen heeft hij zich bezig gehouden met decors, keramiek, dessinontwerpen, mode en muurschilderingen. Ook weefsels hadden zijn grote interesse; in 1922 kwam hij in  contact met gobelinweverij ‘Manufacture de Beauvais’. De eigenaar, Jean Ajalbert, vroeg via het kunstenaarstijdschrift ‘Bulletin de la vie artistique’ welke kunstenaar van die tijd geschikt zou zijn om weefsels te ontwerpen die gebruikt konden worden om meubels te bekleden. Dufy maakte vervolgens nieuwe ontwerpen waarbij gebouwen van Parijs het uitgangspunt waren. Dat hij weinig van weven wist, zag hij zelf niet als een probleem; hij had toen al tien jaar ervaring met het ontwerpen van dessins voor de textielindustrie.

Het moet vast en zeker moeilijk zijn geweest om zijn ontwerpen te weven. Voor de wevers was het een grote uitdaging. Ze hadden nog nooit zoveel verschillende tinten garen gebruikt en die mochten niet door elkaar gehaald worden. Schaduwen, vormen en lijnen en daarbij ook nog alle verfstreken moesten omgezet worden in een weefsel. Dat het gelukt is, komt door de ervaring en het geduld van de wevers. De weefsels zijn schilderijen gevangen in garens, met dezelfde vrolijkheid en lichtheid als in zijn ander werk. Hoe mooi zou het zijn om een zo’n stoel te hebben! Mij maakt het niet uit welk gebouw er op staat. Op veilingsites worden ze af en toe aangeboden en voor astronomische bedragen verkocht. Het blijft dus een droom; gelukkig heb ik de meubels in het echt gezien en kunnen fotograferen.

In een zaal verderop stond een kamerscherm uit 1933 met als titel ‘Panorama de Paris’. Ook geweven in Beauvais; ook daarop is de Arc de Triomphe te zien naast andere beroemde Parijse monumenten.

Parijs zorgt altijd voor nieuwe ervaringen en de historische gebouwen zullen altijd een inspiratiebron blijven voor kunstenaars en ontwerpers.

14. Eilandvrouwen van Kihnu en Manija

Een paar weken geleden zag ik op Facebook een filmpje over het fotoboek ‘Big Heart, Strong Hands’ van de Noorse fotografe Anne Helene Gjelstad.  Ze fotografeerde vanaf 2008 elf jaar lang 35 oude vrouwen op de Estlandse eilanden Kihnu en Manija. Een paar daarvan zijn nog in leven. Vrouwen die hard werken terwijl hun mannen vaak afwezig zijn door werk op zee of het vaste land. Een matriarchaat zou je het kunnen noemen. Vrouwen die op het eiland zijn geboren en getogen en daar zijn blijven wonen. Opvoeden, koken, kleren maken, repareren, land bewerken, dieren verzorgen – dat is hun leven. Sterke vrouwen die niet gewend zijn om veel te praten over hun innerlijk. Hard werken hoort erbij en daar zeur je niet over. Cultuur en traditie respecteer je en houd je in ere. Zo doen ze dat daar en zo doen ze dat al heel lang. Via de Engelse uitgever Dewi Lewis Publishing kwam het boek bij mij thuis.

Sauendi Mann 2010 © Anne Helene Gjelstad

Op de voorkant, gedrukt op stof, een portret van Sauendi Mann. Ze lijkt je aan te kijken, maar kijkt ook van je af. Oude handen leunen op een stok, een hoofddoek met bloemen. In het boek lees je dat haar leven grote tragedies kende. Op de achterkant breit Lohu Ella geconcentreerd een traditionele want. Twee foto’s die een wereld laten zien die ik niet ken. Wie zijn ze en wat gaan ze me vertellen?

Tilli Alma 2008 © Anne Helene Gjelstad

Toen ik het boek had bekeken en gelezen, zocht ik contact met Anne Helene Gjelstad om haar te vertellen dat ik een artikel over haar boek wilde schrijven en dat ik graag wat foto’s wou gebruiken. Ik kreeg direct een positief antwoord en ze stuurde me foto’s. We mailden heen en weer en zo kreeg ik ook contact met Maie Aav, de directrice van het Kihnu museum. Aan haar vroeg ik of er oude foto’s in het museum waren waarop textiel en het gebruik ervan goed te zien waren. Een serie wonderschone foto’s belandden in mijn mailbox.

Nu weet ik wel iets van textiel uit Estland omdat ik boeken over traditionele breisels heb. Onder andere het beroemde boek ‘Kindakirjad’ van Kihnu Roosi met traditionele patronen voor wanten en handschoenen.

Kihnu Roosi kindakirjad (2008)© Rosaali Karjam

Ook breide ik ooit traditionele Estlandse kanten shawls en las ik over de achtergrond ervan. Het boek van Anne Helene Gjelstad vulde mijn kennis aan.

Lehe Square Shawl – patroon Nancy Bush uit Knitted Lace of Estonia gebreid in 2011

Op Kihnu en Manija wordt nog dagelijks dracht gedragen; de traditie blijft er leven. De vrouwen maken hun kleren met de hand, van begin tot eind. Ze scheren hun schapen en spinnen de wol. Ze weven lappen stof voor kleding en breien sokken voor de hele familie.

Lohu 2008 © Anne Helene Gjelstad

De winter is de tijd om aan textiel te werken. Je breit niet alleen voor persoonlijk gebruik, maar ook voor de verkoop om wat extra geld te verdienen.

Lohu Ella © Anne Helene Gjelstad

Op heel dunne breinaalden breien de vrouwen met dun gesponnen witte wol hun lange kousen vol ingewikkelde patronen. Die allerzachtste wol hiervoor komt van de ruggen van lammeren die in de lente worden geschoren.  De vrouwen doen er een paar weken over om een paar te breien. ’s Winters dragen ze kousen over elkaar heen om warm te blijven. Om te zorgen dat ze niet afzakken, knopen ze aan de bovenkant een zelf geweven band.

Vrouwen en meisjes begin 20ste eeuw. Op de eerste rij wordt gebreid.© Kihnu Museum

Wanten breien van zachte lamswol staat ook op het winterbreiprogramma. Licht garen als basis waar met donker garen grafische patronen vol betekenis en symboliek ingebreid worden, vaak met wat kleur in de manchet.

Handschoen met patroon, Kihnu Roosi, Kindakirjad (2008)© Rosaali Karjam

De oude patronen gaan over van moeder op dochter. In de loop van de jaren zijn er natuurlijk patronen bijgekomen. Door het inbreien ontstaat er een dubbele laag wol die extra warmte geeft. In het boek van Kihnu Roosi staan schitterende voorbeelden met patronen om na te breien.

Bruiloft op Kihnu, begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Als je trouwde, was het de gewoonte om alle gasten een cadeau te geven dat je voor hen had gemaakt. Op de bruiloft kregen de belangrijkste vrouwen gebreide kousen vol ingewikkelde, kleurrijke patronen. De andere gasten ontvingen sokken, handschoenen, wanten of geweven riemen; die waren sneller klaar. In een paar uur tijd gaf je alles weg wat je had gemaakt in al die winters.  Je jeugd was voorbij, je was een volwassen, getrouwde vrouw geworden.

Mõisa Mann 2008 © Anne Helene Gjelstad

Hoe bijzonder moet het zijn om fraaie handschoenen te krijgen die met aandacht zijn gebreid. Als je ze draagt, denk je weer aan die prachtige bruiloft. Een herinnering in liefdevolle steken.

Aia Mann 2008 © Anne Helene Gjelstad

Zoals overal veranderde er ook op deze twee geïsoleerde eilanden het een en ander. De zeevarende echtgenoten kochten voor hun vrouwen in de havens van Riga en Sint Petersburg kleurrijke zakdoeken, garens en met rozen bedrukte stof. De cadeaus werden bij thuiskomst met veel enthousiasme uitgepakt. De kleding van de eilandvrouwen veranderde van kleur. Tot het begin van de 20ste eeuw werden wol en linnen plantaardig geverfd. De opkomst van chemische verfstoffen zorgde voor een verandering van het zachtere kleurbeeld naar fel geel, hard blauw en spetterend rood.

Twee traditionele gestreepte rokken, Sauendi 2010 © Anne Helene Gjelstad

Twee kleuren zijn belangrijk in de kleding om de symboliek die er achter zit. Rood is de kleur van de jeugd, van geluk en vrolijkheid. Blauw verwijst naar verdriet en rouw, zoals het bijvoorbeeld in Staphorst ook een rouwkleur is. Geel en groen zijn accentkleuren. Zwart en wit zijn de natuurlijke kleuren van schapen en die tinten passen prachtig bij de bovengenoemde vier kleuren.

De kört in allerlei kleuren © Kihnu Museum

Al deze kleuren zijn terug te vinden in de kört: de gestreepte, wollen rok die de vrouwen dagelijks dragen. Rokken die niet aan mode onderhevig zijn en een leven lang meegaan. Een kört vertelt het verhaal van de draagster. De stof wordt in de winter geweven op oude weefgetouwen.

Lohu Ella 2008 © Anne Helene Gjelstad

Hoe meer rokken je had hoe rijker je was. Minimaal vijf moest je er wel hebben, twintig is beter.

Tika Mann 2013 © Anne Helene Gjelstad

De rode rand aan de onderkant beschermt je tegen het kwaad en zorgt ervoor dat de rok aan de onderkant niet kapot gaat. Aan de hoofdkleur van de rokken zie je hoe de draagster zicht voelt. Rood als ze jong en zonder zorgen is, zwart voor zware rouw over een familielid, blauw na de dood van een iets verder afstaand familielid en rood met strepen wanneer zes jaren rouw voorbij zijn.

Kihnu vrouwen begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Als je de foto’s uit het boek van Anne Helene Gjelstad bekijkt en ze vergelijkt met de oude foto’s uit het museum valt op dat er weinig is veranderd. Dezelfde rokken worden nog steeds gedragen met daarbij het wollen Kihnu Jakk en om het hoofd een hoofddoek.

Jongen mannen en vrouwen, Kihnu begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Weinig jonge vrouwen zullen die kleding nog dagelijks willen dragen, hoogstens op een traditioneel feest. Dat lijkt me begrijpelijk, maar nog steeds zijn er vrouwen die vanuit hun traditie en liefde voor dit soort kleding ervoor kiezen om die elke dag met trots te dragen. Bewonderenswaardig!

Het boek van Anne Helene Gjelstad bracht me in contact met deze vrouwen op eilanden waar de tijd lijkt stil te staan. In de persoonlijke verhalen van deze sterke vrouwen klinken veel droevige herinneringen door.

Järsumäe Virve vertelt over de Russische bezetting en een grote groep soldaten in hun huis die ook moesten eten van het weinige dat er was. Over een Russische officier die haar moeder op kerstavond dreigde dood te schieten. Hij deed het uiteindelijk niet, maar het gevaar zorgde wel voor een groot trauma.

De echtgenoot en de zoon van Tiidu Mari overleden een week na elkaar in maart 1995. Op 25 juli van dat jaar ging hun huis in vlammen op. Toch is Tiidu een vrouw die van muziek en dansen houdt; de polka is haar favoriet.

Anne Helene Gjelstad ontmoette Sauendi Mann op de begraafplaats waar haar zoon ligt begraven. Tijdens de Russische overheersing moesten ze werken in het bos. Haar jonge zoon kwam om toen een boom op hem viel. Liever had zij er gelegen.

Lohu Ella, geboren in 1937, breit al vanaf haar vierde jaar. Ze vertelt over het Russische regime waar je je aan moest onderwerpen. Je mocht het Kihnu dialect niet meer spreken. Na de ineenstorting van het Russische rijk voelde ze zich bevrijd. Ze krijgt een pensioen, geniet van het maken van handwerken, die ze samen met haar dochter op hun boerderij verkoopt.

In het huis van Puli Anni 2009 © Anne Helene Gjelstad

Levens van gewone mensen die vol zitten met bijzondere verhalen die gehoord en gelezen moeten worden. Door de prachtige foto’s kom je in huizen en op plaatsen waar de tijd heeft stil gestaan. Je staat oog in oog met eilandvrouwen die je toelaten in hun levens. Dat is een reden om het boek aan te schaffen.