49. Goud en zijde uit Oezbekistan (2)

Detail Suzani 19de eeuw

Na al die zalen in Institut du monde arabe met prachtige kledingstukken ging de tentoonstelling verder met Suzani; dat is Perzisch voor handwerk of borduurkunst.

Suzani 19de eeuw

Een suzani is een grote lap, vaak katoen, die met zijden garens werd geborduurd. Die lap werd vaak door een plaatselijk wever of door de huisvrouw zelf gemaakt. De weefbreedte was 25-50 centimeter. Als er een lange lap geweven was, werd hij in een aantal strips geknipt en die banen werden weer  los aan elkaar gezet met grove steken tot de afmeting van de uiteindelijke suzani. De tekenvrouw, de kalamkash, tekende er met zwarte inkt een patroon op.

Suzani, 19de eeuw

Daarna werd de lap weer uit elkaar gehaald en het borduren van de banen door een of meerdere vrouwen kon beginnen. Het zijden garen dat voor het borduren werd gebruikt, was al eerder gesponnen en daarna plantaardig geverfd. Als kleurstof dienden onder andere uienschillen, walnoten, moerbei, zoete kersen en henna.

Borduursel in kettingsteek; hier is de naad goed te zien

De kettingsteek is de meest voorkomende borduursteek voor dit soort borduursels. Men gebruikt er een gewone naald voor of een haaknaald. Je kunt het zien als een vorm van haken op stof waarbij de naald steeds door de stof prikt om de draad naar boven te halen. In dit filmpje zie je hoe dat gaat.

Als je HIER klikt kom je op de Ebay winkel van de familie uit de video.

Suzani 19de eeuw
Detail met naad

Alleen vrouwen borduurden suzani, in tegenstelling tot het goudborduren dat een mannenaangelegenheid was. Tegenwoordig zijn er ook mannen die dit ambacht beoefenen, maar van oudsher was het vrouwenwerk. Alle werkstukken gingen als een bruidsschat over van de ene generatie naar de volgende. De suzani werden gebruikt als wandkleden, bedspreien, gordijnen en gebedskleden. Ze waren decoratief en functioneel; ze zorgden ook voor harmonie in het huwelijk en het gezin.

Suzani stijl Samarkand, 19de eeuw
Detail, 19de eeuw

Globaal zijn er twee soorten stijlen van borduursels. In Samarkand werden veel lucht- en astrale elementen geborduurd; in Bukhara gaf men de voorkeur aan bloem- en plantmotieven uit de tuin van Eden.

Suzani stijl Bukhara, 19de eeuw
Detail, 19de eeuw

Hoe meer suzani’s je had, hoe rijker je was en hoe meer aanzien je daardoor kreeg. Bedenk erbij dat het een paar jaar kon duren voor een grote suzani af was.

Hoe modern ziet deze 20ste eeuwse Suzani er uit!

Het was overweldigend voor me om op de tentoonstelling deze 19 en 20ste-eeuwse kleden te zien hangen. Fascinerend om te bedenken dat de elke steek met de hand is gezet en dat uiteindelijk het wonderschone stuk textiel een functie in huis kreeg.

Suzani, Boukhara 19de eeuw

Hoe prachtig is om te zien dat elke vrouw een andere hand van borduren heeft. Dat wordt duidelijk zichtbaar als na het borduren twee banen stof weer aan elkaar zijn gezet.

De schoonheid van imperfectie!

Het dessin loopt door, soms heel precies, soms net niet. Soms hebben twee borduursters een net andere kleur garen gebruikt. Van die imperfectie gaat een grote schoonheid uit.

Suzani, 20ste eeuw 1950

Vanuit de zaal met suzani’s liep ik naar de ruimte met de tapijten; ook die spelen een grote rol in cultuur van Oezbekistan.

Detail geknoopt tapijt
Geweven tapijt vol symbolen

Er zijn vier verschillende vormen: geknoopt, geweven, geborduurd en gevilt.

Detail geborduurd tapijt
Gevilt tapijt

Naast de warmte die ze geven en de decoratie waarmee ze het huis versieren, zitten er in deze kleden ook eeuwenoude symbolen die huis en haard beschermen.

In de laatste ruimte van de expositie werd ik allereerst getrakteerd op schitterende sieraden. Traditioneel was het dat bij elke periode in een vrouwenleven verschillende sieraden hoorden. Hoe jonger je was, hoe uitbundiger de sieraden. Hoe meer sieraden je had, hoe meer status je kreeg.

De juwelen zijn gemaakt van zilver of een legering en ingelegd met halfedelstenen als koraal, parel of turkoois. Soms werd er ook gekleurd glas voor gebruikt.

Drie paranja’s stonden achter glas opgesteld: de Oezbeekse variant op de burqua. In de 19de eeuw waren moslimmeisjes en -vrouwen vanaf 10 jaar verplicht een paranja te dragen als ze naar buiten gingen. Hun hoofd ging schuil achter een sluier gemaakt van paardenhaar, de chachvan genoemd. De ‘jas zonder mouwen’ ging daarover heen zodat de vrouw geheel bedekt was. Hoe heftig moet het zijn geweest voor meisjes en vrouwen die niet aan de verplichting wilden voldoen en het toch moesten dragen.

Detail sluiting paranja

Natuurlijk waren de paranja’s op de expositie voor de hoge klasse, gemaakt van schitterend, glanzend brokaat geweven zijde en geborduurd met gouddraad. In de 20ste eeuw bleek dat vrouwen in stedelijke gebieden strenger waren in het dragen van de paranja dan vrouwen die in afgelegen gebieden woonden. Die gingen veel makkelijker om met de voorschriften. Paranja’s worden tegenwoordig niet meer gedragen.

De laatste zaal benam me even de adem: al die zijden en katoenen chapans in ikat en streepstoffen die daar hingen! Wat een rijkdom in kleur en dessin!

Schitterende voeringen en met geweven bandjes als afwerking. Hoe bijzonder moet het zijn geweest om door Samarkand te lopen en al die kleurrijke kleding tegen te komen op straat of op een feest bij de emir.

Ik heb er heel lang naar staan kijken.

Ikat, Atlas in het Oezbeeks, is een eeuwenoude techniek, oorspronkelijk afkomstig uit Indonesië. Via de zijderoute moet de techniek naar landen in Midden-Oosten zijn gekomen; ook in India is de techniek bekend en zelfs in Zuid-Amerika. Bij ikat-weven worden voor het weven begint delen van de kettingdraden en/of de inslagdraden afgebonden en daarna geverfd. Traditioneel met natuurlijke verfstoffen als indigo en granaatappel. In Oezbekistan worden alleen de kettingdraden geverfd en zijn de inslagdraden uni gekleurd. Tijdens het weven ontstaat het patroon op de stof.

Dit filmpje laat je het hele proces zien.

Naast de dure zijde-ikat en de nog duurdere zijde-fluweel-ikat werden en worden er ook ikat-weefsels in katoen gemaakt voor dagelijks gebruik. Katoen met zijde was ook een mogelijkheid.

Met deze techniek kunnen wonderschone, wervelende en complexe dessins worden geweven.

Een laatste blik op het schilderij At Shir-Dora van Nadezhda Kashima (1896-1977) uit 1928 voor ik de tentoonstelling uit liep.

Toen ik buiten stond en nog even naar de prachtige gevel van het instituut keek, had ik het gevoel dat ik in één middag een lange, aanlokkelijke en excellente textielreis door naar Oezbekistan had gemaakt. Wie weet kom ik er echt ooit in de toekomst.

36. Geweven werelden in Aubusson

Lang geleden, ik was begin twintig, volgde ik een weefcursus bij de Volksuniversiteit in Zutphen. Mevrouw Visser was de docent en van haar leerde ik de basisbeginselen over ketting en inslag, haspelen, kruislatten, inrijgen, en nog heel wat meer. Ik weefde met allerlei garens op een weefgetouw met vier schachten. Een zachte, wollen omslagdoek voor mijn moeder, katoen en linnen placemats in lila en blauwe ruiten, tafellopers in verschillende structuren en als klap op de vuurpijl een lap voor een jasje geweven van zelfgesponnen, witte wol. Mijn moeder moest dat jasje overigens in elkaar zetten, want een kledingstuk maken kon ik toen nog niet. Waar al die weefsels zijn gebleven, weet ik niet. Ik heb er niets meer van. Wel weet ik dat ik toen achter het weefgetouw erg  genoot.

Af en toe kijk ik op Marktplaats naar weefgetouwen en soms droom ik stiekem over zachte shawls weven in allerlei kleuren en structuren. Dagen daarmee bezig zijn en helemaal opgaan in het ritme van het kruisen van de draden met een mooie shawl als resultaat! Mijn vriendin Tiny Beunk weeft veel en haar prachtige weefsels verkoopt ze via haar Etsy shop.

Elke zomer als we in centraal Frankrijk zijn, gaan we een dag naar Aubusson in het departement Creuse.

Aubusson is eeuwenlang de stad van de weverijen geweest. Er zijn er nu nog een paar in werking; in het verleden was er een weverij op elke hoek.

Met versleten letters staan er nog fabrieksnamen op een paar gebouwen. De Manufacture Braquenié sloot in 1992 zijn deuren.

Op de muur van Manufacture Royale Saint-Jean, een nog werkende weverij en tevens museum, staat: In Aubusson laat wol de muren zingen.

Daarbinnen is er een wereld van wol in uiteenlopende kleuren, op strengen en klossen, op weg om ooit eens in een wandtapijt terecht te komen.

Wandtapijten vulden in het verleden wanden van kastelen en paleizen. Om indruk te maken en ook om de kou buiten en de warmte binnen te houden. Alleen rijke families konden het zich permitteren om zo’n wandtapijt te kopen. De wevers verdienden bijna niets. Ze werden uitgebuit, maakten lange dagen in de weverij, kregen het aan hun rug en andere mankementen. Tegenwoordig zijn de werkomstandigheden veel beter; de tapijten worden gemaakt voor musea en kunstliefhebbers. Soms wordt de computer gebruikt, maar in Aubusson gaat het voornamelijk handmatig. 

Gevel La Cité Internationale de la Tapisserie Aubusson

Om inzicht te krijgen in wat er komt kijken bij het weven van een wandtapijt ga je naar het kleurrijke, moderne gebouw van de Cité Internationale de la Tapisserie. Daar vind je alle informatie over weven. Van het spinnen en verven van de garens als start van het proces tot aan het resultaat.

 Vroeger gebruikten ze in Aubusson alleen wol van schapen uit de regio. Die wordt nog steeds gesponnen in de spinnerij van Fonty. Naast het gebruik van de natuurlijke tinten wordt het garen ook geverfd. Dat gebeurde eertijds met plantaardige verfstoffen als indigo en meekrap, nu met synthetische verf. Er worden tegenwoordig ook andere garens gebruikt zoals linnen en zijde.

In het museum zie je wat er bij het uitvoeren van het proces nodig is: het ontwerp, de schets, de kleur en keuze van de garens, de proefstalen en het uiteindelijke resultaat.

Daarnaast is het museum ook een centrum van onderzoek en restauratie, er worden ook nieuwe tapijten geweven.

Bijvoorbeeld het grote wandkleed ‘Le voyage de Chihiro’ naar aanleiding van een Japanse animatiefilm van de beroemde regisseur Hayao Miyazaki.

Een clip van de film Le voyage de Chihiro

In een ander deel van het museum kom je modern weefwerk tegen. Is dat een stuk blauw plastic dat daar hangt? Nee, natuurlijk niet. Het ontwerp van Marie Sirgue is geweven in Atelier A2 en heeft de titel Bleue (2016).

Zestien kleuren blauw zitten erin en de nestels zijn geborduurd met zilvergaren.

‘La Corde’ (2003) heet het werk van Mathieu Mercier. Even denk je dat er een sisaltouw tegen een zwarte wand hangt.

Van Jacques Lagrange hangt er het vrolijke, bijna bewegende wandkleed met de titel ‘Combat anachronique (1980).

‘After laughter comes tears’ (2021) van Romain Bernini laat een figuur zien omringd door kleurige vlekken.

Van dichtbij zie je hoe ongelofelijk veel kleuren er gebruikt zijn.

Dan, na al die prachtige moderne weefsels, loop je een grote ruimte in waar je de geschiedenis van wandtapijten te zien krijgt. Van de 15de tot de 20ste eeuw.

De ‘Millefleurs á la licorne’ uit 1480-1510 ontvangt je als eerste. Met verschillende bloemen op de achtergrond draagt de eenhoorn een rood wapenschild op zijn linker- en een helm op zijn rechterpoot.

Elk jaar raakt dit weefsel me en maak ik foto’s van de bloemen. Het origineel moet veel groter zijn geweest, gezien het feit dat de weefsels abrupt stoppen aan de zijkant.

Detail Pastor Fido (1860, Atelier de la Marche

Aan voeten zeventiende-eeuwse schoenen.

Op een tapijt uit de tweede helft van de 18de eeuw zie je medaillons vol romantische scenes, omlijst door spetterende bloemguirlandes.

Het absolute hoogtepunt voor mij is het reusachtig grote tapijt uit de 19de eeuw van een exotisch aangeklede olifant met daarop liggend een dame met een waaier.

Omgeven door een wereld vol vogels en bloemen neemt de olifant mij altijd mee naar een ongekende toverwereld.

Sonia Delaunay

Bij de Navel van van Jean Arp uit 1961 schreef Jos van Hest het volgende gedicht.

nombril

rondje van het begin
oog dat niet kan kijken
dichtgeknoopte toegang
slot voor altijd op slot
middelpunt van het lijf
eeuwige moederbinding
broche op de buik
medaille voor het leven

Het kleinood van 12,8 cm x 12,8 cm moest acht keer worden geweven voordat het een goede navel werd.

Victor Vasarely
Georges Braque
Le Corbusier

De afdeling van de 20ste eeuw laat weefsels zien ontworpen door bekende kunstenaars zoals Sonia Delaunay, Jean Arp, Le Corbusier, Victor Vasarely en Georges Braque, die zijn uitgevoerd in een weverij in Aubusson.

Natuurlijk hangt er ook werk van mijn favoriet Jean Lurçat. Zijn geweven werelden zijn rijk aan bloemen, vogels, sterren en manen en maken je altijd vrolijk.

Ooit, toen ik zijn kasteel en atelier had gezien in Saint-Cere, schreef ik er een artikel over in het Engels op een ander blog. Misschien moet ik het er in TextielLiefde nog eens uitgebreider over hebben.

Graag fotografeer ik in het museum in Aubusson details van tapijten.

Dat kunnen hoeden zijn of bloemen; afgelopen zomer waren het hoofden van mens en dier.

Detail 18de eeuws wandtapijt
Detail wandtapijt Jean Lurçat
Detail La Famille dans la Joyeuse Verdure (2013) ontworpen door Léo Chiachio
Le rencontre du cannibale et des carnassiers (1983), Daniel Riberzani

Het blijft heerlijk om met een specifieke blik rond te lopen en te kijken.

Elke zomer is er in het theater Jean Lurçat een speciale tentoonstelling georganiseerd door de Cite. Een aantal jaren geleden zag ik daar het indringende werk Ghost_Horseman_of_the_Apocalypse_in_Cairo_Egypt.jpg ontworpen door Clément Cogitore in 2019. Het laat een geweven filmshot zien van het protest in 2011 op het Tahirplein in Cairo. Op deze video zijn de originele beelden te zien.

Dit jaar, met het thema natuur zag ik zwarte kraaien vliegen over het tapijt van Pascal Haudressy  (1968-2021).

Ondertussen heb ik honderden foto’s van al die prachtige weefsels en de komende jaren zullen er nog wel een paar bij komen.

Project Tolkien (2008)

Nou vooruit dan, nog een paar om van te genieten.

Pierre Dubreuil, Les quatre saisons ou les âges de la vie (1941)
Dom Robert, Detail Les enfants de lumière (1941)
Antoine Marius Martin, Le Bouc (1941)
Detail Le Bouc
Elie Maingonat, detail L’automne (1947)
Diane de Bournazel, detail Bordure des Bois (2013)
Detail wandtapijt Picasso
Detail wandtapijt Dom Robert
Robert Delaunay

14. Eilandvrouwen van Kihnu en Manija

Een paar weken geleden zag ik op Facebook een filmpje over het fotoboek ‘Big Heart, Strong Hands’ van de Noorse fotografe Anne Helene Gjelstad.  Ze fotografeerde vanaf 2008 elf jaar lang 35 oude vrouwen op de Estlandse eilanden Kihnu en Manija. Een paar daarvan zijn nog in leven. Vrouwen die hard werken terwijl hun mannen vaak afwezig zijn door werk op zee of het vaste land. Een matriarchaat zou je het kunnen noemen. Vrouwen die op het eiland zijn geboren en getogen en daar zijn blijven wonen. Opvoeden, koken, kleren maken, repareren, land bewerken, dieren verzorgen – dat is hun leven. Sterke vrouwen die niet gewend zijn om veel te praten over hun innerlijk. Hard werken hoort erbij en daar zeur je niet over. Cultuur en traditie respecteer je en houd je in ere. Zo doen ze dat daar en zo doen ze dat al heel lang. Via de Engelse uitgever Dewi Lewis Publishing kwam het boek bij mij thuis.

Sauendi Mann 2010 © Anne Helene Gjelstad

Op de voorkant, gedrukt op stof, een portret van Sauendi Mann. Ze lijkt je aan te kijken, maar kijkt ook van je af. Oude handen leunen op een stok, een hoofddoek met bloemen. In het boek lees je dat haar leven grote tragedies kende. Op de achterkant breit Lohu Ella geconcentreerd een traditionele want. Twee foto’s die een wereld laten zien die ik niet ken. Wie zijn ze en wat gaan ze me vertellen?

Tilli Alma 2008 © Anne Helene Gjelstad

Toen ik het boek had bekeken en gelezen, zocht ik contact met Anne Helene Gjelstad om haar te vertellen dat ik een artikel over haar boek wilde schrijven en dat ik graag wat foto’s wou gebruiken. Ik kreeg direct een positief antwoord en ze stuurde me foto’s. We mailden heen en weer en zo kreeg ik ook contact met Maie Aav, de directrice van het Kihnu museum. Aan haar vroeg ik of er oude foto’s in het museum waren waarop textiel en het gebruik ervan goed te zien waren. Een serie wonderschone foto’s belandden in mijn mailbox.

Nu weet ik wel iets van textiel uit Estland omdat ik boeken over traditionele breisels heb. Onder andere het beroemde boek ‘Kindakirjad’ van Kihnu Roosi met traditionele patronen voor wanten en handschoenen.

Kihnu Roosi kindakirjad (2008)© Rosaali Karjam

Ook breide ik ooit traditionele Estlandse kanten shawls en las ik over de achtergrond ervan. Het boek van Anne Helene Gjelstad vulde mijn kennis aan.

Lehe Square Shawl – patroon Nancy Bush uit Knitted Lace of Estonia gebreid in 2011

Op Kihnu en Manija wordt nog dagelijks dracht gedragen; de traditie blijft er leven. De vrouwen maken hun kleren met de hand, van begin tot eind. Ze scheren hun schapen en spinnen de wol. Ze weven lappen stof voor kleding en breien sokken voor de hele familie.

Lohu 2008 © Anne Helene Gjelstad

De winter is de tijd om aan textiel te werken. Je breit niet alleen voor persoonlijk gebruik, maar ook voor de verkoop om wat extra geld te verdienen.

Lohu Ella © Anne Helene Gjelstad

Op heel dunne breinaalden breien de vrouwen met dun gesponnen witte wol hun lange kousen vol ingewikkelde patronen. Die allerzachtste wol hiervoor komt van de ruggen van lammeren die in de lente worden geschoren.  De vrouwen doen er een paar weken over om een paar te breien. ’s Winters dragen ze kousen over elkaar heen om warm te blijven. Om te zorgen dat ze niet afzakken, knopen ze aan de bovenkant een zelf geweven band.

Vrouwen en meisjes begin 20ste eeuw. Op de eerste rij wordt gebreid.© Kihnu Museum

Wanten breien van zachte lamswol staat ook op het winterbreiprogramma. Licht garen als basis waar met donker garen grafische patronen vol betekenis en symboliek ingebreid worden, vaak met wat kleur in de manchet.

Handschoen met patroon, Kihnu Roosi, Kindakirjad (2008)© Rosaali Karjam

De oude patronen gaan over van moeder op dochter. In de loop van de jaren zijn er natuurlijk patronen bijgekomen. Door het inbreien ontstaat er een dubbele laag wol die extra warmte geeft. In het boek van Kihnu Roosi staan schitterende voorbeelden met patronen om na te breien.

Bruiloft op Kihnu, begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Als je trouwde, was het de gewoonte om alle gasten een cadeau te geven dat je voor hen had gemaakt. Op de bruiloft kregen de belangrijkste vrouwen gebreide kousen vol ingewikkelde, kleurrijke patronen. De andere gasten ontvingen sokken, handschoenen, wanten of geweven riemen; die waren sneller klaar. In een paar uur tijd gaf je alles weg wat je had gemaakt in al die winters.  Je jeugd was voorbij, je was een volwassen, getrouwde vrouw geworden.

Mõisa Mann 2008 © Anne Helene Gjelstad

Hoe bijzonder moet het zijn om fraaie handschoenen te krijgen die met aandacht zijn gebreid. Als je ze draagt, denk je weer aan die prachtige bruiloft. Een herinnering in liefdevolle steken.

Aia Mann 2008 © Anne Helene Gjelstad

Zoals overal veranderde er ook op deze twee geïsoleerde eilanden het een en ander. De zeevarende echtgenoten kochten voor hun vrouwen in de havens van Riga en Sint Petersburg kleurrijke zakdoeken, garens en met rozen bedrukte stof. De cadeaus werden bij thuiskomst met veel enthousiasme uitgepakt. De kleding van de eilandvrouwen veranderde van kleur. Tot het begin van de 20ste eeuw werden wol en linnen plantaardig geverfd. De opkomst van chemische verfstoffen zorgde voor een verandering van het zachtere kleurbeeld naar fel geel, hard blauw en spetterend rood.

Twee traditionele gestreepte rokken, Sauendi 2010 © Anne Helene Gjelstad

Twee kleuren zijn belangrijk in de kleding om de symboliek die er achter zit. Rood is de kleur van de jeugd, van geluk en vrolijkheid. Blauw verwijst naar verdriet en rouw, zoals het bijvoorbeeld in Staphorst ook een rouwkleur is. Geel en groen zijn accentkleuren. Zwart en wit zijn de natuurlijke kleuren van schapen en die tinten passen prachtig bij de bovengenoemde vier kleuren.

De kört in allerlei kleuren © Kihnu Museum

Al deze kleuren zijn terug te vinden in de kört: de gestreepte, wollen rok die de vrouwen dagelijks dragen. Rokken die niet aan mode onderhevig zijn en een leven lang meegaan. Een kört vertelt het verhaal van de draagster. De stof wordt in de winter geweven op oude weefgetouwen.

Lohu Ella 2008 © Anne Helene Gjelstad

Hoe meer rokken je had hoe rijker je was. Minimaal vijf moest je er wel hebben, twintig is beter.

Tika Mann 2013 © Anne Helene Gjelstad

De rode rand aan de onderkant beschermt je tegen het kwaad en zorgt ervoor dat de rok aan de onderkant niet kapot gaat. Aan de hoofdkleur van de rokken zie je hoe de draagster zicht voelt. Rood als ze jong en zonder zorgen is, zwart voor zware rouw over een familielid, blauw na de dood van een iets verder afstaand familielid en rood met strepen wanneer zes jaren rouw voorbij zijn.

Kihnu vrouwen begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Als je de foto’s uit het boek van Anne Helene Gjelstad bekijkt en ze vergelijkt met de oude foto’s uit het museum valt op dat er weinig is veranderd. Dezelfde rokken worden nog steeds gedragen met daarbij het wollen Kihnu Jakk en om het hoofd een hoofddoek.

Jongen mannen en vrouwen, Kihnu begin 20ste eeuw © Kihnu Museum

Weinig jonge vrouwen zullen die kleding nog dagelijks willen dragen, hoogstens op een traditioneel feest. Dat lijkt me begrijpelijk, maar nog steeds zijn er vrouwen die vanuit hun traditie en liefde voor dit soort kleding ervoor kiezen om die elke dag met trots te dragen. Bewonderenswaardig!

Het boek van Anne Helene Gjelstad bracht me in contact met deze vrouwen op eilanden waar de tijd lijkt stil te staan. In de persoonlijke verhalen van deze sterke vrouwen klinken veel droevige herinneringen door.

Järsumäe Virve vertelt over de Russische bezetting en een grote groep soldaten in hun huis die ook moesten eten van het weinige dat er was. Over een Russische officier die haar moeder op kerstavond dreigde dood te schieten. Hij deed het uiteindelijk niet, maar het gevaar zorgde wel voor een groot trauma.

De echtgenoot en de zoon van Tiidu Mari overleden een week na elkaar in maart 1995. Op 25 juli van dat jaar ging hun huis in vlammen op. Toch is Tiidu een vrouw die van muziek en dansen houdt; de polka is haar favoriet.

Anne Helene Gjelstad ontmoette Sauendi Mann op de begraafplaats waar haar zoon ligt begraven. Tijdens de Russische overheersing moesten ze werken in het bos. Haar jonge zoon kwam om toen een boom op hem viel. Liever had zij er gelegen.

Lohu Ella, geboren in 1937, breit al vanaf haar vierde jaar. Ze vertelt over het Russische regime waar je je aan moest onderwerpen. Je mocht het Kihnu dialect niet meer spreken. Na de ineenstorting van het Russische rijk voelde ze zich bevrijd. Ze krijgt een pensioen, geniet van het maken van handwerken, die ze samen met haar dochter op hun boerderij verkoopt.

In het huis van Puli Anni 2009 © Anne Helene Gjelstad

Levens van gewone mensen die vol zitten met bijzondere verhalen die gehoord en gelezen moeten worden. Door de prachtige foto’s kom je in huizen en op plaatsen waar de tijd heeft stil gestaan. Je staat oog in oog met eilandvrouwen die je toelaten in hun levens. Dat is een reden om het boek aan te schaffen.

4. Het Paapje, Wim van der Doef en Tonny Hollanders

Onlangs overleed een dierbare vriendin van ons. We werden betrokken bij de begrafenis en bij het opruimen van haar huis. Tonny Hollanders was een bijzondere vrouw die naast liefde voor poëzie een grote passie voor textiel had. Dat was het onderwerp waar wij veel en vaak over spraken. Bij het opruimen van haar huis kreeg ik van haar geliefde de opdracht om alle stoffen die ik mooi vond mee te nemen. ‘Tonny zou dat zo gewild hebben want die liefde deelden jullie.’

Alle stoffen zaten keurig verpakt in dozen en op een daarvan stonden de namen Wim van der Doef en Paapje. De dozen gingen mee naar huis waar ik ze uitpakte, de stoffen goed bekeek en plannen maakte om er in de toekomst iets mee te gaan doen.

De namen Wim van der Doef en Paapje kende ik uit de tijd dat er nog kunstnijverheidswinkels bestonden. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werden in dat soort winkels artistieke,  vaak handgemaakte producten te koop aangeboden: een uitgebreid arsenaal dat zowel met ambacht als met kunst te maken had. Ook deze kleurrijke stoffen kon je er kopen. Ze hadden iets kunstzinnigs en bijzonders en ze werden gekocht door vrouwen die hun eigen kleding maakten: eenvoudig van vorm zodat de stof goed uitkwam. De stof was prijzig, van goede kwaliteit en had een tijdloos karakter. Zelf kende ik niemand die kleding maakte van deze stoffen. Af en toe zag ik er een vrouw in lopen en dat herkende ik meteen.

Paapje stof

Van Tonny erfde ik ook een aantal jaargangen ‘Handwerken zonder grenzen’. In nummer 2 uit 1990 staat een groot artikel over de geschiedenis van Paapje, geschreven door Henriette Beukers en Els Stapersma.

Christiaan de Moor (1930)Portret van Hans Polak, oprichter van Weverij Paapje in 1930. Paapje was gelegen aan de Papelaan in Voorschoten. Het schilderij hing bij Paapje boven de tafel waarop de geweven kleden werden afgewerkt. Vandaar onderaan het schilderij gaten van stopnaalden, daar vastgeprikt om ze bij de hand te hebben. Collectie Textielmuseum Tilburg
Ontwerp Karel Appel 1953, collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Het bedrijf is in 1930 opgericht door Hans Polak (1884-1969) als een handweverij en -knoperij aan de Papelaan in Voorschoten. Dat zorgde ook meteen voor de naam van het merk. In 1937 werd begonnen met het hand bedrukken van stof. Hans Polak kwam uit een Rotterdamse familie van textielhandelaren. Hij had een groot kunstzinnig talent en was bevriend met een kunstenaars als Karel Appel en Kees Andres en architecten als W.M. Dudok en J.J.P. Oud. Door hen werden ontwerpen gemaakt die onder de naam Paapje werden uitgevoerd.

Divankleed (1938) Ontwerp Bas van Pelt, uitgevoerd door Paapje, collectie Textielmuseum Tilburg

Vanaf het begin werden de stoffen  onder andere bij Metz & Co en Bas van Pelt in Amsterdam en Den Haag verkocht. De prijs was hoog, daardoor was de klantenkring beperkt en bleef het uitgangspunt exclusiviteit gewaarborgd. Stof van Het Paapje was geschikt voor het interieur: voor gordijnen, bekleding van stoelen en banken, voor lampenkappen en kussenhoezen. Later werd dit aanbod uitgebreid met stoffen om kleding mee te maken. Stoffen die bedrukt werden waren o.a katoen, linnen en zijde.

Klaas van Biezen (2014)

Vanaf 1948 was Klaas van Biezen de belangrijkste ontwerper. Tot zijn pensionering heeft hij ongeveer 1400 ontwerpen gemaakt, vaak met dier- en plantmotieven. In 1965 ontwierp hij vogelmotief Gonnie. Daarvan trof ik in de doos van Tonny een klein deel in blauwe en bruine tinten. Dit ontwerp wordt nog steeds gedrukt. Op de website van Paapje is een zijden deken te zien met dit motief.

Dessin: Gonnie

Bij een brand in 1958 bij Paapje in Voorschoten ging de hele drukkerij verloren, maar het bedrijf ging door. Na een aantal wisselingen van directeuren sloot, in 1984, het bedrijf in Voorschoten de deuren. De stofdrukafdeling verhuisde naar Oldenzaal waar Brenda Punt doorging met het drukken van stoffen met de originele dessins en met haar eigen dessins.

Ondertussen is in 2009 Paapje overgedaan aan Carolien Huizinga die volgens de website vol enthousiasme bezig is om het merk een vernieuwing te geven zodat het weer kan meedoen in de kleding- en interieurwereld. Het nieuwe logo van de vogel Paapje vind ik van een grote vrolijkheid.

Maar hoe het nu gaat is onduidelijk. Op de website is te lezen dat je kunt bestellen, maar hoe en wat is onduidelijk. Op de Facebookpagina is al lang niks meer geplaatst. Ik las een artikel van een aantal jaren geleden dat ze vanuit haar woonplaats werkt met foto’s van kledingstukken die ze ontwierp in Paapjestoffen. Zag dat originele zeefdrukramen een aantal jaren geleden te koop waren in een winkel in Arnhem en waarvan er nu een op Marktplaats staat voor €395,-

Of het vrolijke Paapje vogeltje nog vliegt kom ik misschien nog te weten omdat ik contact heb gezocht met het bedrijf. Tot nu toe helaas niks gehoord.

Gisteren (26-01-2021) kreeg ik van Carolien Huizinga antwoord op mijn mail: Paapje bestaat nog! De oude motieven kunnen nog steeds worden gedrukt, wel in een andere techniek, en ik werk ook aan nieuwe motieven. De stoffen worden in opdracht gedrukt, op natuurlijke, biologische materialen, vaak voor gordijnstoffen, maar ook voor kledingstoffen. Ik heb dus geen voorraad en verkoop momenteel ook niet via winkels.

Het vrolijke Paapje vliegt dus nog en is springlevend

Ontwerp Wim van der Doef

Bij mij thuis staan nu die dozen van Tonny met kleine en grotere lappen handdrukstoffen. Niet alleen van Het Paapje maar ook van Wim van der Doef, die wat abstractere dessins ontwierp, ook handmatig gedrukt. De lappen zijn te klein om er bijvoorbeeld een overhemd van te maken, maar een eenvoudige quilt kan wel met kleuren die mooi op elkaar in werken. Daarom snijd ik nu repen van acht centimeter breed die ik willekeurig aan elkaar zet met de naaimachine. Lijkt me een mooie ode aan Tonny, Het Paapje en Wim van der Doef, drie partijen die alle drie zorgden voor textielschoonheid in de wereld.

(Mocht een lezer van dit blog nu opeens denken dat hij of zij nog wat lappen of lapjes  heeft liggen die niet gebruikt worden, dan houd ik me aanbevolen!)

Links:

Paapje stoffen: http://www.paapje.nl/

Artikel Paapje Libelle: https://docplayer.nl/10875670-Mooi-tijdloos-libelle-balance.html

Paapje op Facebook: https://www.facebook.com/Paapje-227170790769543/

Wim van der Doef via Handzeefdrukkerij Vlinder: https://www.vlinderzeefdruk.nl/

Textielmuseum Tilburg: https://www.textielmuseum.nl/