69. Over rouw en troost

Afgelopen zondag zag ik in de Hoftuin achter het H’ART museum een kleine fototentoonstelling van fotograaf Margareta Svensson en theatermaker Chaja van Kollem. ‘Een Mozaïek van Verlorenen’ heet hun kunstproject.

Ze laten foto’s zien zijn die over verlies gaan. Portretten van achterblijvers die kleren dragen van dierbare overledenen.

Ymer en de jas van zijn vader

Een zoon in een jas van zijn vader, een vrouw die in het pyjamajasje van haar man slaapt, dochters die kleding van hun moeder dragen. Het raakte me omdat ik het herkende vanuit mijn eigen situatie.

Nadat we alles hadden bekeken, kocht Jos voor me in de winkel van het H’ART museum het mooi vormgegeven boek.  

Ik dacht na hoe ik omging met mijn eigen rouw, nu ruim tien jaar geleden. De eerste weken na het overlijden van Bram op 2 april 2013 droeg ik zijn overhemden (altijd effen Ralph Lauren button down) als ik sliep. Niet dat daar zijn geur in zat, ze hingen keurig gewassen en gestreken in de kast, maar het gaf me een gevoel dat hij dicht op mijn huid zat.

Voor de duidelijkheid, onze kleding was strikt gescheiden. Hij had zijn eigen ondergoed en ik het mijne. Hij droeg gekleurde sokken en ik altijd effen. Elkaars overhemden aantrekken was niet aan de orde. In de kast hadden we onze eigen stapel kleren.  

Toen ik weer ging werken, trok ik elke dag zijn kleurige sokken aan. Bijna altijd reageerden leerlingen erop. Ik droeg zijn ondergoed en af en toe een overhemd. Hij moest eens weten,  dacht ik vaak. Het voelde vertrouwd. In de klerenkast mengden zijn kleren zich met de mijne.

De binnenkant van mijn lievelingsjasje ging stuk; ik herstelde het met lapjes geknipt uit een aquablauw overhemd dat hij graag droeg. Dat jasje is nu tot op de draad versleten. Toch denk ik erover om het te herstellen aan de binnen- en buitenkant.

Na zijn overlijden lagen zijn brillen maanden op tafel uitgestald. Altijd zichtbaar. Het was een soort mausoleum geworden. Aan die tafel zitten ging niet meer. Pas nadat ik ze weg had gehaald, was er weer ruimte. Soms kan iets ook in de weg zitten.

Het overhemd dat hij droeg toen we elkaar ontmoetten, heb ik bewaard. In de weken na zijn dood borduurde ik er zinnen op uit mijn dagboek, regels over de eerste dagen dat we elkaar kenden. Na een paar zinnen bleef het overhemd liggen, tot ik het gebruikte bij een werkstuk over hem dat ik in de coronaperiode maakte.  

Kleding, je tweede huid. Door zijn kleding te dragen, voelde het of ik hem droeg.

Links Comme des Garçons, Rechts Ralph Lauren

Natuurlijk deed ik ook kleding weg. Niet alles. In de kast hangt nog een ribfluwelen colbert van Comme des Garçons. Gekocht in de herfst van 1987 bij Reflections in de P.C. Hooftstraat. Bram heeft het veel gedragen, ik draag het nooit, maar wegdoen gaat niet. Er zijn te veel goede herinneringen aan verbonden.

En dan zijn er nog sokken van hem in de la. De mooie, dure, Japanse sokken die ik in Parijs voor hem kocht en waar hij dol op was. Ik heb ze per ongeluk een keer te heet gewassen waardoor ze uit model zijn. Ook die blijven in de la, net als andere sokken van hem. Ze liggen niet in de weg.

In een doos liggen zijn stropdassen, keurig opgerold. Ik draag geen stropdassen maar wegdoen gaat niet, want ze hoorden zo bij hem. ‘Met een stropdas, kun je je als man onderscheiden,’ zei hij altijd. ‘In mijn vak van binnenhuisarchitect vind ik het fijn om een das te dragen die wat doet.’ In de doos zitten schitterende exemplaren, onder andere van Vivienne Westwood, Missoni en een van Max Heijmans.

Heel zelden draag ik nog iets van hem. Dat blauwe overhemd van Ralph Lauren past me goed; ook dat donkerrode overshirt trek ik nog wel eens aan. Grappig vind ik het altijd als Jos dat blauwe vest of dat rode shirt aantrekt. Dan is het ondertussen door drie mannen gedragen.

Een trui van Bram draag ik sinds zijn dood elke winter. Het is de wol-met-zijde-trui van de Y’s collectie van Yohji Yamamoto. Bram kocht hem een paar jaar voor zijn dood bij De Spin in Deventer en hij heeft hem veel gedragen. Indertijd niet goedkoop, maar na al die jaren nog goed. Over duurzaamheid gesproken! De trui voelt ondertussen echt als mijn trui, ook omdat ik wat gaten zichtbaar heb hersteld.  Ik draag hem nu al langer dan Bram heeft gedaan. Dol op de winter ben ik niet, maar deze trui trek komende winter weer met plezier aan.

16. Meer geborduurde letters

Letters en borduren, daar  heb ik al jaren wat mee. In dit blog laat ik een aantal van mijn letterborduurwerken zien.

Samen met vier andere kunstenaars uit Deventer organiseerden we onder de naam ‘Tour de Cuisine’ theatrale avonden. We kookten voor honderd gasten en presenteerden het diner op een kunstzinnige manier. Voor de avond in 1990 was de Nederlandse identiteit het uitgangspunt; daarmee staken we ook de draak. We bliezen het Deventer ‘College der Smulpapen anno 1592’ nieuw leven in. Dit college heeft daadwerkelijk bestaan en was een groep die in 1592 het stadsbestuur bekritiseerde en bespotte. Ik borduurde op witte overhemden in rood-blauwe kruissteken het nieuwe logo van het college. We droegen een rood geverfde houten lepel als stropdas en geruite bakkersbroeken.

Op uitnodiging voor een tentoonstelling over handwerktechnieken in het toenmalige Tassenmuseum Hendrickje in Amstelveen borduurde ik samen met vriendin/kunstenaar Evelien Verkerk de ‘Tas van Dirk’ en een kleine versie met de naam ‘Dirkje’. Dagen kruissteken borduren in rood en roze en de streepjescode in zwart en wit DMC garen. Na de tentoonstelling werden de twee tassen aangekocht door de Firma van den Broek. In een speciaal daarvoor gemaakte vitrine hangen ze in de hal van het hoofdkantoor in Hoofddorp.

Grote tas: 174.520 kruissteken / ca. 440 uur borduren.
Kleine tas: 43.630 kruissteken / ca. 110 uur borduren.
Foto: Ewout Staartjes

Voor de begrafenis van mijn man Bram Borgo op 6 april 2013 borduurde ik samen met vriendinnen de letters STILTE in rood garen op meer dan honderd witte zakdoeken. Bram koos dit woord omdat hij zo naar de stilte verlangde. Boven het woord printte ik een foto van Bram, gemaakt door fotograaf Gerard Dubois. Bij binnenkomst in de aula kreeg iedereen een zakdoek aangereikt als herinnering aan die bijzondere man. 

Dichterscafé Eijlders in Amsterdam vroeg in 2014 aan een groep dichters om een gedicht van henzelf op een beeldende manier te presenteren. Jos van Hest was een van die dichters. Ik borduurde op twee witte herenoverhemden op het zakje ter hoogte van het hart met rood garen twee gedichten van Jos. Ze gingen niet alleen over onze relatie, maar ook over de handeling van het borduren. Ingelijst hebben de hemden daar een maand gehangen. We hadden ze vaak kunnen verkopen maar dat wilden we niet omdat het over ons ging en we elkaar pas kort daarvoor hadden leren kennen.

Een aantal malen organiseerden we bij ons thuis een diner voor tien gasten. We nodigden een groep vrienden uit die elkaar niet goed kennen. Champagne bij binnenkomst en daarna samen eten aan een lange en mooi gedekte tafel. Elkaar leren kennen en over het leven praten was het thema. Bij een van die diners maakte ik uit oude damasten tafellakens vrolijke servetten met de namen van de gasten erop geborduurd. Die werden ook gebruikt om de tafelschikking te maken waarbij de regel was: stellen uit elkaar. Natuurlijk mocht iedereen het eigen servet mee naar huis nemen. Zodra het weer kan, gaan we weer diners organiseren; niets is fijner dan met vrienden te eten aan een feestelijk gedekte tafel en zo het leven te vieren.

In Soest deden Jos en ik mee aan een tentoonstelling met miniaturen van 10 bij 10 cm als uitgangspunt. Ik borduurde in grijs garen op oude en wat versleten Franse zakdoeken een gedicht van Jos. De functie van de zakdoek en de tekst kwamen bij elkaar. Opgevouwen kwamen ze in een lijst. Ze hangen nu aan de wand in mijn werkkamer.

Twee geborduurde servetten kreeg schrijver/dichter Willem van Toorn voor zijn 80ste verjaardag van ons.  Een voor hem en de andere voor zijn vrouw Ineke Holzhaus. De tekst is van Jos en de feestletters zijn ook door hem bedacht; de omgekeerde N is een bewuste keuze. De servetten zijn gewoon te gebruiken, wassen op maximaal 95 graden. Ik weet niet of Willem en Ineke ze al gewassen hebben. Wel weet ik dat ze lang op hun tafel hebben gelegen en dat ze ervan genoten.

‘De Onschuldigen’ (2017)
Samen met Evelien Verkerk borduurde ik 120 witte zakdoeken met daarop de 420 plaatsnamen en data van aanslagen in de wereld sinds de aanslag op de Twin Towers. Zwart garen als symbool voor veel slachtoffers en verschillende tinten grijs voor minder slachtoffers. Het werk gaat over terrorisme, onschuld en troost en verdriet. De witte zakdoek is daar het symbool van. De tentoonstelling was een maand te zien in de HeArtgallery in Hengelo. We kregen er lovende en ontroerende reacties op.

Op 10 november 2017 trouwde ik met Jos in het geheim. Voor ons twee, de vier getuigen en de trouwambtenaar borduurde ik op ongebruikte Franse linnen zakdoeken uit de jaren vijftig de tekst ‘Altijd’. Niemand gebruikte die zakdoek want een aardige ambtenaar van de gemeente deelde papieren tissues uit toen de tranen vloeiden. 

Voor het diner ’s avonds in Esther’s Cookery waren er voor iedereen antieke Franse damasten servetten met de datum, onze namen, de naam voor wie het servet was, en de regel ‘Voor jouw Lieve Lippen’.

Een jaar later gaven we ons trouwfeest in het Het Rijk van de Keizer in Amsterdam. Alle gasten dachten dat we op die dag zouden trouwen. We hielpen ze op een hilarische manier uit die droom maar deden wel de ringenceremonie in het bijzijn van al onze vrienden. Daarna een groot diner voor meer dan honderd gasten. Voor ieder van hen borduurde ik in allerlei kleuren borduurgaren een servet met onze namen en datum. Ze lagen op hen te wachten op de mooi gedekte tafels. Aan het einde van de avond mocht iedereen het servet mee naar huis nemen als herinnering.

Ik houd van borduren en zeker ook van letters borduren. Maar het mooist vind ik om toepasselijke letters, woorden, regels te borduren die een verband aangaan met de functie van het textiel object: een hemd, een zakdoek, een servet.