69. Over rouw en troost

Afgelopen zondag zag ik in de Hoftuin achter het H’ART museum een kleine fototentoonstelling van fotograaf Margareta Svensson en theatermaker Chaja van Kollem. ‘Een Mozaïek van Verlorenen’ heet hun kunstproject.

Ze laten foto’s zien zijn die over verlies gaan. Portretten van achterblijvers die kleren dragen van dierbare overledenen.

Ymer en de jas van zijn vader

Een zoon in een jas van zijn vader, een vrouw die in het pyjamajasje van haar man slaapt, dochters die kleding van hun moeder dragen. Het raakte me omdat ik het herkende vanuit mijn eigen situatie.

Nadat we alles hadden bekeken, kocht Jos voor me in de winkel van het H’ART museum het mooi vormgegeven boek.  

Ik dacht na hoe ik omging met mijn eigen rouw, nu ruim tien jaar geleden. De eerste weken na het overlijden van Bram op 2 april 2013 droeg ik zijn overhemden (altijd effen Ralph Lauren button down) als ik sliep. Niet dat daar zijn geur in zat, ze hingen keurig gewassen en gestreken in de kast, maar het gaf me een gevoel dat hij dicht op mijn huid zat.

Voor de duidelijkheid, onze kleding was strikt gescheiden. Hij had zijn eigen ondergoed en ik het mijne. Hij droeg gekleurde sokken en ik altijd effen. Elkaars overhemden aantrekken was niet aan de orde. In de kast hadden we onze eigen stapel kleren.  

Toen ik weer ging werken, trok ik elke dag zijn kleurige sokken aan. Bijna altijd reageerden leerlingen erop. Ik droeg zijn ondergoed en af en toe een overhemd. Hij moest eens weten,  dacht ik vaak. Het voelde vertrouwd. In de klerenkast mengden zijn kleren zich met de mijne.

De binnenkant van mijn lievelingsjasje ging stuk; ik herstelde het met lapjes geknipt uit een aquablauw overhemd dat hij graag droeg. Dat jasje is nu tot op de draad versleten. Toch denk ik erover om het te herstellen aan de binnen- en buitenkant.

Na zijn overlijden lagen zijn brillen maanden op tafel uitgestald. Altijd zichtbaar. Het was een soort mausoleum geworden. Aan die tafel zitten ging niet meer. Pas nadat ik ze weg had gehaald, was er weer ruimte. Soms kan iets ook in de weg zitten.

Het overhemd dat hij droeg toen we elkaar ontmoetten, heb ik bewaard. In de weken na zijn dood borduurde ik er zinnen op uit mijn dagboek, regels over de eerste dagen dat we elkaar kenden. Na een paar zinnen bleef het overhemd liggen, tot ik het gebruikte bij een werkstuk over hem dat ik in de coronaperiode maakte.  

Kleding, je tweede huid. Door zijn kleding te dragen, voelde het of ik hem droeg.

Links Comme des Garçons, Rechts Ralph Lauren

Natuurlijk deed ik ook kleding weg. Niet alles. In de kast hangt nog een ribfluwelen colbert van Comme des Garçons. Gekocht in de herfst van 1987 bij Reflections in de P.C. Hooftstraat. Bram heeft het veel gedragen, ik draag het nooit, maar wegdoen gaat niet. Er zijn te veel goede herinneringen aan verbonden.

En dan zijn er nog sokken van hem in de la. De mooie, dure, Japanse sokken die ik in Parijs voor hem kocht en waar hij dol op was. Ik heb ze per ongeluk een keer te heet gewassen waardoor ze uit model zijn. Ook die blijven in de la, net als andere sokken van hem. Ze liggen niet in de weg.

In een doos liggen zijn stropdassen, keurig opgerold. Ik draag geen stropdassen maar wegdoen gaat niet, want ze hoorden zo bij hem. ‘Met een stropdas, kun je je als man onderscheiden,’ zei hij altijd. ‘In mijn vak van binnenhuisarchitect vind ik het fijn om een das te dragen die wat doet.’ In de doos zitten schitterende exemplaren, onder andere van Vivienne Westwood, Missoni en een van Max Heijmans.

Heel zelden draag ik nog iets van hem. Dat blauwe overhemd van Ralph Lauren past me goed; ook dat donkerrode overshirt trek ik nog wel eens aan. Grappig vind ik het altijd als Jos dat blauwe vest of dat rode shirt aantrekt. Dan is het ondertussen door drie mannen gedragen.

Een trui van Bram draag ik sinds zijn dood elke winter. Het is de wol-met-zijde-trui van de Y’s collectie van Yohji Yamamoto. Bram kocht hem een paar jaar voor zijn dood bij De Spin in Deventer en hij heeft hem veel gedragen. Indertijd niet goedkoop, maar na al die jaren nog goed. Over duurzaamheid gesproken! De trui voelt ondertussen echt als mijn trui, ook omdat ik wat gaten zichtbaar heb hersteld.  Ik draag hem nu al langer dan Bram heeft gedaan. Dol op de winter ben ik niet, maar deze trui trek komende winter weer met plezier aan.

27. Breien voor Sheltersuit

Over liefde en compassie

Op 10 februari 2022 kreeg ik via Instagram een bericht van Bas Timmer, oud-leerling van me uit Enschede, of ik hem wou bellen. Dat deed ik natuurlijk want Bas is de bedenker en oprichter van Sheltersuit: het label dat speciaal voor daklozen en vluchtelingen een wind- en waterdicht jack produceert met een optionele bevestiging voor een slaapzak. Alle informatie en achtergrond vind je op hun site.

Terug naar het telefoongesprek. Bas Timmer vertelde dat Sheltersuit ook een modelabel zou gaan worden ter ondersteuning van de Stichting Sheltersuit. Met de opbrengst van de modecollectie zou het belangrijke werk dat ze doen nog verder kunnen gaan. De presentatie en eerste modeshow zou op 4 maart plaatsvinden in Palais de Tokyo tijdens Paris Fashion Week. Hij en zijn team waren aan het werk met 21 looks en hij had er gebreide mutsen en polswarmers bij nodig. Grof gebreid en stevig.

Bas vroeg me of ik ook bivakmutsen kon breien: minimaal vier sets, maar liever wat meer zodat er keuze zou zijn, in uni en in twee kleuren. Zou ik dat willen doen?

Natuurlijk zei ik meteen ja. Het is geweldig als een vroegere student van je dit aan je vraagt. Bovendien vind ik Sheltersuit een belangwekkend project en daar wil ik graag aan meewerken.

Schets, garenkeuze, proefmodellen (gebreid in twee dagen) en dubbele draad op naald 12

Ik ging direct aan de slag, want er was tijdsdruk. Ruim een week had ik ervoor, want de mutsen en polswarmers moesten op tijd in Parijs zijn voor video en fotoshoot. Ik begon met garen zoeken en bestellen, schetsen maken en doormailen, telefonisch overleggen met Bas, breipennen van de juiste dikte zoeken. Het werd een weekend van proefmodellen breien. Ik vond ze niet goed, te gewoon en te braaf. Het idee van de bivakmuts viel af want die muts zag er te gesloten uit voor een open label.

Minderingen en het patroon opschrijven.

Dubbele draad in twee recht twee averecht op naald 12 gaf goed resultaat. Foto’s werden naar Parijs gemaild. Voortdurend overleg. Hele dagen en avonden was ik aan het breien.

Mutsen in uni en twee kleuren met polswarmers

Een serie van zeven mutsen in unikleuren, drie in twee kleuren en een serie specials in meerdere kleuren kwamen van de pennen, met bijpassende polswarmers. Ik verpakte alles zorgvuldig in dozen en stuurde het breiwerk naar Parijs.

Specials in meerdere kleuren.

Daar kwam het ruim op tijd aan. Bas en zijn team waren er blij mee, het was precies wat ze wilden, nog beter zelfs.

Links Bas en rechts Tony gemaakt tijdens de opnames voor de video

Natuurlijk werd ik uitgenodigd voor de show. In eerste instantie zou ik niet gaan, jammer maar er stonden andere zaken die dag op de agenda.

Foto’s via Bas gekregen met geheel rechts Shasho Ahmad

Tot het moment afgelopen woensdag dat ik weer een serie foto’s uit Parijs kreeg en ik een grote ontroering voelde.

Foto © Tony Dočekal voor Sheltersuit

Ik liet ze aan Jos zien die direct zei dat ik erheen moest en dat ik meteen een treinticket moest boeken. Dat deed ik en zo liep ik afgelopen vrijdag al om kwart voor tien ’s ochtends door Parijs.

Onderweg in de trein had ik nog tien Oekraïense harten gebreid, die ik kon weggeven tijdens de show (met dank aan Loret Karman die heel snel blauw en geel garen voor me had geverfd).

Om vier uur was de show in Palais de Tokyo. Tijdens het wachten om naar binnen te kunnen zag ik al wat modellen met mijn mutsen op. Ik liep door een gang met aan beide kanten opgestapelde rugzakken met daarin Sheltersuits. In de showruimte ook twee bergen Sheltersuits.

Rijen oude stoelen stonden er om heen. Ik mocht front row zitten.

De beroemde modejournaliste Suzy Menkes (met beroemde kuif) zat een paar stoelen van me vandaan. Ik had haar een gebreid hart willen geven maar dat is helaas niet gelukt.

Motto van het label Foto © Tony Dočekal voor Sheltersuit

Tussen Chanel, Dior en met ondersteuning van modehuis Chloé maakte modeontwerper en activist Bas Timmer op Paris Fashion Week zijn entree! Voor een publiek van  modejournalisten, stylisten, inkopers, vrienden en medewerkers werd het duurzame streetwearmerk Sheltersuit Label gepresenteerd aan de modewereld.

Alles gemaakt van geupcycelde materialen en overgebleven stoffen van Chloé. De opbrengst van het luxemerk Sheltersuit Label voor ‘the rich and the famous’ wordt gebruikt om anonieme daklozen en vluchtelingen warm te houden.

Foto’s ©Alex Pommier voor Sheltersuit

Aan het begin van de show klonken stemmen van daklozen door de ruimte. De modellen, die allemaal bij de Opera werken, hadden een krachtige en kleurrijke uitstraling.

Foto’s ©Alex Pommier voor Sheltersuit

Hun jassen, broeken en vesten zagen er levenslustig uit. Wat een energie heeft die kleding! Mijn mutsen dansten op de hoofden en de polswarmers spetterden van kleur.

Foto’s ©Alex Pommier voor Sheltersuit

Ik kreeg via Bas ook nog een prachtige serie foto’s van achter de schermen terwijl de modellen stonden te wachten om op te gaan.

Foto © Tony Dočekal voor Sheltersuit

Aan het einde van de show hield Bas Timmer een kleine toespraak; hij droeg mijn gebreide Oekraïnehart. Trots ben ik op hem en zijn team; zonder Shasho, Tony en al die andere medewerkers was het in zo’n korte tijd niet gelukt.

Bas en ik na de tweede show. Foto: Sonna Krom
Sterke modellen in een sterke eerste collectie

Achter de schermen waren er hapjes, drank, vrolijke modellen, familie van Bas en medewerkers van Sheltersuit. Dat project zat al in mijn hoofd en hart, maar nu nog meer.

Foto: Sonna Krom

Later zag ik de video waarin de mutsen ook een grote rol spelen.

Het lookbook met de hele collectie staat ondertussen ook op de site.

Foto © Tony Dočekal voor Sheltersuit

Op je 63ste je breidebuut maken in Parijs is niet voor iedereen weggelegd en dan nog wel bij dit merk. Ik ben er intens blij mee.

14. Eilandvrouwen van Kihnu en Manija

Een paar weken geleden zag ik op Facebook een filmpje over het fotoboek ‘Big Heart, Strong Hands’ van de Noorse fotografe Anne Helene Gjelstad.  Ze fotografeerde vanaf 2008 elf jaar lang 35 oude vrouwen op de Estlandse eilanden Kihnu en Manija. Een paar daarvan zijn nog in leven. Vrouwen die hard werken terwijl hun mannen vaak afwezig zijn door werk op zee of het vaste land. Een matriarchaat zou je het kunnen noemen. Vrouwen die op het eiland zijn geboren en getogen en daar zijn blijven wonen. Opvoeden, koken, kleren maken, repareren, land bewerken, dieren verzorgen – dat is hun leven. Sterke vrouwen die niet gewend zijn om veel te praten over hun innerlijk. Hard werken hoort erbij en daar zeur je niet over. Cultuur en traditie respecteer je en houd je in ere. Zo doen ze dat daar en zo doen ze dat al heel lang. Via de Engelse uitgever Dewi Lewis Publishing kwam het boek bij mij thuis.

Sauendi Mann 2010 © Anne Helene Gjelstad

Op de voorkant, gedrukt op stof, een portret van Sauendi Mann. Ze lijkt je aan te kijken, maar kijkt ook van je af. Oude handen leunen op een stok, een hoofddoek met bloemen. In het boek lees je dat haar leven grote tragedies kende. Op de achterkant breit Lohu Ella geconcentreerd een traditionele want. Twee foto’s die een wereld laten zien die ik niet ken. Wie zijn ze en wat gaan ze me vertellen?

Tilli Alma 2008 © Anne Helene Gjelstad

Toen ik het boek had bekeken en gelezen, zocht ik contact met Anne Helene Gjelstad om haar te vertellen dat ik een artikel over haar boek wilde schrijven en dat ik graag wat foto’s wou gebruiken. Ik kreeg direct een positief antwoord en ze stuurde me foto’s. We mailden heen en weer en zo kreeg ik ook contact met Maie Aav, de directrice van het Kihnu museum. Aan haar vroeg ik of er oude foto’s in het museum waren waarop textiel en het gebruik ervan goed te zien waren. Een serie wonderschone foto’s belandden in mijn mailbox.

Nu weet ik wel iets van textiel uit Estland omdat ik boeken over traditionele breisels heb. Onder andere het beroemde boek ‘Kindakirjad’ van Kihnu Roosi met traditionele patronen voor wanten en handschoenen.

Kihnu Roosi kindakirjad (2008)© Rosaali Karjam

Ook breide ik ooit traditionele Estlandse kanten shawls en las ik over de achtergrond ervan. Het boek van Anne Helene Gjelstad vulde mijn kennis aan.

Lehe Square Shawl – patroon Nancy Bush uit Knitted Lace of Estonia gebreid in 2011

Op Kihnu en Manija wordt nog dagelijks dracht gedragen; de traditie blijft er leven. De vrouwen maken hun kleren met de hand, van begin tot eind. Ze scheren hun schapen en spinnen de wol. Ze weven lappen stof voor kleding en breien sokken voor de hele familie.

Lohu 2008 © Anne Helene Gjelstad

De winter is de tijd om aan textiel te werken. Je breit niet alleen voor persoonlijk gebruik, maar ook voor de verkoop om wat extra geld te verdienen.

Lohu Ella © Anne Helene Gjelstad

Op heel dunne breinaalden breien de vrouwen met dun gesponnen witte wol hun lange kousen vol ingewikkelde patronen. Die allerzachtste wol hiervoor komt van de ruggen van lammeren die in de lente worden geschoren.  De vrouwen doen er een paar weken over om een paar te breien. ’s Winters dragen ze kousen over elkaar heen om warm te blijven. Om te zorgen dat ze niet afzakken, knopen ze aan de bovenkant een zelf geweven band.

Vrouwen en meisjes begin 20ste eeuw. Op de eerste rij wordt gebreid.© Kihnu Museum

Wanten breien van zachte lamswol staat ook op het winterbreiprogramma. Licht garen als basis waar met donker garen grafische patronen vol betekenis en symboliek ingebreid worden, vaak met wat kleur in de manchet.

Handschoen met patroon, Kihnu Roosi, Kindakirjad (2008)© Rosaali Karjam

De oude patronen gaan over van moeder op dochter. In de loop van de jaren zijn er natuurlijk patronen bijgekomen. Door het inbreien ontstaat er een dubbele laag wol die extra warmte geeft. In het boek van Kihnu Roosi staan schitterende voorbeelden met patronen om na te breien.

Bruiloft op Kihnu, begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Als je trouwde, was het de gewoonte om alle gasten een cadeau te geven dat je voor hen had gemaakt. Op de bruiloft kregen de belangrijkste vrouwen gebreide kousen vol ingewikkelde, kleurrijke patronen. De andere gasten ontvingen sokken, handschoenen, wanten of geweven riemen; die waren sneller klaar. In een paar uur tijd gaf je alles weg wat je had gemaakt in al die winters.  Je jeugd was voorbij, je was een volwassen, getrouwde vrouw geworden.

Mõisa Mann 2008 © Anne Helene Gjelstad

Hoe bijzonder moet het zijn om fraaie handschoenen te krijgen die met aandacht zijn gebreid. Als je ze draagt, denk je weer aan die prachtige bruiloft. Een herinnering in liefdevolle steken.

Aia Mann 2008 © Anne Helene Gjelstad

Zoals overal veranderde er ook op deze twee geïsoleerde eilanden het een en ander. De zeevarende echtgenoten kochten voor hun vrouwen in de havens van Riga en Sint Petersburg kleurrijke zakdoeken, garens en met rozen bedrukte stof. De cadeaus werden bij thuiskomst met veel enthousiasme uitgepakt. De kleding van de eilandvrouwen veranderde van kleur. Tot het begin van de 20ste eeuw werden wol en linnen plantaardig geverfd. De opkomst van chemische verfstoffen zorgde voor een verandering van het zachtere kleurbeeld naar fel geel, hard blauw en spetterend rood.

Twee traditionele gestreepte rokken, Sauendi 2010 © Anne Helene Gjelstad

Twee kleuren zijn belangrijk in de kleding om de symboliek die er achter zit. Rood is de kleur van de jeugd, van geluk en vrolijkheid. Blauw verwijst naar verdriet en rouw, zoals het bijvoorbeeld in Staphorst ook een rouwkleur is. Geel en groen zijn accentkleuren. Zwart en wit zijn de natuurlijke kleuren van schapen en die tinten passen prachtig bij de bovengenoemde vier kleuren.

De kört in allerlei kleuren © Kihnu Museum

Al deze kleuren zijn terug te vinden in de kört: de gestreepte, wollen rok die de vrouwen dagelijks dragen. Rokken die niet aan mode onderhevig zijn en een leven lang meegaan. Een kört vertelt het verhaal van de draagster. De stof wordt in de winter geweven op oude weefgetouwen.

Lohu Ella 2008 © Anne Helene Gjelstad

Hoe meer rokken je had hoe rijker je was. Minimaal vijf moest je er wel hebben, twintig is beter.

Tika Mann 2013 © Anne Helene Gjelstad

De rode rand aan de onderkant beschermt je tegen het kwaad en zorgt ervoor dat de rok aan de onderkant niet kapot gaat. Aan de hoofdkleur van de rokken zie je hoe de draagster zicht voelt. Rood als ze jong en zonder zorgen is, zwart voor zware rouw over een familielid, blauw na de dood van een iets verder afstaand familielid en rood met strepen wanneer zes jaren rouw voorbij zijn.

Kihnu vrouwen begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Als je de foto’s uit het boek van Anne Helene Gjelstad bekijkt en ze vergelijkt met de oude foto’s uit het museum valt op dat er weinig is veranderd. Dezelfde rokken worden nog steeds gedragen met daarbij het wollen Kihnu Jakk en om het hoofd een hoofddoek.

Jongen mannen en vrouwen, Kihnu begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Weinig jonge vrouwen zullen die kleding nog dagelijks willen dragen, hoogstens op een traditioneel feest. Dat lijkt me begrijpelijk, maar nog steeds zijn er vrouwen die vanuit hun traditie en liefde voor dit soort kleding ervoor kiezen om die elke dag met trots te dragen. Bewonderenswaardig!

Het boek van Anne Helene Gjelstad bracht me in contact met deze vrouwen op eilanden waar de tijd lijkt stil te staan. In de persoonlijke verhalen van deze sterke vrouwen klinken veel droevige herinneringen door.

Järsumäe Virve vertelt over de Russische bezetting en een grote groep soldaten in hun huis die ook moesten eten van het weinige dat er was. Over een Russische officier die haar moeder op kerstavond dreigde dood te schieten. Hij deed het uiteindelijk niet, maar het gevaar zorgde wel voor een groot trauma.

De echtgenoot en de zoon van Tiidu Mari overleden een week na elkaar in maart 1995. Op 25 juli van dat jaar ging hun huis in vlammen op. Toch is Tiidu een vrouw die van muziek en dansen houdt; de polka is haar favoriet.

Anne Helene Gjelstad ontmoette Sauendi Mann op de begraafplaats waar haar zoon ligt begraven. Tijdens de Russische overheersing moesten ze werken in het bos. Haar jonge zoon kwam om toen een boom op hem viel. Liever had zij er gelegen.

Lohu Ella, geboren in 1937, breit al vanaf haar vierde jaar. Ze vertelt over het Russische regime waar je je aan moest onderwerpen. Je mocht het Kihnu dialect niet meer spreken. Na de ineenstorting van het Russische rijk voelde ze zich bevrijd. Ze krijgt een pensioen, geniet van het maken van handwerken, die ze samen met haar dochter op hun boerderij verkoopt.

In het huis van Puli Anni 2009 © Anne Helene Gjelstad

Levens van gewone mensen die vol zitten met bijzondere verhalen die gehoord en gelezen moeten worden. Door de prachtige foto’s kom je in huizen en op plaatsen waar de tijd heeft stil gestaan. Je staat oog in oog met eilandvrouwen die je toelaten in hun levens. Dat is een reden om het boek aan te schaffen.

2. Zeeuws meisje #Vrijheid

Moet je als Zeeuws meisje geboren zijn in Zeeland? Kun je ook een Zeeuws meisje zijn als je geboren bent in Syrië en nu in Middelburg woont?

Het fotoboek Zeeuws Meisje #Vrijheid van fotograaf Rem van den Bosch en zijn team geeft hier antwoord op. In het boek worden 26 verschillende meisjes van 18 uiteenlopende nationaliteiten geportretteerd die allemaal in Zeeland wonen. Ze komen uit China, Curaçao, Filipijnen, Haïti, India, Indonesië, Irak, Jamaica, Java, Marokko, Molukken, Nederland, Rusland, Sardinië, Syrië, Suriname, Tibet en Turkije. Allen dragen de traditionele Walcherse dracht, de streekdracht van een voormalig eiland dat heftig door bombardementen werd getroffen in de Tweede Wereldoorlog.

Na de Tweede Wereldoorlog werden de Verenigde Naties opgericht met als doel om vrede, stabiliteit, rechtvaardigheid en welvaart in de wereld te brengen. De lidstaten beloofden zich in te zetten voor mensenrechten en ‘fundamentele vrijheden’. President Franklin D. Roosevelt formuleerde in 1941 de ‘Four Freedoms’: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijwaring van gebrek en vrijwaring van vrees. Sinds 1950 worden elk jaar de Four Freedoms Awards uitgereikt aan personen of organisaties die zich voor deze vrijheden sterk hebben gemaakt. De voorouders van Roosevelt waren afkomstig uit het Zeeuwse Oud-Vossemeer. Vanaf 1982 vindt de uitreiking, in samenwerking met de Roosevelt Foundation in Zeeland, daarom internationaal plaats: in de even jaren in Middelburg, in de oneven jaren in New York

De VN nam in 1948 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan.

In artikel 1 staat het volgende:

 Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.

Natuurlijk is dat een mooi uitgangspunt maar de werkelijkheid is helaas vaak anders. Meer dan vijftig miljoen kinderen zijn in deze tijd noodgedwongen op de vlucht voor oorlog, geweld, armoede of natuurrampen.

Waar je geboren wordt, is medebepalend zijn voor de rest van je leven. Voor Nederlandse kinderen  geldt de leerplicht. In veel andere landen is dat niet vanzelfsprekend. Meisjes mogen niet naar school, moeten helpen in het huishouden en worden op jonge leeftijd uitgehuwelijkt. Jongens gaan verplicht het leger in en moeten vechten tegen de vijand. Vluchten is vaak de enige mogelijkheid om een ander leven te krijgen. Maar vluchten heeft een prijs. Trauma’s worden geboren en die maken een goede ontwikkeling vaak onmogelijk. Het duurt jaren, soms een mensenleven lang, om ze te verwerken.

Maar er is ook hoop, altijd is er hoop. Kinderen zijn flexibel, hebben vaak een andere kijk op de wereld dan volwassenen en ze kunnen op andere oplossingen komen. Ze zijn niet cynisch en hebben (nog) het vertrouwen dat het anders kan.

In zijn schoolprojecten stimuleert Rem van den Bosch schoolkinderen op hun eigen woorden te komen die te maken hebben met vrijheid. Hij startte een project in de Internationale Schakel Klas (ISK) in Middelburg. In het boek staat een interview met Hajar (meisje, 17 jaar, afkomstig uit Idlib) en Mervan (jongen, 17 jaar, afkomstig uit Aleppo) uit Syrië die met hulp van Unicef als vluchtelingen naar Nederland kwamen en die hun opleiding aan de ISK hebben afgerond. Beiden hebben een heftige vlucht achter de rug vol gevaar, bedreiging en onzekerheid. Via een aantal AZC’s belandden ze met hun familie in Middelburg. Doorleren is voor beide belangrijk. Mervan leert door voor automonteur en Hajar gaat verder in de zorg.

In het boek Zeeuws Meisje #Vrijheid wordt een mooie koppeling gemaakt met de vreselijke geschiedenis die de 87-jarige Kees Platschorre uit Ellewoutsdijk als kind meemaakte tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er waren hevige gevechten uitgebroken tussen de Duitsers en de geallieerden die Zeeland bombardeerden, speciaal Ellewoutsdijk omdat de Duitsers daar de kerktoren gebruikten om de kust onder controle te houden. Het gezin Platschorre moest evacueren naar Driewegen, een dorp drie kilometer verderop. Daar zaten ze met twaalf mensen in een klein huisje, buiten klonk granaatvuur en explosies van bommen. Op 29 oktober 1944 kwam een granaat dwars door het dak; zijn moeder en twee zussen kwamen daarbij om. Kees Platschorre overleefde de aanval, net als zijn oudere zus en broer. Het oorlogsgeweld heeft diepe indruk op hem gemaakt; de gevolgen hebben zijn leven getekend. Herdenkingen zijn moeilijk voor hem omdat de beelden dan heftig terugkomen

Tijdens een les over het onderwerp Vrijheid hoorde fotograaf Rem van den Bosch de volgende zin: ‘Wij kennen al 75 jaar vrijheid, maar sommige kinderen kennen haar nog maar twee weken.’ Dat is een uitspraak die binnenkomt en je in een flits inzicht kan geven. In zijn werk verbindt Rem van den Bosch geschiedenis met actualiteit. Hij geeft het wonderschone traditionele textiel een politieke lading. Zonder drammerig te worden, gaat het hem hierbij, denk ik, ook om schoonheid, waarachtigheid en kracht.

Zeeuws Meisje #Vrijheid staat vol met prachtige meisjes die trots de Zeeuwse dracht dragen. Op hun hoofd een sterk gesteven bultmuts van broderie die gebruikelijk was voor meisjes in de tijd dat dracht nog dagelijks werd gedragen. Over hun rok een schort van Zeeuws schortenbont; een traditionele geweven stof met witte kettingdraden met zwarte en witte inslagdraden, in patroon geweven. Traditioneel waren de kleuren zwart-wit; het van origine Walcherse schortenbont werd voornamelijk gebruikt voor doordeweekse schorten.

Op de website van Het Geheugen vond ik een ansichtkaart uit circa 1905 waarop zes meisjes staan die niet vrolijk kijken. Jong Zeeland staat er onder. Hoe hun leven verder is geweest weet ik niet en zal ik ook niet te weten komen. Dat ze de beide Wereldoorlogen hebben meegemaakt is bijna zeker. Hun leven zal vast niet vol vrijheden zijn geweest. Misschien hebben ze de lager school doorlopen en moesten ze daarna werken om geld voor hun familie te verdienen. Net zoals mijn moeder dat moest na de lagere school.

De nieuwe Zeeuwse meisjes poseren ingetogen, met hier en daar een glimlach of een gevoel van trots. Ze houden geborduurde Engelse woorden in hun handen die tijdens lessen zijn geschreven.

Het is een positieve boodschap die ze uitdragen vol hoop.

Zeeuws Meisje is vrij, en heeft zin in de toekomst!

Links:

Foto’s Zeeuws Meisje #vrijheid Rem van den Bosch http://www.beeldinzeeland.nl/

Zeeuws Meisje op Facebook: https://www.facebook.com/Zeeuwsmeisjenu

Interview Kees Platschorre in de Volkskrant:https://www.volkskrant.nl/kijkverder/mijnbevrijding/v/driewegen/

Foto ansichtkaart Zeeuwse meisjes 1905 via: https://geheugen.delpher.nl/nl